blog placeholder

Het merendeel van de kamerplanten kunnen worden vermeerderd. Sommige door ze simpelweg in twee of meerdere stukken te delen, andere vragen dan weer wat ingewikkelder methoden waarbij ze kunstmatige warmte en vocht nodig hebben.

Delen van meerstengelige kamerplanten

Het delen of scheuren van een plant is de eenvoudigste wijze van vermeerdering, maar het kan alleen bij bepaalde typen.

De plant moet met minstens twee maar bij voorkeur nog meer stengels uit de grond komen, waarbij elke stengel een eigen goed ontwikkeld wortelstelsel moet hebben.
Kamerplanten kunnen tijdens de groeiperiode op elk tijdstip worden gedeeld.
Klop de plant uit de pot en brokkel met de vingers of een stokje de grond van de potkluit en de wortels.
Daardoor komen de wortelhals en de plaatsen waar de plant gedeeld kan worden bloot.

Pak de plant met beide handen bij de stengelbasis vast en trek hem voorzichtig maar met kracht uit elkaar.
Is de pol stevig en dik, snijd dan zo nodig de grootste wortels of de ondergrondse stengels met een scherp mes van elkaar. Pot de gedeelde stukken direct op.

Geef in het begin weinig water en hou de potten de eerste weken op een warm, beschaduwd plekje.
Bepaalde kamerplanten, vooral beloperone, tradescantia, pilea en zebrina worden vaak door de kweker met drie of meer stekjes in één pot geteeld. Als ze groeien vormen ze één enkele plant die later kan worden vermeerderd door voorzichtig scheuren. Pot de delen afzonderlijk op.

 

Topstek van niet-bloeiende scheuten

Stek van planten met holle stengels zoals impatiens en tradescentia, en ook dat van klimop, vormt zeer gemakkelijk wortels.
Neem tussen juni en augustus stek van de top van jonge, niet-bloeiende stengels of zijscheuten. Haal de onderste bladeren van een 8-10cm lange stek af en snijd hem glad bij net onder de laagste bladknoop. Zet de stek in een glas water; na tien tot veertien dagen zullen er wortels verschijnen en kan de stek gepot worden.

Van andere kamerplanten kan het stek direct in stekgrond worden gestoken. Vul een 8-10 cm pot tot net onder de rand met een stekgrondmengsel. Snijd met een scherp mes de top van een hoofd-of zijscheut. Verwijder de onderste bladeren en snijd de stek net onder de laagste bladknoop af.

Maak met een stokje 2-4cm diepe plantgaten in de potgrond, een 8cm pot biedt ruimte voor vier tot zes stekken. Maak de gaatjes zodanig dat de stekken worden gesteund door de rand van de pot. Druk de grond rondom de stekken losjes aan, vul de pot voorzichtig tot de rand met water en laat hem uitlekken.

Trek vervolgens een plastic zakje over de pot en maak het vast met een elastiekje. Zet de pot op een beschaduwde plaats bij een constante temperatuur van 18°C. Houd de potgrond vochtig.

Na drie tot vier weken zullen de stekken geworteld zijn en de toppen nieuwe groei vertonen. Verwijder dan het plastic zakje, keer de pot om, haal de stekken er voorzichtig uit en zet ze afzonderlijk in 8-10 cm potten gevuld met potgrond. Geef voorzichtig water en houd de planten op een beschaduwd, tochtvrij plaatsje totdat ze goed groeien.

Het laten wortelen van plantjes aan uitlopers

Sommige planten, met name saxifraga en chlorophytum vormen kleine plantjes aan de bloeistengel of aan dunne uitlopers van de moederplant.

Maak bij een saxifraga de draaddunne uitlopers waaraan een plantje hangt los van de moederplant en knijp ze vlak bij het jonge plantje af.

Vul een 6-8cm pot tot 1cm onder de rand met potgrond. Maak een ondiep kuiltje en zet daar het plantje in. Druk de aarde rond het plantje aan. Geef geen water, maar trek een plastic zakje over de pot en maak het vast met een elastiekje. Houd de pot buiten direct zonlicht op een temperatuur van 18°-21°C. Zorg dat de grond vochtig blijft.

Na ongeveer tien dagen is het plantje geworteld. Verwijder het zakje en zet de plant op een lichtere en koele plaats. Chlorophytum vormt vaak een aantal plantjes aan de bloeistengels. Deze kunnen afzonderlijk worden opgepot in 5cm potten gevuld met potgrond.

Na ongeveer drie weken zullen de plantjes geworteld zijn.