blog placeholder

De aansprakelijkheid van de meerdere voor misdrijven begaan door zijn ondergeschikten is na de Tweede Wereldoorlog aan grote ontwikkelingen en veranderingen onderhevig geweest. Vooral het Joegoslavië-tribunaal heeft veel aan die ontwikkeling toegevoegd. Vervolgens heeft het Internationaal Strafhof de lijn van het ICTY overgenomen en verder ontwikkeld in artikel 28 Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. Maar hoe verhouden die ontwikkelingen van artikel 28 ICC Statuut zich tot de lijn van het ICTY? De vraag die daarom in dit artikel centraal staat is de volgende:

Hoe verhoudt artikel 28 ICC Statuut zich tot het concept van ‘command responsibility’ volgens het ICTY?

In het navolgende zal niet in worden gegaan op de geschiedenis van de doctrine van ‘command responsibility’, omdat dit buiten het bereik van deze paper valt. Voor een overzicht van de geschiedenis wordt verwezen naar de literatuur.

Als eerste zullen de vereisten voor ‘command responsibility’ behandeld worden, waarna deze vereisten achtereenvolgens bekeken worden in het licht van het ICTY en artikel 28 ICC Statuut. Vervolgens zal er een conclusie gegeven worden waarbij antwoord wordt gegeven op de probleemstelling.

Inhoudsopgave

 

1. Inleiding

2. De vereisten voor ‘command resposibility’

3. ‘Command responsibility’ volgens het ICTY

   3.1 Functioneel aspect

   3.2 Cognitief aspect

   3.3 Operationeel aspect

4. ‘Command responsibility’ volgens artikel 28 ICC Statuut

   4.1 Functioneel aspect

   4.2 Cognitief aspect

   4.3 Operationeel aspect

5. Conclusie

Bibliografie

 

1. Inleiding

 

De aansprakelijkheid van de meerdere voor misdrijven begaan door zijn ondergeschikten is na de Tweede Wereldoorlog aan grote ontwikkelingen en veranderingen onderhevig geweest. Vooral het Joegoslavië-tribunaal[1] heeft veel aan die ontwikkeling toegevoegd. Vervolgens heeft het Internationaal Strafhof[2] de lijn van het ICTY overgenomen en verder ontwikkeld in artikel 28 Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof[3]. Maar hoe verhouden die ontwikkelingen van artikel 28 ICC Statuut zich tot de lijn van het ICTY? De vraag die daarom in deze paper centraal staat is de volgende:

Hoe verhoudt artikel 28 ICC Statuut zich tot het concept van ‘command responsibility’ volgens het ICTY?

In het navolgende zal niet in worden gegaan op de geschiedenis van de doctrine van ‘command responsibility’, omdat dit buiten het bereik van deze paper valt. Voor een overzicht van de geschiedenis wordt verwezen naar de literatuur.[4]

Als eerste zullen de vereisten voor ‘command responsibility’ behandeld worden, waarna deze vereisten achtereenvolgens bekeken worden in het licht van het ICTY en artikel 28 ICC Statuut. Vervolgens zal er een conclusie gegeven worden waarbij antwoord wordt gegeven op de probleemstelling.

 

2. De vereisten voor ‘command responsibility’

 

Om de meerdere strafrechtelijk verantwoordelijk te kunnen houden voor het handelen van zijn ondergeschikten moet er aan een aantal vereisten worden voldaan. Het is echter niet duidelijk hoeveel vereisten er zijn. Over de eerste drie vereisten is men het over het algemeen eens. Deze werden voor het eerst genoemd in de zaak Čelebići:

‘(i) the existence of a superior-subordinate relationship;

(ii) the superior knew or had reason to know that the criminal act was about to be or had been committed; and

(iii) the superior failed to take the necessary and reasonable measures to prevent the criminal act or punish thereof.'[5]

Het gaat hier dus om (i) een functioneel aspect, (ii) een cognitief aspect en (iii) een operationeel aspect.

Vervolgens wordt er door het ICC Statuut nog een ander vereiste genoemd, namelijk causaal verband. In Čelebići stelt het ICTY echter dat dit niet een apart vereiste is voor strafbaar leidinggeven, maar dat het een beginsel van strafrechtelijke verantwoordelijkheid is:

‘Notwithstanding the central place assumed by the principle of causation in criminal law, causation has not traditionally been postulated as a conditio sine qua non for the imposition of criminal liability on superiors for their failure to prevent or punish offences committed by their subordinates. Accordingly, the Trial Chamber has found no support for the existence of a requirement of proof of causation as a separate element of superior responsibility, either in the existing body of case law, the formulation of the principle in existing treaty law, or, with one exception, in the abundant literature on this subject.'[6]

Ook in het Statuut van het Joegoslavië-tribunaal[7] is niets te vinden over een causaal verband. In artikel 28 ICC Statuut kan echter wel een vorm van causaal verband gevonden worden. Het artikel stelt immers dat de misdrijven van de ondergeschikten een resultaat zijn van het falen van de meerdere om controle naar behoren uit te oefenen.

Verder wordt er door het ICTY expliciet nog een vereiste genoemd in de zaak Orić. Het gaat hier om het vereiste dat het oorlogsmisdrijf genoemd in artikel 2 t/m 5 ICTY Statuut niet door de meerdere is gepleegd.[8] Dit wordt, naar Nederlandse begrippen, ook wel het ‘functionele daderschap’ genoemd. Het ICTY vond dit vereiste zo overduidelijk blijken uit de bewoording van het ICTY Statuut, dat zij dit niet eerder in haar uitspraken heeft genoemd.

Concluderend zijn er dan een vijftal vereisten voor ‘command responsibility’: een functioneel aspect, een cognitief aspect, een operationeel aspect, causaal verband en functioneel daderschap. In het navolgende zullen de eerste drie vereisten achtereenvolgens behandeld worden bij zowel het ICTY als bij art. 28 ICC Statuut. De vereisten van causaal verband en functioneel daderschap volgen al uit de voorgaande vereisten en zullen daarom niet meer apart behandeld worden.

 

 3. ‘Command responsibility’ volgens het Joegoslavië-tribunaal

 

3.1 Functioneel aspect

 

Zoals hierboven al werd aangegeven omvat het functionele aspect van ‘command responsibility’ de relatie tussen de meerdere en de ondergeschikte. Wat betreft het horizontale bereik: de meerdere hoeft niet per se een militair te zijn. Ook niet-militairen kunnen verantwoordelijk gehouden worden voor het handelen van hun ondergeschikten.[9] Dit werd extra duidelijk gemaakt in Karadzić en Mladić:

‘Now, this consideration of the conflict in the former Yugoslavia can but lead to the conclusion that one has to consider a political responsibility at the highest level, the individual criminal responsibility of superiors, and in this case, those of political and military leaders.'[10]

Of de verdachte een meerdere is binnen het leger of niet maakt voor ‘command responsibility’ dus niet uit. Wat echter wel belangrijk is, is dat er sprake moet zijn van een bepaalde vorm van ‘command’. Volgens het document ‘NATO Glossary of Contemporary Political and Military Terms’ wordt onder ‘command’ het volgende verstaan:

‘The authority and responsibility vested in a member of the military forces for the purpose of using available resources, planning their employment, organizing, directing, coordinating and controlling military forces.'[11]

Dit kan zowel de iure (formeel) als de facto (feitelijk) ingesteld worden.[12] Bij ‘command’ maakt het niet uit hoe hoog of hoe laag men in de hiërarchie staat (verticaal bereik). Dit kan afgeleid worden uit het verschil in bevelhebbers die berecht zijn door het ICTY.[13] Uit de jurisprudentie van het ICTY kan eveneens afgeleid worden welke factoren meewegen bij het bepalen van ‘de facto command’. Het kan daarbij gaan om de formaliteiten die gebruikt zijn bij het aanstellen van de meerdere[14], de mogelijkheid van de meerdere om een bevel te geven[15] of een sanctie op te leggen[16], het feit dat ondergeschikten meer discipline hebben als de meerdere aanwezig is[17], de mogelijkheid van de meerdere om berichten door te geven aan de competente autoriteiten[18] en de mogelijkheid van de meerdere om bevelen te ondertekenen[19].

Naast een vorm van ‘command’ moet er ook sprake zijn van ‘effective control’ of daadwerkelijke leiding. ‘Control’ wordt door de NAVO gedefinieerd als ‘that authority exercised by a commander over part of the activities of subordinate organizations, or other organizations not normally under his command, which encompasses the responsibility for implementing orders or directives. All or part of this authority may be transferred or delegated.'[20] Bij ‘effective control’ moet er sprake zijn van ‘having the material ability to prevent and punish the commission of these offences’.[21] De bevelhebber moet dus effectief gezag hebben over zijn ondergeschikten. Daarbij gaat het niet alleen om het bevel hebben over de ondergeschikten, maar tevens om het kunnen voorkomen of afstraffen van het niet opvolgen van die bevelen. Voor de civiele bevelhebber is ‘sufficient influence’ onvoldoende.[22] De mate van controle van de civiele meerdere over de ondergeschikten moet in ieder geval gelijk moet zijn aan de mate van controle die geldt voor militaire bevelhebbers.[23] Het ICTY maakt dus geen verschil tussen de civiele en de militaire bevelhebber. Bij beide moet een zekere mate van controle bestaan wil er sprake zijn van ‘command responsibility’.

Zoals Van Sliedregt aangeeft moet er sprake zijn van zowel ‘command’ als ‘control’.[24] Een bevelhebber kan wel bevelen geven aan zijn ondergeschikten (‘command’), maar als de ondergeschikten zijn bevelen niet opvolgen is er geen sprake van ‘control’. Het zou vreemd zijn als de meerdere dan toch aansprakelijk gesteld kan worden voor de handelingen van zijn ondergeschikten, terwijl hij hun gedrag niet kon beïnvloeden.

 

3.2 Cognitief aspect

 

Het cognitieve aspect houdt in dat de meerdere wist of had moeten weten dat de misdrijven ophanden waren. Dit wordt ook wel het mentale element of, naar Angelsaksisch recht, mens rea genoemd. Volgens artikel 7(3) ICTY Statuut gaat het daarbij om het gegeven dat de bevelhebber ‘(i) knew or (ii) had reason to know that the subordinate was about to commit such acts or had done so’. Bij het eerste (‘knew’) moet het gaan om daadwerkelijke kennis. Daarbij kan het gaan om directe kennis, maar ook kan de daadwerkelijke kennis opgemaakt worden uit de relevante omstandigheden. De Commission of Experts on the Former Yugoslavia van de Verenigde Naties heeft een lijst opgesteld van relevante factoren waaruit kan blijken of er sprake is van daadwerkelijke kennis. [25]

Bij het tweede gedeelte van het kenniselement (‘had reason to know’) moet het gaan om kennis door indirecte bronnen waardoor de meerdere had moeten weten wat er gaande was. Dit wordt ook wel constructieve kennis genoemd.[26] Het vereiste van constructieve kennis is, binnen het ICTY, een hevig discussiepunt geweest. Volgens de Trial Chamber in Čelebići moest er sprake zijn van ‘a reason to know’.[27] In Blaškić oordeelde de Trial Chamber echter dat mens rea ook ‘should have known’ inhoud.[28] De Appeal Chamber heeft in Čelebići vastgehouden aan het vereiste van ‘a reason to know’.[29] Dit is uiteindelijk overgenomen door de Appeal Chamber in Blaškić.[30]

Om aan te kunnen nemen dat een meerdere reden had te weten dat de ondergeschikten een misdrijf pleegden of gingen plegen, moet bewezen worden dat hij in het bezit was van informatie dat hem berichtte over de handelingen van zijn ondergeschikten. Het gaat erom dat de informatie beschikbaar was voor de meerdere en dat hij, op basis van die informatie, nader onderzoek had moeten verrichten naar de mogelijk gepleegde of te plegen misdrijven. Dat vereist dat de meerdere waakzaam moet zijn en dat hij op zoek moet gaan naar extra informatie in plaats van niets te ondernemen.

Het verschil tussen de ‘had reason to know’-standaard en de ‘should have known’-standaard is het zwaartepunt van de informatie. Bij de ‘had reason to know’-standaard ligt dat zwaartepunt bij de informatie die al beschikbaar is voor de meerdere. De rechter moet kijken of hij uit die informatie zou kunnen opmaken dat er misdrijven gepleegd zouden zijn of worden. Dit is een meer subjectieve toets. Bij de ‘should have known’-standaard gaat het om een objectieve toets. De rechter vergelijkt dan wat een bevelhebber in een soortgelijke situatie zou hebben gedaan. Het gaat daarbij om een plicht om informatie te verzamelen. Vandaar dat er dan ook wordt gesproken over onzorgvuldigheid of ‘negligence’ bij het verzaken van die plicht. Het niet voorhanden hebben van de nodige informatie pleit de meerdere onder de ‘should have known’-standaard dus niet vrij, dit in tegenstelling tot de ‘had reason to know’-standaard.

 

3.3 Operationeel aspect

 

Waar de meerdere uiteindelijk aansprakelijk voor is, zijn de misdrijven begaan door zijn ondergeschikten:

‘Article 7(3) of the Statute is concerned with superior liability arising from failure to act in spite of knowledge. Neglect of a duty to acquire such knowledge, however, does not feature in the provision as a separate offence, and a superior is not therefore liable under the provision for such failures but only for failing to take necessary and reasonable measures to prevent or to punish.'[31]

De meerdere is dus niet strafbaar voor het falen om passend te reageren door de misdrijven te voorkomen of de ondergeschikten te bestraffen (omissiedelict), maar voor het misdrijf dat gepleegd is door zijn ondergeschikten. De meerdere kan hier op twee manieren onderuit komen. Artikel 7(3) ICTY Statuut heeft het over twee verplichtingen: een verplichting om het misdrijf te voorkomen en een verplichting om de ondergeschikten te bestraffen voor het plegen van het misdrijf. Het ICTY heeft in Čelebići aangenomen dat ‘a superior should be held responsible for failing to take such measures that are within his material possibility’. Het maakt daarbij dus niet uit of hij formeel in staat was om op te treden. [32] Bij de twee verplichtingen genoemd in artikel 7(3) ICTY Statuut gaat het niet om alternatieven in de zin dat de meerdere kan kiezen uit de verplichtingen.[33] De verplichtingen kunnen beter beschreven worden als zijnde opeenvolgend. De primaire verplichting voor de meerdere is in te grijpen op het moment dat hij zich bewust wordt van de misdrijven die zullen worden gepleegd. Als de meerdere, nadat de misdrijven zijn gepleegd, erachter komt wat er gebeurt is, moet hij de ondergeschikten bestraffen. Uit de opeenvolging blijkt dat als een meerdere faalt in het voorkomen van de handelingen van de ondergeschikte, terwijl hij wel de mogelijkheid had die handelingen te voorkomen, dan kan hij niet achteraf de ondergeschikte bestraffen en zo onder zijn verantwoordelijkheid uit komen.

Maar wat gebeurt er als de meerdere, nadat het misdrijf is uitgevoerd, ‘command and control’ krijgt over de uitvoerenden? Is hij dan verantwoordelijk voor het bestraffen van de ondergeschikten? Volgens de zaak Hadžihasanović moet deze vraag bevestigend beantwoord worden.[34] Dit is echter niet in lijn met de overige jurisprudentie van het ICTY.[35] Ook de jurisprudentie van het ICTR en artikel 28 ICC Statuut spreken dit tegen. Het zou immers vreemde gevolgen kunnen hebben voor zowel de huidige als de vroegere bevelhebber. Vandaar dat er vanuit gegaan kan worden dat de huidige bevelhebber niet aansprakelijk kan worden gesteld voor het niet bestraffen van misdrijven die begaan zijn voordat hij het bevel kreeg. [36] Hiervoor zijn echter twee belangrijke uitzondering. Een meerdere kan wel strafrechtelijk aansprakelijk worden gehouden voor misdrijven die begaan zijn voordat hij het bevel kreeg indien er (i) een aanwijsbaar causaal verband bestaat tussen het vroegere begane misdrijf en het huidige ‘command and control’ of (ii) indien het falen van de meerdere om de misdrijven te bestraffen ervoor zorgt dat er in de toekomst weer misdrijven zullen plaatsvinden.[37]

 

 4. ‘Command responsibility’ volgens het ICC Statuut

 

4.1 Functioneel aspect

 

Evenals het ICTY gaat artikel 28 ICC Statuut uit van de vereisten van ‘command’ en ‘control’, al zij het in andere bewoordingen. De bevelhebber kan zowel de iure als de facto gezag hebben gekregen (‘a military commander or person effectively acting as a military commander’). In artikel 28 ICC Statuut wordt gesproken over ‘effective command and control’ en ‘effective authority and control’. Waarschijnlijk is dit gedaan om het onderscheid tussen de iure en de facto aan te geven. ‘Effective command’ ziet dan op de iure-gezag en ‘effective authority’ ziet op de facto-gezag.[38]

Artikel 28 ICC Statuut maakt, wat betreft het horizontale bereik, een duidelijk onderscheid tussen de militaire meerdere en de civiele meerdere. Ook het Eerste Aanvullende Protocol voor de Geneefse Conventie maakt dit onderscheid in artikel 87.[39] Dit onderscheid tussen de militaire meerdere en de civiele meerdere is waarschijnlijk gemaakt, omdat algemeen wordt aangenomen dat de ‘control’ van de civiele meerdere geringer is dan die van de militaire meerdere. De militaire meerdere heeft immers dag en nacht controle over zijn ondergeschikten, terwijl de civiele meerdere dit in de meeste gevallen alleen in ‘kantooruren’ heeft. Tevens heeft de militaire meerdere militaire protocollen en tuchtrechtelijke regelingen tot zijn beschikking om controle te houden over zijn ondergeschikten. En ten slotte bestaat er in het leger een cultuur van hiërarchie en ondergeschiktheid.[40]

Het verticale bereik van artikel 28 ICC Statuut komt overeen met de lijn van het ICTY: de rang van de meerdere maakt niet uit voor vervolging op grond van ‘command responsibility’.

 

4.2 Cognitief aspect

 

Zoals hierboven is beschreven heeft het ICTY aangenomen dat er sprake moet zijn van of daadwerkelijke kennis of constructieve kennis (‘had reason to know’-standaard). De daadwerkelijke kennis dat vereiste is voor ‘command responsibility’ volgens het ICTY komt overeen met ‘knowledge’ in artikel 28 ICC Statuut. Volgens artikel 30 ICC Statuut betekent ‘knowledge’: ‘awareness that a circumstance exists or a consequence will occur in the ordinary course of events.’ Om de kennis te bewijzen kan gebruik gemaakt worden van directe of indirecte bewijzen.[41]

Artikel 28 ICC Statuut maakt van de constructieve kennis de ‘should have known’-standaard en voegt nog een derde mogelijkheid toe, namelijk ‘wilfull blindness’. De ‘should have known’-standaard geldt voor de militaire meerdere; de ‘wilfull blindness’-standaard geldt voor de civiele meerdere. Omdat de ‘should have known’-standaard al eerder behandeld is, zal deze hier niet meer apart behandeld worden en zal worden overgegaan naar de ‘wilfull blindness’-standaard.

Zoals gezegd geldt de ‘wilfull blindness’-standaard voor de civiele meerdere. Deze standaard is een hogere dan die van de ‘should have known’. Het gaat bij de ‘wilfull blindness’-standaard om een vorm van roekeloosheid (‘recklessness’), terwijl het bij de ‘should have known’-standaard gaat om onzorgvuldigheid (‘negligence’). Hier zien we een overeenkomst met het Nederlandse verschil tussen onbewuste schuld en voorwaardelijke opzet. Bij onbewuste schuld ontbreekt de voorzienbaarheid op een bepaald gevolg. Men wil wel op een bepaalde manier handelen, maar weet niet dat er gevolgen aan vast kleven. Bij voorwaardelijke opzet is de wetenschap op een bepaald gevolg aanwezig, en wordt de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook nog eens aanvaard. We kunnen hier dus in grove lijnen aannemen dat de ‘should have known’-standaard overeenkomsten vertoont met onbewuste schuld en dat de ‘wilfull blindness’- standaard overeenkomsten vertoont met voorwaardelijke opzet.

Omdat de ‘wilfull blindness’-standaard hoger ligt dan die van de ‘should have known’ is het moeilijker om een civiele meerdere aansprakelijk te stellen onder de doctrine van ‘command responsibility’ dan een militaire meerdere. Hier zal later op worden terug gekomen.

 

4.3 Operationeel aspect

 

Artikel 28 ICC Statuut heeft het over drie verplichtingen: ‘prevent’, ‘repress’ of ‘submit the matter to the competent authorities for investigation and prosecution’. De eerste twee verplichtingen komen overeen met de verplichtingen die het ICTY oplegt aan de meerdere. De derde verplichting is echter extra opgenomen in artikel 28 ICC Statuut, omdat sommige meerderen niet in staat zijn hun ondergeschikten zelf te bestraffen. Zij kunnen in dat geval de zaak doorsturen naar de competente personen die dit wel kunnen. Indien de meerdere verzuimt de zaak door te sturen, is hij eveneens aansprakelijke onder ‘command responsibility’.

Zoals eerder al is aangegeven is er volgens artikel 28 ICC Statuut een causaal verband nodig om ‘command responsibility’ aan te kunnen nemen. Het artikel stelt immers dat de misdrijven van de ondergeschikten een resultaat zijn van het falen van de meerdere om controle naar behoren uit te oefenen. Causaal verband kan alleen bestaan bij het voorkomen van het misdrijf (‘prevent’). Bij ‘repress’ en ‘submit the matter to the competent authorities for investigation and prosecution’ heeft het misdrijf immers al plaatsgevonden. Vandaar dat het ICTY een causaal verband als apart vereiste expliciet afwees in Čelebići.[42] Dat het geen apart vereiste is in de jurisprudentie van het ICTY wil echter niet zeggen dat er geen causaal verband hoeft te zijn. Causaal verband heeft dezelfde vorm binnen de jurisprudentie van het ICTY als volgt uit artikel 28 ICC Statuut.

Artikel 28 ICC Statuut zorgt ervoor dat de meerdere strafrechtelijke aansprakelijk is voor het omissiedelict en niet voor de misdrijven begaan door zijn ondergeschikten. Het artikel spreekt immers over ‘his or her failure to exercise control properly over such forces or subordinates’. Hierdoor wordt ‘command responsibility’, hoewel afhankelijk van de misdrijven begaan door de ondergeschikten, een apart misdrijf.

 

5. Conclusie

 

In dit artikel stond de volgende vraag centraal:

Hoe verhoudt artikel 28 ICC Statuut zich tot het concept van ‘command responsibility’ volgens het ICTY?

Om ‘command responsibility’ aan te kunnen nemen moeten er aan een drietal vereisten voldaan worden: een functioneel aspect, een cognitief aspect en een operationeel aspect.

Het functionele aspect houdt in dat er een bepaalde relatie tussen de meerdere en de ondergeschikte moet bestaan. Hier zien we een eerste verschil tussen het ICTY en artikel 28 ICC Statuut. Het betreft het horizontale bereik van de meerdere. Het ICTY maakt hier geen onderscheid tussen de militaire en de civiele meerdere. In artikel 28 ICC Statuut is dit onderscheid echter expliciet opgenomen. Naar mijn mening is dit niet nodig geweest. De verschillende vereisten voor ‘command responsibility’ zien al op de mogelijkheid dat de persoon van de dader niet in iedere zaak hetzelfde is. Dit geldt eveneens voor de omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd. De rechter kan dus bij het bekijken van de zaak rekening houden met het feit dat de verdachte een militaire meerdere is of een civiele meerdere. Een expliciet onderscheid is dus, naar mijn mening, overbodig.

Het cognitieve aspect houdt in dat de meerdere wist of had moeten weten dat de misdrijven ophanden waren. Het ICTY heeft aangenomen dat er sprake moet zijn van daadwerkelijke kennis of van constructieve kennis. De constructieve kennis wordt ingevuld door de ‘had reason to know’-standaard. Artikel 28 ICC Statuut gaat eveneens uit van de daadwerkelijke kennis en de constructieve kennis. De constructieve kennis wordt echter niet ingevuld door de subjectieve toets van de ‘had reason to know’-standaard, maar door de objectieve toets van de ‘should have known’-standaard. Het ICTY heeft de ‘should have known’-standaard expliciet afgewezen, mede omdat zij vond dat ‘command responsibility’ geen vorm is van ‘strict liability’. Het hoort, naar mijn mening, niet te gaan om een algemene verplichting voor de meerdere ‘to know’. Er moet per zaak gekeken worden of het redelijk is om de verantwoordelijkheid bij de verdachte te leggen. Dit kan alleen als de ‘had reason to know’-standaard wordt gehanteerd.

Naast de daadwerkelijke kennis en de constructieve kennis, voegt artikel 28 ICC Statuut nog een derde mogelijkheid toe, namelijk ‘wilfull blindness’. Dit is gedaan, omdat men vond dat de ‘should have known’-standaard, die geldt voor de militaire meerdere, te zwaar was voor de civiele meerdere. Door het toevoegen van de ‘wilfull blindness’-standaard is het moeilijker geworden om de civiele meerdere aansprakelijk te stellen. Zoals hierboven al is aangegeven, is het onderscheid tussen de militaire en civiele meerdere, naar mijn mening, overbodig. Door het hanteren van de ‘wilfull blindness’-standaard heeft de rechter echter nog minder beoordelingsruimte gekregen, wat, mijns inziens, onwenselijk is.

Het operationele aspect wordt door het ICTY iets anders ingevuld dan door artikel 28 ICC Statuut. Volgens het ICTY gaat het hier alleen om het voorkomen (‘prevent’) of het bestraffen (‘punish’) van het misdrijf. Artikel 28 ICC Statuut voegt hier echter nog aan toe dat indien deze twee middelen niet mogelijk zijn voor de meerdere, hij de zaak voor moet leggen aan de competente autoriteiten voor onderzoek en vervolging (‘submit the matter to the competent authorities for investigation and prosecution’). Deze toevoeging kan van waarde zijn voor de civiele meerdere, omdat die niet altijd in de positie verkeerd om iemand te bestraffen. Maar in het geval van de militaire meerdere wordt er, naar mijn mening, teveel geïntervenieerd met de militaire controlesystemen. Nu er een onderscheid wordt gemaakt in artikel 28 ICC Statuut tussen de militaire en de civiele meerdere, zou het, mijns inziens, beter zijn geweest als het voorleggen van de zaak aan de competente autoriteiten alleen mogelijk zou zijn geweest voor de civiele meerdere.

Zoals blijkt uit dit artikel komt artikel 28 ICC Statuut niet helemaal overeen met de jurisprudentie van het ICTY. De meeste verschillen met de lijn van het ICTY zijn, naar mijn mening, overbodig of onwenselijk. Er is echter één pluspunt aan artikel 28 ICC Statuut en dat is dat de codificatie van ‘command responsibility’ in artikel 28 ICC Statuut ervoor heeft gezorgd dat ‘command responsibility’ gezien kan worden als een op zichzelf staand omissiedelict. Hierdoor kan een meerdere zowel voor de misdrijven die gepleegd zijn door zijn ondergeschikten aansprakelijk worden gesteld, als voor het falen om de misdrijven te voorkomen, te bestraffen of door te verwijzen naar de competente autoriteiten.

 

 Bronvermelding

 

Jurisprudentie

 

ICTY Trial Chamber

Aleksovski ICTY T. Ch., 25 juni 1999, IT-95-14/1.

Blaškić ICTY T. Ch., 3 maart 2000, IT-95-14.

Brđanin ICTY T. Ch., 1 september 2004, IT-99-36.

Delalić, Mucić, Delić en Landžo ICTY T. Ch., 16 november 1998, IT-96-21.

Hadžihasanović, ICTY T. Ch., 15 maart 2006, IT-01-47.

Halilović ICTY T. Ch., 16 november 2005, IT-01-48.

Karadzić en Mladić ICTY T. Ch. I, 11 juli 1996, IT-95-5-R61 en IT-95-18-R61.

Kordić ICTY T. Ch., 26 februari 2001, IT-95-14/2.

Kunarac ICTY T. Ch., 22 februari 2001, IT-96-23&23/1.

Naletilić ICTY T. Ch., 31 maart 2003, IT-98-34.

Orić ICTY T. Ch. II, 30 juni 2006, IT-03-68.

 

ICTY Appeal Chamber

Blaškić ICTY A. Ch., 29 juli 2004, IT-95-14.

Delalić, Mucić, Delić en Landžo ICTY A. Ch., 20 februari 2001, IT-96-21.

 

Literatuur

 

Ambos 2002

K. Ambos, Superior responsibility’, in: A. Cassese e.a. (red.), The Rome Statute of the International Criminal Court: a commentary, Oxford: Oxford University Press 2002, p. 823-872.

 

Cryer, Friman, Robinson & Wilmshurst 2007

R. Cryer, H. Friman, D. Robinson & E. Wilmshurst, An Introduction to International Criminal Law and Procedure, New York: Cambridge University Press 2007.

 

De Hullu 2003

J. de Hullu, Materieel strafrecht. Over algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid naar Nederlands recht, Deventer: Kluwer 2003.

 

Van Sliedregt 2003

E. van Sliedregt, The criminal responsibility of individuals for violations of international humanitarian law, Den Haag: T.M.C. Asser press 2003.

 

Internetbronnen

 

Hendin 2003

Stuart E. Hendin, Command Responsibility and Superior Orders in the Twentieth Century – A Century of Evolution, WWW , publicatie maart 2003.

 

Keijzer 2002

N. Keijzer, Command Responsibility, WWW , publicatie 20 november 2002.

 

NATO Glossary 2002

NATO Glossary of Contemporary Political and Military Terms, WWW , gepubliceerd 28 mei 2002.

 

Smidt 2007

M.L. Smidt, Yamashita, Medina and beyond: command responsibility in contemporary military operations, WWW, (geraadpleegd 24 december 2007).

 

Overige bronnen

 

Final Report of the Commission of Experts 1994

Final Report of the Commission of Experts, Established Pursuant to Security Council Resolution 780 (1992), UN Doc. S/194/674, 27 mei 1994.

 

ICC Statuut 2000

Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, Trb. 2000, 120.

 

ICTY Statuut 1993

Statuut van het Internationaal Joegoslavië Tribunaal, Trb. 1993, 168.

 

Protocol I 1977

Protocol Additional to the Geneva Conventions of 12 August 1949, and relating to the Protection of Victims of International Armed Conflicts (Protocol I), 8 June 1977.

 

 

 Noten

 

[1] International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia. Hierna: ICTY.

[2] International Criminal Court. Hierna: ICC.

[3] ICC Statuut 2000.

[4] Van Sliedregt 2003, p. 137-143, Cryer, Friman, Robinson & Wilmshurst 2007, p. 320-323, Smidt 2007, p. 169 e.v., Hendin 2003.

[5] Delalić, Mucić, Delić en Landžo T.Ch., para 346.

[6] Delalić, Mucić, Delić en Landžo T.Ch., para. 398.

[7] ICTY Statuut 1993. Hierna: ICTY Statuut.

[8] Orić, para. 294.

[9] Zie bijvoorbeeld Delalić, Mucić, Delić en Landžo A. Ch., para. 256 en Orić, para. 294.

[10] Karadzić en Mladić, para. 41.

[11] NATO Glossary 2002.

[12] Delalić, Mucić, Delić en Landžo T.Ch., para. 370.

[13] Zie bijvoorbeeld Kunarac, para. 398 en Naletilić, para. 69.

[14] Halilović, para. 58.

[15] Aleksovski, paras 101, 104; Blaškić T. Ch., para. 302; Kordić, para. 421.

[16] Blaškić T. Ch., para. 302; Hadžihasanović, para. 83 en verder.

[17] Delalić, Mucić, Delić en Landžo A. Ch., para. 206.

[18] Aleksovski, para. 78; Blaškić T. Ch., para. 302.

[19] Delalić, Mucić, Delić en Landžo T. Ch, para. 672; Kordić, para. 421; Naletilić, para. 67.

[20] NATO Glossary 2002.

[21] Delalić, Mucić, Delić en Landžo T.Ch., para. 378.

[22] Delalić, Mucić, Delić en Landžo A.Ch., para. 266.

[23] Delalić, Mucić, Delić en Landžo T.Ch., para. 378.

[24] Van Sliedregt 2003, p. 152.

[25] Zie Delalić, Mucić, Delić en Landžo T.Ch., para. 386.

[26] Brđanin, para. 278

[27] Delalić, Mucić, Delić en Landžo T.Ch., para. 387-393.

[28] Blaškić T.Ch., para. 328.

[29] Delalić, Mucić, Delić en Landžo A.Ch., para. 239.

[30] Blaškić A.Ch., para. 62.

[31] Delalić, Mucić, Delić en Landžo T. Ch., para. 226.

[32] Delalić, Mucić, Delić en Landžo T. Ch., para. 395.

[33] Blaškić T.Ch., para. 336.

[34] Hadžihasanović, T.Ch., para 199.

[35] Zie bijvoorbeeld Blaškić T.Ch., para. 336.

[36] Zie voor een uitgebreidere behandeling: Sliedregt 2003, p. 167-173.

[37] Sliedregt 2003, p. 173.

[38] Sliedregt 2003, p. 182.

[39] Protocol I 1977.

[40] Ambos 2002, p. 857.

[41] Voor indirect bewijs kan weer gebruik gemaakt worden van de lijst van de Commission of Experts on the Former Yugoslavia van de Verenigde Naties. Zie Delalić, Mucić, Delić en Landžo T.Ch., para. 386.

[42] Delalić, Mucić, Delić en Landžo T.Ch., para. 398.