Een organisatie bestaat uit verschillende structuren. Een voorbeeld van zo’n structuur is; de fysieke structuur.
Een organisatie bestaat uit verschillende structuren. Een voorbeeld van zo’n structuur is; de fysieke structuur.Onder fysieke structuur wordt verstaan: de relatie tussen de fysieke elementen en zijn omgeving. Fysieke elementen zijn onder andere voertuigen, gebouwen en decor. De fysieke elementen waar organisatietheorieën zich vooral mee bezig houden zijn organisatorische geografie, lay-out, landschap, design en decor.
Organisatorische geografie
Het is gebruikelijk dat organisaties op meerdere locaties vestigingen hebben. Een bedrijf gaat dan voor ruimtelijke verdeling. Omdat een organisatie op verschillende locaties opereert heb je ook op iedere locatie te maken met andere fysieke kenmerken. Door deze ruimtelijke verdeling ontstaan er nadelen voor een organisatie zoals communicatie en de werving van informatie. Er zijn natuurlijk ook voordelen, je hebt grotere mogelijkheden bij het werven van personeel.
Lay-out
Lay-out verwijst naar de ruimtelijke indeling van fysieke objecten en menselijke activiteiten. Het gaat hier specifiek over gebouwen. Bij de lay-out wordt de interne plaats van objecten, muren, meubelen, apparatuur en medewerkers erin verwikkeld De communicatie en het coördineren van activiteiten wordt beïnvloed door de lay-out.
Een viertal factoren zijn van invloed bij de lay-out:
– Proximity: afstand tussen verschillende afdelingen.
– Privacy: toegankelijkheid tussen verschillende afdelingen.
– Openess: openheid tussen de verschillende afdelingen.
– Accessibility: toegankelijkheid naar andere afdelingen
Landschap, design en decor
Decor heeft technische-, sociale- en perceptie aspecten.[1] Design en decor bevatten aspecten als kleur, kunstvoorwerpen, vloerbedekking, meubilair. Het gaat erom hoe de werkplaatsen overkomen naar buiten toe. Tevens speelt de kleding van het personeel ook een rol. Deze aspecten kunnen het imago van een bedrijf of de organisatiecultuur beïnvloeden. Deze aspecten kunnen vanuit drie perspectieven worden opgevat: moderne, symbolische en post-moderne perspectieven.
The Modern Perspective
De focus van de meeste moderne studies of fysieke structuren kent een relatie tussen: de fysieke vorm van een organisatie en het gedrag van individuen die hun werk uitvoeren in deze ruimtes. Kortweg gezegd, de modernisten richten zich op de relatie tussen de fysieke structuur en vormen van interactie en activiteit in een organisatie. De fysieke structuur wordt eigenlijk gezien als een soort binding tussen de activiteiten van de organisatieleden en om deze activiteiten te behouden. Via deze structuur is het mogelijk om kansen en beperkingen op te leggen. Dit kan door het beperkt doorcommuniceren van informatie stromen. Ook de coördinatie van activiteiten kan worden beïnvloed door afstand. Er geldt namelijk hoe groter de afstand, hoe minder communicatie en coördinatie.
The symbolic-Interpretive Perspective
De symbolic-interpretive gaan ervan uit dat symbolische aspecten de fysieke structuur beïnvloeden. Symbolen zijn een belangrijke uiting voor cultuur. Doormiddel van de fysieke structuur, uit het bedrijf zich naar de buitenwereld, hierdoor kunnen leden van de organisatie definiëren wie ze zijn en wat ze doen. De gebouwen waar men in werkt zegt wat over de organisatie en helpt de mensen bij de gedachten over een organisatie.
The postmodernism perspective
De fysieke structuur wordt gevormd door de sociale structuren en processen. De effecten die hieruit komen hebben invloed op de sociale structuur. Hier hebben we te maken met een systeem van structuren die niet zonder elkaar kunnen. Immers, mensen construeren ruimtelijke beelden en vormen. Deze bouwsels kunnen dan weer worden gebruikt om symbolische betekenissen op te roepen.
De overeenkomsten en verschillen tussen de theoretische perspectieven
De drie perspectieven zeggen allemaal iets over de manier waarop bedrijven zich naar hun klanten richten. De perspectieven doen dit allemaal op een andere manier. Zo zijn het vooral de werknemers, die vanuit het moderne perspectief de fysieke structuur opbouwen. Hun denken dat door een goed communicatie beleid tussen de werknemers, het bedrijf beter wordt en zo ook meer klanten aantrekt. Het symbolische perspectief denkt dit juist meer te kunnen door symbolen, hun werknemers kunnen zich dan definiëren wie ze zijn en wat ze doen, en de klanten kunnen hierdoor sneller een gedachte over een bedrijf ontwikkelen. De post-moderne perspectief koppelt deze gedachtes juist weer samen en denkt dat door een goede sociale structuur binnen het bedrijf, de symbolen vanzelf worden ontwikkeld. Uiteindelijk hebben alle perspectieven dezelfde gedachte, het personeel moet verbonden zijn met het bedrijf om een goed bedrijf te kunnen zijn. Alleen richt het moderne perspectief zich alleen op het personeel, en richt het symbolische perspectief zich op het personeel en op hoe het bedrijf zich naar de buitenwereld uit. Het post-moderne perspectief richt zich ook op het personeel, en denk zo vanzelf zich goed te kunnen uiten naar de buitenwereld.