Weitz zegt dat elke theorie claimt de beste en meest ware theorie te zijn omdat zij de beste definitie geven van de oorsprong van kunst. De andere theorieën zijn niet goed en niet waar omdat zij een aantal cruciale punten hebben overgeslagen en zo een verkeerde definitie vormen.
Weitz vraagt zich af of deze goede definitie wel maakbaar is. Hoewel, zelfs nu, iedereen steeds op zoek is naar die perfecte definitie als het gaat om kunst. Hij wil laten zien dat een theorie nooit voldoende is als het gaat om kunst maar dat we de vraag moeten stellen: ‘Wat is de oorsprong van kunst?” en alle andere vragen die ons helpen om kunst te begrijpen. Alle esthetische theorieën zijn fout door te denken dat een correcte theorie mogelijk is
Het probleem waar we mee te maken hebben is niet de vraag “wat is kunst?” maar juist “wat voor soort concept is kunst?”. Het grondprobleem van filosofie zelf is de relatie uit te leggen tussen de ontwikkeling van bepaalde concepten en in welke omstandigheden ze het best begrepen kunnen worden. Weitz haalt hierbij Wittgenstein aan hij zegt dat hij zijn model van de logische beschrijving bij hem vandaan haalt. Het probleem van de oorsprong van kunst is hetzelfde probleem als dat van de oorsprong van spelletjes. Als we ook echt kijken en zien wat we “kunst” noemen zul je geen standaard afmetingen vinden, alleen zullen er gelijkenissen zijn die elkaar op bepaalde vlakken raken. Weten wat kunst is betekent niet dat je de essentie weet maar maakt het mogelijk om dat wat we kunst noemen (of dat wat daar bij in de buurt komt) te herkennen, beschrijven en uit te leggen.
Om de rol te begrijpen van een esthetische theorie moet je het niet opvatten als een definitie, gedoemd om te mislukken, maar lees het als een aanbeveling en een hulpstuk om op je eigen manier naar kunst te kijken.