blog placeholder

Aan één van de ijzeren palen houdt hij zich metnonchalancevast. Zacht meewiegelendmaar alsnog heel deftig weet hij zich staande te houden. Vol verwachting heeft hij mij duizend maal aangestaard vanuit een reclamebord op het perron, nu zie ik hem in levende lijve.

De metro duikt de Amsterdamse tunnel in. Aandachtig bekijkt hij zijn ijdel spiegelbeeld in de donkere ruiten. Zijn bewegingen zijn minimaal en het lijkt of ik in een slowmotion film ben beland. Ik realiseer mij dat ik alles haarfijn in mij opneem. Zijn opvallend grote oren blijven niet onopgemerkt en zijn ogen knipperen niet. Achter zijn gestalte zie ik de hoeveelheid graffiti langs hem heen schieten.

Het felle daglicht dient zich weer aan en zijn ijdele blik verschuift snel. Ik wil eigenlijk iets intelligents zeggen over zijn werk maar mijn mond blijft desondanks stevig dicht. Hij lijkt net een opname-apparaat die langzaam en secuur zijn omgeving scant op nieuwe inspiratie. Hij kruist mijn blik en houdt hem even vast. Hij glimlacht.

Zijn nieuwe boek ‘Vaslav’ brandt in mijn tas. Uit enthousiasme wil ik het zo snel mogelijk te voorschijn halen maar dat zal deze magische blikkenwisseling te niet doen. De “fan” niet willen zijn krijgt de overhand. Ik laat het boek daarom met grote moeite ongeroerd liggen en kijk quasi ontspannen een andere kant op. Mijn oren blijven gespitst en al snel trekken mijn ogen met grote nieuwsgierigheid langzaam terug.

Zijn bruin lederen tas heeft hij wat losjes vast, er prijkt een trouwring om zijn ringvinger. De hand ontspant zich teveel en ik vraag me af hoe lang het gaat duren tot de tas valt. Dan spant de hand zich krachtig om het handvat samen en gooit de tram zijn deuren open.

Door deze brute onderbreking blijf ik verstijft zitten, de deuren sluiten en de metro vervolgt zijn weg. Mensen kwebbelenonophoudelijkover de grote schrijver, terwijl ik mijn werk bel dat ik wat later kom. Versuft kijk ik mijn perron na.