Uitleg van Peace enforcement en Peace keeping.
De rol van het internationaal gerechtshof en de vier manieren om het hof bevoegd te maken voor een concreet geschil of een geschil in de toekomst. Hierin is ook de rol van derde staten verwerkt.
VR = Veiligheidsraad
Hof = Hof in Den Haag
VN = Verenigde Naties
Art. 51, de werking van de VR.
De VN beschikken niet over een eigen leger en de akkoorden in het kader van H 7 die zouden moeten wordne gesloten om te zorgen dat staten troepen beschikking stellen, die zijn nooit gesloten.
Er is dus een probleem ontstaan op het ogenblik er behoefte was aan troepen.
Men heeft dus geïmproviseerd, creatief een interpretatie gegeven aan het handvest van de VN en daaruit is het instrument van peacekeeping ontstaan, vredesoperaties. De rechtsgrondslag voor die operaties staat dus niet utidrukkelijk in het ahndvest, toen men de organisatie oprichtte ging men ervan uit dat de akkoorden van artikel 43 gesloten zouden wordne, dus er hoefde geen alternatief mechanisme te zijn.
Die vredesoperaties zegt men van dat die gebaseerd zijn op hoofsdtuk 6 en een half, dat ontbreekt in het handvest.
Wat moet je over vredesoperaties weten.
– Die operaties, wanneer die naar een bepaald land worden gestuurd, dan gebeurt dat altijd met toestemming van het betrokken land. Dit is een absolute voorwaarde voor het sturen van blauwhelmen: toestemming.
- Er zijn landen die nooit toestemming hebben gegeven en zullen geven. Israel is daarvan een voorbeeld.
- Die toestemming betekent wel dat die toestemming moet worden gegeven voor de troepen naar het grondgebied gaan, maar dat die toestemming altijd aanwezig moet zijn, die moet permanent zijn. Het kan dus zijn dat wanneer er een bedreiging bestaat voor internationale vrede en veiligheid is dat de VR een troepenmacht wil sturen en dat land A toestemming geeft aan het begin, maar die toestemming moet aanwezig blijven. Wanneer staat A om welke reden dan ook de toestemming intrekt en laat weten aan de VN dat ze de troepen niet meer willen, dat de VN geen andere keuze meer hebben dan terugtrekken van de troepen van het grondgebied.
- Vorige week ook al over Egypte. Dat is het voorbeeld met het intrekken van de toestemming van VN troepen. Er waren troepen geleverd die tussen Egypte en Israel zaten. Op een bepaald ogenblik zegt de president van Egypte dat de troepen weg moeten, de toestemming ingetrokken. Die troepen dienden als buffer. De troepen gingen weg en binnen 72 uur was er een nieuwe oorlog. De VN troepen stonden in de weg van het Egyptische leger om een nieuwe oorlog te beginnen.
– Ten tweede, hoe zit het met het gebruik van geweld door die VN troepen. Oorspronkelijk zei men: die VN troepen zijn gewapend, maar ze mogen alleen geweld gebruiken als ze zelf worden aangevallen. Dus het individuele recht op zelfverdediging. De evolutie van de mandaten van die troepen heeft ook meegebracht dat in de laatste periode men nu wel aanneemt dat vredesoperaties, dat die troepen ook geweld mogen gebruiken om hun mandaat mogen uitvoeren.
- Troepen naar land A met toestemming en dat de bewoners van land A niet blij ermee is. Een gedeelte van de bevolking is misschien gekant tegen de blauwhelmen en probeert de uitvoering van het mandaat te belemmeren. Wanneer het dus nodig is mogen ze dus geweld gebruiken om zichzelf te verdedigen, maar ook om te zorgen dat hun mandaat kan worden uitgeoefend.
- Het geweld moet zoals altijd proportioneel zijn.
– Derde voorwaarde: er moeten troepen beschikbaar zijn. Staten moeten bereid zijn om troepen te leveren. Dat is vaak in de praktijk het belangrijkste probleem. Waarom die aarzeling bij staten? Wanneer een VN troepenmacht wordt uitgestuurd naar land A met een beperkt mandaat om bijvoorbeeld het staakt het vuren in het oog te houden, te zorgen dat er geen wapens worden geleverd aan een bepaald land. Dan wordt die beslissing door de VR genomen als de vrede en de veiligheid in gevaar komt. De situatie op het terrein zorgt ervoor welk mandaat de troepen krijgen. Peacekeeping, misschien wel een staakt het vuren. Maar als de situatie op het terrein verandert, dan kan het zijn dat de VR het mandaat moet aanpassen: dat verklaart de twijfel bij staten om troepen te leveren. De situatie op het terrein kan slechter worden en dan kunnen staten zeggen, we willen wel bij een beperkt mandaat 600 man leveren, maar niet bij een aangepast mandaat.
- Peacekeeping is te onderscheiden van Peace enforcement. Omdat die evolutie kan bestaan. Als die evolutie pl,aatsvindt, dan ontstaan er natuurlijk problemen
- Peace enforcement: het opleggen van de vrede. Er is geen toestemming nodig van land A bij enforcement. Opleggen van de vrede of land A dit nu wil of niet. Als er geen toestemming nodig is kan dit ook niet worden ingetrokken. Alleen de VR oordeelt hier dus of het mandaat voltooid is en de troepen naar huis gaan. Het gebruik van geweld tijdens een peace enforcement missie is in het mandaat gegeven. Alle nodige maatregelen mogen worden genomen, om bijvoorbeeld burgers te beschermen, humanitaire hulp mogelijk te maken. Dan is het gebruik van geweld niet meer afhankelijk van zelfverdediging. Als de commandant van de VN troepen ter plaatse oordeelt dat geweld nodig is, dan heeft hij de bevoegdheid om daartoe over te gaan. Mits de proportinaliteit eerbiedigt wordt.
- Dus peace keeping en peace enforcement
- Voorbeelden van Peace enforcement zijn beperkt. Daar zijn een aantal redenen voor. Staten zijn niet zo bereid om troepen te leveren voor een peace enforcement operatie, want daar zijn de risico’s groot voor de troepen die worden ingezet.
- In een aantal situaties hebben de VN, omdat men het binnen de VR niet eens kon worden over het mandaat of iets anders, hebben de VN in een aantal situaties noodzakelijkerwijze een beroep moeten doen op een ander alternatief naast peace keeping en peace enforcement bestaat in de toestemming geven aan een coalitie aan landen om een multinationale macht naar een land te sturen.
- Het alternatief is dus het mogelijk maken van een multinationale strijdmacht, die in tegenstelling tot vredesoperaties en peace enforcement niet onder bevel staat van de VN. Hier is dus geen VN bevelhebber.
- In Somalië in middan jaren 90 bijvoorbeeld. Grote onveiligheid, geen staatsstructuren meer, wie gaat er voor de veiligheid zorgen: een multinationale troepenmacht. Een coalitie krijgt de toestemming van de VN om naar Somalië te gaan en de situatie te herstellen. In Somalië stond het onder command0 van de VS.
- Waarom is de toestemming van de VN nodig? Omwille van artikel 51 handvest. Het individueel recht op zelfverdediging mag alleen wanneer een land slachtoffer is van een gewapende aanval. Die toestemming is nodig, omdat die landen van de coalitie niet over het recht beschikken om geweld te gebruiken.
Twee tegenovergestelde voorbeelden:
Tijdens de tweede golfoorlog, wanneer Irak Koeweit is binnengevallen en geannexeerd heeft. Koeweit was het slachtoffer van een gewapende aanval. Koeweit mocht het recht op zelfverdediging inroepen en andere landen vragen om hulp bij die verdediging. Enkele dagen na de aanval van Irak op Koeweit heeft de VN sancties afgekondigd op het regime van Sadam.
Artikel 51 is inherent van het lidmaatschap, maar het mag pas worden uitgevoerd tot er maatregelen zijn utgevoerd. Zodra de Vn sancties afkondigt, dan is het recht van zelfverdediging opgeschort. In het geval van Irak in Koeweit waren er sancties tegen Irak en daardoor kon het zelfverdedigingsrecht van Koeweit niet worden uigeoefend. Een aantal maanden heeft de VN een coalitie toestemming gegeven om Koeweit te bevrijden, waardoor dit optreden gelegitimeerd werd door de VN. Naast Peace keeping en peace enforcement een alternatief om geweld te gebruiken in een situatie waar dat normaal gesproken niet zou mogen.
Bijna 8 jaar geleden waren de sancties tegen Irak nog altijd van kracht, Irak werd ervan verdacht massa vernietigingswapens te hebben. Irak had een aantal sancties van de VN niet nageleefd. De VR kwam samen en ze zeiden, ze moeten de sancties naleven in Irak en als dit niet gebeurt zullen we verdere maatregelen nemen. De VS en UK en andere landen waren van oordeel dat het toegestaan was in het volkenrecht om zonder uitdrukkelijke toestemming van de VN geweld te gebruiken tegen Irak. In 2003 oorlog begonnen, maar er was geen toestemming. Het was geen collectieve zelfverdediging. Het is alleen aan de VN om te beslissen of er een bedreiging is voor vrede en veiligheid, is de oorlog van maart 2003 het schoolvoorbeeld van een daad van agressie. Zonder toestemming van de VN. Koeweit is een ander verhaal, want daar was wel toestemming.
De coalitie dacht wel het recht te hebben om geweld te gebruiken en ze hebben hierdoor een daad van agressie gepleegd.
Een ander toporgaan dat we moeten behandelen van de VN is het internationaal gerechtshof in Den Haag. Niet hetzelfde als het internationaal strafhof of het Joegoslaviëtribunaal,
- Samengesteld: daarvoor moeten we kijken naar artikel 4 van het statuut van het hof. Het Hof bestaat uit 15 rechters. Die worden gekozen voor een periode van 9 jaar, ze zijn herkiesbaar. De bedoeling van artikel 4 en de opstellers van het statuut (1920). Dat de verschillende culturen en rechtssystemen ter wereld daarin vertegenwoordigt zijn. De verkiezing van rechters kort uitgelegd:
- Een ander orgaan: permanente hof van arbitrage. De benaming is eigenlijk foutief, want dat hof van ar zetelt niet permanent, maar bestaat uit een lijst van juristen die kunnen worden ingeschakeld bij conflicten tussen staten of internationale organisaties. De manier waarop dat hof van ar is georgraniseerd, bestaat uit nationale groepen. Elk land dat partij is bij dat hof van ar heeft een groep en het zijn die groepen die namen voor dragen bij het hof (internationale gerechtshof).
- De 5 permanente leden van de VR hebben altijd een rechter in het hof. Dat betekent dat er in de praktijk maar 10 andere rechters gekozen moeten worden voor een periode van 9 jaar. De huidige samenstelling qua nationale rechters zie je niet alleen geografische spreiding, maar een aantal landen waarvan men denkt dat ze semi of permanent lid zullen worden in de VR.
- 15 rechters, voor 9 jaar benoemd. Als staten een geschil hebben dat ze voor het hof willen brengen. Dat staten geconfronteerd worden met dingen die eerder bekend zijn. Nu kan het zijn dat die partijen zeggen ja , oke, dat zijn de 15 rechters, die gaan ons geschil beslechten. 1 van de partijen kan toevallig een rechter hebben in het hof en het andere land niet, bijvoorbeeld Duitsland. Dan kan men over gaan tot de aanduiding van een rechter Ad Hoc. Er wordt een bijkomende rechter aangeduid door een staat en die rechter zal bij dat geschil rechter zijn voor die beperkte periode. Een staat kan bijvoorbeeld onvoldoende vertrouwen hebben in die rechters. Dan willen ze een rechter die ervoor zorgt dat er bij het hof voldoende rekening wordt gehouden met de dit land.
- De bedoeling van die ad hoc rechter is dus om de belangen van staat B en de juridische argumenten een volledige rol te laten spelen in de discussie. Staat B zal een eigen onderdaan of iemand van een andere nationaliteit aanduiden om te zetelen ad hoc in Den Haag. Ze verwachten dat die Ad Hoc rechter zal opkomen voor staat B. In een aantal gevallen zijn er Ad Hoc rechters die aangesteld zijn door staat B en ze zorgen voor goede argumentatie heeft, maar soms stemmen ze toch tegen hun eigen staat B. Vraagt niet alleen juridische, maar ook politieke moed, want het optreden zal eenmalig zijn.
- Om de drie jaar zijn er verkiezingen, dus om de drie jaar worden er dingen gewijzigd.
Het hof beschikt over twee grote bevoegdheden. Een advies bevoegdheid en een bevoegdheid om geschillen te beslechten.
- Artikel 96 Handvest: advies bevoegdheid van het hof. Individuele staten kunnen geen advies vragen aan het hof, Dus de adviesbevoegdheid van het hof betekent niet dat een staat een brief schrijft aan het hof: kunt u mij eens uitleggen of het referendum in Sudan geldig is of niet.
- Of een land dat sancties opgelegd zijn en die deze sancties niet goed meer vindt, dan kun je als zo’n land niet naar het hof gaan.
- Alleen de organisaties genoemd in artikel 96 kunnen advies vragen. De algemene vergadering en de VR kunnen advies vragen aan het hof. Er wordt gesproken, waarover het advies moet gaan: any Legal question. De AV en de VR kunnen advies vragen over ieder juridisch probleem. De AV heeft bijvoorbeeld advies gevraagd inzake Kosovo. De AV en VR onbeperkte toegang tot het hof.
- De andere organen van de VN en de gespecialiseerde instellingen mogen alleen maar een advies vragen om juridische vragen in de functionele bevoegdheid van hun activiteiten te beantwoorden. De AV van de VN had aan het Hof gevraagd hoe het zit met de legaliteit van het gebruik van kernwapens en het hof heeft daarover een advies uitgebracht. De wereld gezondheidsorganisatie wilde ook een advies vragen over kernwapens en het hof heeft gezegd, dat is jammer, maar het gebruik van kernwapens valt niet in je functionele bevoegdheid volgens de statuten: ze kunnen zich wel bezighouden van de gezondheidsgevolgen van kernwapens, maar niet gewoon kernwapens. Het verzoek van advies was niet ontvankelijk.
- Adviezen van het hof zijn juridisch niet bindend. Het spreekt voor zich dat wanneer het hof een advies uitbrengt, dat het juridisch niet bindend is voor de AV. Het onderwerp van het advies, betekent meteen dat het advies dat wordt heeft uitgebracht niet bindend is, maar een grote juridische invloed heeft op de lidstaten.
- Bevoegdheid om geschillen tussen staten te beslechten
- Geschillen tussen staten, want alleen die geschillen kunnen voor het hof komen. Artikel 34 van het statuut zegt dit. “Only states”. Betekent meteen dat geschillen tussen een staat en internationale organisatie niet voor het hof kunnen worden gebracht. Een geschil tussen een staat en niet statelijk entiteit niet voor het hof, maar wel bij arbitrage of speciaal investeringsmechanisme.
- Met betrekking tot de advies bevoegdheid hebben we gezien dat ze een advies mogen vragen, niet verplicht. Om geschillen te beslechten zijn staten niet verplicht om hun geschillen aan het hof voor te leggen. De pogingen die er geweest zijn om dit in het handvest om te nemen hebben gefaald. De bevoegdheid van het hof berust op toestemming van staten met andere woorden. Het is dus niet omdat staten lid zijn van de VN dat ze hun geschillen aan het hof moeten voorleggen, dat blijkt ook uit artikel 3 handvest, dat gaat over vreedzame regeling van geschillen. Een beroep op de rechter is mogelijk, maar het moet dus niet.
- De leden van VN hebben het handvest ondertekend en zijn daardoor partij bij het statuut bij het hof, dat vormt 1 geheel. Partij zijn bij het statuut betekent ook niet de verplichting om een geschil voor te leggen.
- De geschillenbeslechting rust dus op toestemming van de staten en er is dus een bijkomende stap nodig om die bevoegdheid van het hof te erkennen. Er zijn nu vier manieren om de bevoegdheid van het hof te erkennen, artikel 36 statuut:
- Compromis: A en B hebben een geschil en ze besluiten dat aan het hof voor te leggen, ze hebben in het verleden nog geen geschillen gehad, ze hebben onderhandeld, dit heeft het niet opgelost en ze besluiten dus samen om het voor te leggen aan het hof en dat gebeurt via wat men noemt een compromis, niks te maken met het normale compromis, het is een verdrag tussen A en B en in dat verdrag besluiten de twee lande om dit bepaalde geschil aan het hof voor te leggen en de bevoegdheid te erkennen met betrekking tot dat geschil. In het compromis wordt vastgelegd om welk geschil het gaat.
- Compromissoire clausule: In een periode dat de relaties tussen A en B goed waren hebben ze misschien een vriendschapsverdrag gesloten en dat verdrag is al 50 jaar oud en door de vorige regeringen gesloten, maar ook in die periode waren de opstellers van het verdrag realistisch genoeg om te weten dat er misschien een geschil kan ontstaan. Of A en B zijn bijvoorbeeld deel van een multilateraal verdrag waar een clausule is opgenomen over de bevoegdheid van het hof. Het gaat niet meer om een enkel verdrag dat wat gesloten wordt op het moment dat het geschil ontstaat, maar een clausule die in een multilateraal of bilateraal verdrag is opgenomen over een geschil in de toekomst over de toepassing van het verdrag.
- Het verschil tussen die 2 is wanneer men een compromis sluit dat A en B weten met wie het geschil is ontstaan en ze weten heel precies welk geschil aan het hof wordt voorgelegd, Bij compromissoire clausule weet men ten eerste niet of er ooit een geschil zal ontstaan en niet tussen welke partijen en wat voor soort geschil het zal zijn. Als het een zee rechtverdrag is met 300 artikelen, dan kan het ontstaan tussen land C en H over artikel 211 daarvan. Allemaal onzeker dus.
- Facultatieve verklaring (optional clause). Artikel 36 ook. Staten zijn dus niet verplicht, maar kunnen een verklaring opstellen en aannemen waarbij zij de bevoegdheid van het hof erkennen. Het gaat daarbij om een eenzijdige unilaterale verklaring. Voor de toekomst, maar wel op basis wederkerigheid. Het systeem werkt als volgt: er zijn iets meer dan 60 staten die zo’n verklaring hebben afgelegd. Die verklaring, bevoegdheidserkenning geldt alleen binnen deze groep. Dus staat A legt zo’n verklaring af en weet op dat ogenblik welke de mogelijk tegenpartijen zullen zijn, de landen die ook zo’n verklaring hebben afgelegd. Landen kunnen zeggen: we erkennen de bevoegdheid van het hof voor alle geschillen, juridische. Landen kunnen ook zeggen, we doen het eenzijdig op basis van wederkerigheid ten opzichte van de 60 andere, maar we willen het hof niet bevoegd maken op het gebied van alle geschillen, een aantal categorieën worden uitgesloten. Bijvoorbeeld erkenning van een periode van 5 jaar, behalve van geschillen die te maken hebben met geweld of milieu of veiligheid van de staat. Dus de bevoegdheidsverklaring die eenzijdig wordt afgelegd hoeft niet noodzakelijkerwijze volledig te zijn.
-
- Het verschil tussen de drie erkenning. Bij een compromis of een com-clausule is toestemming vereist. Wanneer een beroep wordt gedaan op een com-clausule dan gaat de zaak op initiatief van één van de partijen naar het hof. Een eenzijdig verzoekschrift wordt ingediend door een staat. Bij een compromis weten staat A en B, dit is het geschil en die brengen ze samen naar het hof. Bij com-clausule onzekerheid over geschil en partijen, maar als er een geschil is, dan is het aan land A of C om een verzoek te doen tegen staat B bijvoorbeeld. Bij een Fac Verklaring zijn het 60 staten die zoiets hebben afgelegd, het risico daarvan dat deze landen nooit weten of er ooit in de toekomst een geschil zou kunnen ontstaan met een van de leden van die club van staten. Ze weten niet welk soort geschil en met welke leden van de club het kan ontstaan. Het beroep op zo’n fac verklaring gebeurt ook met een verzoekschrift. Het is aan hof zelf om te bepalen of het bevoegd is of niet. De toestemming van land B is niet nogmaals nodig bij een com-clausule als land A het indient op een clausule. Bij een Fac verklaring: idem: onderhandelingen mislukt, dan kan land A land B gewoon voor het hof dagen. Het eerste wat staat B zal doen is proberen de bevoegdheid van het hof te ontkennen en zeggen u bent onbevoegd. Want wij hebben wel een com-clausule in 1950 in een vriendschapsverdrag, maar het geschil dat wij nu met staat A hebben gaat over geweld bijvoorbeeld. Of bij een Fac Verklaring zal staat B zeggen: het geschil is wel ontstaan en wij zijn lid van die club die erkennen, maar wij beroepen ons op het voorbehoud van staat A, uitzonderingen op geschillen. Het voorbehoud dat staten maken in een Fac Verklaring is een boomerang bij hen. Ze beperken de bevoegdheid van het hof, maar ze mogen er zelf ook niet mee beginnen.
- Het geschil tussen Iran en Nederland op dit moment, kans heel klein dat het voor het hof komt is heel klein. Iran heeft geen Fac Verklaring afgelegd. Dus ze moeten opzoek naar een com-clausule indien Ned dit wil.
- Forum prorogratum:
- Nederlands ministerie van buitenlandse zaken zoekt op dit moment wellicht om de zaak voor het hof te brengen. Contact met de ambassade van Iran. Iran wil niet. Men kijkt verdragen na op com-clausules, geen compromis, geen fac verklaring. Dan alleen nog forum prorogratum: staat A, Ned brengt het geschil voor het hof en nodigt in dit geval Iran uit om de bevoegdheid van het hof te aanvaarden. Iran kan zeggen: oké: wij vinden dit geschil zo belangrijk: wij zijn overgegaan op de executie want wij erkennen die dubbele nationaliteit, we hoeven ons niet te verantwoorden tegen Ned en dus nemen we het risico, want we gaan in op het aanbod om dat nu te doen. Als Iran niks laat horen, dan komt het niet voor het hof. Er zijn in het verleden gevallen geweest op basis van forum prorogatum, waarbij bijvoorbeeld Frankrijk als uitgedaagde staat de bevoegdheid van het hof heeft erkend.
- Alleen het Verenigd Koninkrijk heeft als permanent lid van de VR het hof erkend via een Fac. Verklaring.
Bovenstaande dus de vier manieren om het hof bevoegd te maken voor een concreet geschil of een geschil in de toekomst.
- Derde Staten, en de positie daarvan. Adviezen zijn niet bindend, arresten van het hof daarvan zegt artikel 59 Statuut “the decision of the court has no binding force…”. Dus een uitspraak tussen A en B is alleen bindend voor A en B en alleen voor dat geschil. Brengt meteen mee dat zo’n arrest juridisch niet bindend is voor derde landen. Alleen A en B hebben de politieke wil gehad om het geschil voor te leggen aan het hof. Het geschil tussen A en B kan gaan over afbakening van maritieme zones waar niet alleen A en B liggen, maar ook andere landen. Het kan ook zijn dat A en B onderling een geschil hebben over die maritieme zones, maar ook goed weten dat die afbakening van hun zones een weerslag kan hebben op de rest in de regio. Artikel 59 statuut, alleen bindende kracht voor de partijen in een zaak, vrijwaart de positie van andere landen. Andere landen hoeven geen rekening te houden met zo’n arrest en hun rechten worden hierdoor gevrijwaard. Dat kan ook de bedoeling van A en B geweest zijn: naar het hof te gaan en uitspraak te krijgen en wetende dat de andere landen van de regio uit die uitspraak onderdelen gaan halen die belangrijk voor hen zijn. Aritkel 59 is aan de ene kant een bescherming voor derde landen aan de andere kant bestaat de mogelijkheid van interventie. Dat is geregeld in artikel 62 en 63 Statuut. Om bij het maritiem geschil voorbeeld te blijven. Bijvoorbeeld Nicaragua en Colombia. Het geschil wordt beslecht door het hof, maar zodra andere landen op de hoogte zijn van het feit dat het geschil voor het hof is gebracht, weten zij natuurlijk dat hun juridisch belang getroffen zou kunnen worden door de beslissing ide het hof binnen drie jaar neemt. Zij hebben volgens artikel 63 een interesse van “legal nature”. Dan kan een land vragen aan het hof te interveniëren in de procedure, wat A en B waarschijnlijk helemaal niet willen. De andere landen willen dat hun belangen aan bod komen in de procedure bij het hof. Dit breekt de bilaterale procedure dus open, dan houdt het hof ook rekening met de juridische belangen van landen in die maritieme regio. Kijk maar naar de tekst van artikel 62. Een land in diezelfde regio moet aantonen dat het interest of a Legal nature heeft dat effected wordt door het hof. Als een land ervan overtuigd is dat een uitspraak van het hof het land kan schaden dan moet het zo’n verzoek indienen. Dat is dus speculatief, want land C of D weten helemaal niet wat het hof gaat doen.
Men moet het hof dus overtuigen dat er interest of a Legal nature is. Het hof zal zeggen of ze mogen intervinieren of wordt afgewezen. Interventie kan ook beperkt worden tot een aantal punten die met de procedure te maken hebben, niet alle punten.
A en B, misschien is A wel blij dat C interveniërt, want die ondersteunen misschien wel de positie van land A. Misschien willen land A en B helemaal geen interventie.
Artikel 62 is dus een verzoek tot interventie.
Artikel 63 gaat ook over interventie, maar een recht op interventie. Daar wordt gezegd in artikel 63: als er een geschil is voor het hof en de interpretatie op een toepassing van een conventie is aan de orde hebben alle andere staten die belang hebben bij de conventie recht om te interventiëren. Als men partij is bij een multilateraal verdrag, dan heeft men sowieso een interest of a Legal nature, dan hoeft men het niet meer te bewijzen, dan hoe je je alleen te beroepen op artikel 63. Het recht van interventie staat hier vast. Bij een multilateraal verdrag hebben alle andere staten belang hoe het hof met dat verdrag om gaat springen. Ze moeten dus weten hoe ze die conventie moeten interpreteren en toepassen.
Artikel 62 wordt meer en meer gebruikt in de praktijk. Artikel 63 zeer zelden, want het schoolvoorbeeld van een conventie die in veel geschillen van het hof aan bod komt is het handvest van de VN, als het gaat om gebruik van geweld gaat het om handvest en alle landen hebben hierdoor dus recht op interpretatie van het hof. Ze wachten dit vaak af en lezen later alles grondig door. Een juridisch belang en effect heeft dit arrest ver buiten de kring van A en B.
Artikel 38 statuut in de bronnen van het hof een ondergeschikte bron zijn van het internationale recht, want ze zijn alleen bindend voor land A en B. Maar alle landen zullen in de praktijk zoiets gaan lezen en hun land gaan aanpassen aan zo’n uitspraak in sommige gevallen, want het is een interpretatie van volkenrecht.
Monetaire goldrule. A en B brengen een geschil voor het hof, bijvoorbeeld Portugal brengt Australië voor het hof, omdat Australië een verdrag heeft gemaakt met Indo over de uitbating van de zee rijkdommen voor de kust van oost-timor. De monetairy goldrule houdt in dat als de rechtspositie van een derde land eigenlijk tot de kern van het geschil behoort tussen A en B, dan zegt die rule, dan zal het hof zich onbevoegd verklaren. Dit geschil tussen Por en Aus gaat over de geldigheid van een verdrag tussen Indo en Aus , maar dan komt de vraag naar boven of Indo wel het recht had om dat verdrag te sluiten, want ze hadden Oost-Timor bezet.
Als de rechten van een derde land noodzakelijk daarbij betrokken zijn: geen uitspraak. Want Indo is geen partij bij de zaak voor het hof. Indo zal niet vrijwillig zoiets aanvragen bij het hof, dat ze niet rechtmatig Oost-Timor hebben bezet. De monetairy goldrule beschermt de positie van derde landen, want als hun gedrag mee het voorwerp uitmaakt van het geschil, dat A en B niet een uitspraak kunnen doen, want in dat geval moet het hof Indo aansprakelijk te stellen en daar hebben ze geen bevoedheid over.