blog placeholder

In de sport worden vaak testen afgenomen om te kijken op welk niveau een atleet zit, en of deze na een periode van training vooruit is gegaan, of juist geen prestatieverbetering laat zien. Een van de metingen die vaak gedaan wordt bij atleten is een sprongtest. Deze test bestaat uit het meten van spronghoogte tijdens een squat jump (recht omhoog springen vanuit een squat-houding) en een countermovement jump (de sprong begint in een rechtopstaande houding, waarna de atleet inzakt en vervolgens gelijk omhoog springt). Uit deze metingen blijkt dat er tijdens een countermovement jump bijna altijd hoger gesprongen wordt dan tijdens een squat jump.

 

Er zijn verschillende verklaringen te vinden voor dit hoogteverschil.

Ten eerste is een squat jump een tegennatuurlijke beweging: het is veel natuurlijker om enigszins in te zakken voordat omhoog gesprongen wordt.

Tijdens countermovement jump worden actieve spieren voorgerekt en daarbij wordt energie geabsorbeerd. Deze energie wordt tijdelijk opgeslagen in serie-elastische elementen en komt tijdens de concentrische contractie van de spieren weer vrij, en draagt zo bij aan een hogere geleverde arbeid.

Daarnaast wordt er tijdens het inzakken gebruik gemaakt van spinale reflexen. Bij inzakken verleng je de extensorspieren, waardoor hier rek op komt en de spierspoeltjes geactiveerd worden. De extensors worden zo geactiveerd en gaan een concentrische contractie leveren, wat handig is tijdens het omhoog springen.

Verder kan tijdens countermovement jump een hoger heupextensiemoment, knieextensiemoment en enkelplantairflexiemoment geleverd worden, waardoor een grotere reactiekracht tijdens de afzet geleverd wordt.

Maar wat in de grootste mate bijdraagt aan een hogere spronghoogte bij een counter movement jump ten opzichte van een squat jump, is dat het bij maximaal vrijwillige contractie even duurt voordat spierkracht tot een maximale waarde opgebouwd is. Bij squat jump is er geen tijd voor deze opbouw in spierkracht, bij countermovement jump wel. Deze benodigde tijd komt doordat er tijd nodig is om de spieren te activeren vanuit het zenuwstelsel, en dan duurt het even voordat spieren ook daadwerkelijk het actiepotentiaal doorkrijgen. Verder is er interactie tussen contractiele elementen en de serie-elastische elementen: contractiesnelheid hangt direct samen met active state, lengte van het contractiele element, en kracht. Kracht is op zijn beurt weer gerelateerd aan de lengte van het serie-elastische component. Dit gaat samen met active state: de mate waarin actine-filamenten gereed zijn om crossbridges aan te gaan. Veel gevormde crossbridges betekent een hoge kracht. Bij countermovement jump kan deze kracht alvast gevormd worden tijdens het inzakken, doordat je je beweging naar beneden moet afremmen. In squat jump wordt de active state pas bereikt bij de afzet, waardoor er minder kracht geproduceerd kan worden en dus minder hoog gesprongen.