Hoe is de orthopedagogiek ontstaan en welke grondleggers kunnen we daarvoor aanwijzen. En welke verklaringsmodellen zijn er voor het ontstaan van problemen. In dit artikel wordt dit kort uiteen gezet.
Theorieën over ontstaan van problemen
Verklaringsmodellen:
– het neurobiologische model: in dit model gaat men er vanuit dat genetische, chromosomale, biochemische, neurologische of fysiologische afwijkingen kunnen leiden tot probleemgedrag. In dit model gaat men er tegenwoordig vanuit dat er tevens sprake moet zijn van stressvolle omstandigheden willen de afwijkingen tot een problematische situatie worden.
– Het psychodynamische model (Freud, egopsychologie): probleemgedrag wordt hier verklaard door onderliggende of onbewuste conflicten of krachten in de persoon.
– Het humanistische model (Rogers, Maslov): in dit model wordt de self0actualisatie van een persoon vooropgesteld. Men is dan ook veel meer gericht op de ontwikkeling van de mens dan op de ontwikkeling van probleemgedrag.
– Het cognitieve ontwikkelingsmodel (Piaget): dit model beschrijft de fasen van de cognitieve ontwikkeling en de gevolgen van hiaten of stoornissen op de cognitieve processen als geheugen, waarneming, taal, probleemoplossend en abstract denken.
– Het gedragsmodel (Watson, Skinner, Bandura): in dit model wordt alle gedrag gezien als aangeleerd gedrag.
– Het psycho-educatieve model (Fagen, Ellis): hierbij gaat het om de interactie tussen de (irrationele) gevoelens en gedachten van een persoon end e ervaringen van die persoon met zijn sociaal-emotionele ontwikkeling.
– Het interactionistische model (Dreikurs, Glasser): dit model ligt tussen het humanistische model en het gedragsmodel in.
– Het sociaal-ecologische model (Bronfendrenner, Knoff): hierbij gaat men ervan uit dat alle mogelijke omgevingen en interacties invloed hebben op de ontwikkeling van een kind. (van der Ploeg & Scholte, Riksen Walraven, Hermanns) zien het kind als een dynamisch proces, waarbij kind, ouder, gezins en omgevingsfactoren in wisselwerking hun invloed uitoefenen.
Het afwisselend kiezen uit verschillende theorieën noemt men eclectisch werken.
Internationale grondleggers van de orthopedagogiek
In het Duitse taalgebied is de algemene orthopedagogiek duidelijk herkenbaar als stroming en sterk gericht op de opvoeding van gehandicapte kinderen en de ouderbegeleiding.
Als grondleggers van de Heilpedagogiek kunnen gezien worden:
– Hanselmann is de eerste hoogleraar Heilpedagogiek in Zurich. Hij ziet als belangrijkste taak van de heilpedagogiek ontwikkelingsbelemmeringen op te heffen. Zijn opvattingen gaan uit van een biologisch begrip van ontwikkeling en ontwikkelingsstoornis.
– Asperger is psychiater in Wenen. Hij stelt dat exact empirisch onderzoek d.m.v. observatie, tests, anamnese, lichamelijk onderzoek en beeldvorming omtrent gezin en school de ingrediënten leveren voor een pedagogische hulpverlening aan kinderen en jeugdigen met cognitieve, zintuiglijke en psychische stoornissen.
– Paul Moor is vooral georiënteerd op de persoonlijkheidspychologie. Moor heeft in Nederland veel invloed gehad op orthopedagogen als Van Gelder, Vliegenthart en Ter Horst.
In de Angelsaksische landen is een vertakking tussen kinderpsychiatrie, orthopedagogiek en ontwikkelingspsychologie veel minder sterk ontwikkeld. De gezinsopvoeding wordt meer als een gebied van de ontwikkelingspsychologie of de orthopsychiatrie gezien.
In Nederland spelen ze een belangrijke rol in de orthopedagogische praktijik:
– Cruickshank (kinderen met hersenbeschadiging), Hewett (emotionele stoornissen), Kephart (sensomotorische ontwikkeling), Redl en Win man (behandeling agressief kind), Rhodes en Tracy (handboek voor hulpverlening).
Verschillende visies op de orthopedagogische praktijk in Nederland
Wijsgerig-antropologische visie
Langeveld: overtuigd van de noodzak van een wijsgerige visie op de ontwikkeling van het kind en de taak van de volwassenen. Hij zag het kind als een persoonlijkheid in wording dat begeleid moet worden op zijn weg naar volwassenheid. Hij heeft onder meer de Columbus-platen geconstrueerd.
Vliegenthart: zijn visie was dat kinderen met een handicap anders in de wereld staan.
Ter Horst: ziet opvoeding als een proces van een persoon in wording die een dialoog voert met zijn leefwereld.
De Ruyter: stelt dat een problematische opvoedingssituatie gekenmerkt wordt door een stagnerend opvoedingsproces.
Kok: het gaat bij hem in de orthopedagogiek niet primair om kennis en vaardigheden ten dienste van het kind, maar juist ten dienste van mensen die bijgestaan moeten worden in hun rol als opvoeders. De centrale term in zijn theorie is het vraagstellingtype: het gedrag van een kind kan opgevat worden als een vraag om een specifieke vorm van opvoeding.
Empirische-analystische benadering
Tegenover de Wijsgerig-antropologische visie staat de empirische-analytische benadering waarbij opvoedingsprocessen geanalyseerd worden in termen van wetmatigheden, het gaat niet om begrijpen maar om verklaren.
Dumont: heeft een belangrijke invloed gehad op de didactiek en de orthodidactiek.
Bladergroen: is de grondlegster van de remedial teaching en het LOM-onderwijs.
Ansink: ziet en neurologische basis voor leer- en gedragsproblemen.
Van der Ploeg: stelt dat het mogelijk moet zijn om bepaalde risico’s op probleemgedrag te voorspellen.
Rispens: heeft zich vooral ingezet voor het wetenschappelijk onderzoek naar leesproblemen, en rond diagnostiek en classificatie.
Maatschappijkritische visie
Van Gennep: heeft kritiek op de traditionele orthopedagogische visie waarbij gehandicapten afgezonderd van de samenleving verzorgd werden. Hij stelt dat ieder persoon recht heeft op zijn eigen ontwikkeling en ontplooiing. Niet zorg maar ondersteuning.
Van Acker: is voorstander van gezinsgerichte hulp en meer inspraak en betrokkenheid van ouders en jongeren zelf.
Rink: de nadruk in de hulpverlening moet niet gelegd worden op het afwijkende gedrag, maar op de keuze van het individu voor dat gedrag. Ontwerpt methodieken voor groepsleiding en gezinsbehandeling.
Stevens: heeft felle kritiek op het prestatiegerichte en selectieve karakter van het onderwijssysteem. Hij stelt dat scholen aangewezen zijn om de ontwikkeling van alle kinderen te behartigen.
Recente ontwikkelingen en de stand van zaken
In de jaren 70 hebben zich binnen de orthopedagogiek drie belangrijke veranderingen voorgedaan. Op de eerste plaats moet het veel meer gaan over de stagnaties in de opvoeding dan over het zogenaamde afwijkende kind. Op de tweede plaats moet er gevraagd worden wat een kind nodig heeft, in plaats van wat het kind mankeert. Een derde verandering heeft te maken met de authenticiteit van de opvoedingsdoelen.
- van kind naar context.
- van afwijking naar vraagstelling.
- van probleemgericht naar oplossingsgericht werken.
De omslag van verklarende diagnostiek naar handelingsgerichte diagnostiek is ook een illustratie dat het accent komt te liggen op het handelen in de context van opvoeding en onderwijs. Men onderzoekt alleen die vragen en onduidelijkheden die en bijdrage kunnen leveren aan het handelen van alle betrokkenen bij de problematische opvoedingssituatie. Ook hebben deze betrokkenen een aandeel in het diagnostisch proces, ze worden waar mogelijk als het ware tot co-onderzoeker gemaakt.