blog placeholder

De Algemene vergadering stelt een vraag aan het Hof wat de juridische consequenties zijn van het bouwen van de muur door Israel op bezet Palestijns gebied. Ook moet het Hof zich uitspreken over de vraag of de bouw strijdig is met het volkenrecht of niet.

Wat is nu de precieze vraag aan het hof?

  • Wat zijn de juridische gevolgen van de bouw van de muur door Israel op bezet Palestijns gebied?
  • De AV voegt eraan toe, ze vraagt de juridische consequenties te bepalen, rekening houdend met de regels van het internationaal recht. O.a. De vierde rode kruis conventie van egneve, die gaat over bezetting. Maar ook moet het hof rekening houden met de resoluties van de VN, AV en VR.

In tegenstelling tot de vraag die we vorige keer hebben besproken, wordt er hier gevraagd wat de consequenties zijn van die muur. Het gaat om bezet Palestijns gebied, zoals we vorige keer ook hebben gezien, ook hier geeft het Hof aan, de vertegenwoordigers van Palestina om schriftelijk en mondeling hun standpunten te komen toelichten voor het Hof. Dat is uitzonderlijk omdat alleen staten voor het mogen komen om het toe te lichten. Gelet op het  belang en ook de status van Palestina in de naties, bijna staat, geen volledig lidmaatschap, geeft de hof dus aan die vertegenwoordigers de mogelijkheid om die argumenten voor het hof toe te lichten. Het is Israel die de muur heeft gebouwd, Israel komt echter niet naar de debatten voor het Hof en stelt alleen een document op een stuurt dit naar het internationaal gerechtshof.

 De vragen:

  • Wat zijn de juridische consequenties.
  • Hof met betrekking tot die vraag: als we over de consequenties moeten uitspreken, dan moeten we ook uitspreken over de bouw strijdig is met het volkenrecht of niet. De vraag is echter wat zijn de juridische consequenties.
  1. Vraag ES – 10/14 resolutie
  2. Jurisdictie
    1. Ook hier is het het geval dat een aantal staten die eigenlijk het niet wenselijk vonden dat die vraag werd gesteld voor het Hof. Ze wilden tegen het hof zeggen dat ze onbevoegd waren. Er komen dus een aantal argumenten om die bevoegdheid duidelijk te maken, zodat het hof zal zeggen we zijn onbevoegd.
      1. Het eerste argument, ook bij Kosovo, General Assembly (algemene vergadering) heeft zijn bevoegdheden overschreden. Het verzoek van de AV is Ultra Vires. Want zeggen de staten, het is de VR die zich bezig houdt met de veiligheid van Israel. Het Hof zegt dat beide op hetzelfde moment, AV en VR, met hetzelfde moment bezig zijn. Parallel bezig zijn is geen probleem. Dus argument door Hof niet aanvaard.
      2. Argument twee: voorwaarden. De voorwaarden die er zijn om die United for Peace uit te voeren, waarbij de bevoegdheden overgenomen worden door de AV daar zijn voorwaarden voor en leden geven aan dat die niet zijn vervuld.
        1. De Veiligheidsraad is niet in staat om zijn job te doen vanwege de Veto en dan gaat het dus naar de Algemene Vergadering.
        2. De staten zeggen: het verzoek gaat uit van de AV, maar United for Peace vereist dat de VR niet in staat is zich uit te spreken, dus de VR moet eerst de kans hebben om zich uit te spreken en dat is niet gebeurd.  Het HOF zegt: er is een veto gebruikt, VR kon zijn werk niet doen, dus geen enkel probleem.
        3. Argument drie betreffende bevoegdheid.  Ze vinden de vraagstelling te abstract, niet duidelijk/precies genoeg en bovendien, juridische gevolgen, voor wie? What are the Legal consequences? Maar voor wie zijn die Legal consequences. Natuurlijk, wanneer bij een adviesprocedure de jurisdictie van het Hof door een aantal staten wordt betwist, dan moet het hof wel kiezen welke richting het wilt uitgaan. Als het tot de conclusie komen dat het geen bevoegdheid heeft of is het hof vanwege zijn eigen rechterlijke politiek wel een advies uit te brengen. Het hof zegt hier: de vraag is genoeg en voor de gevolgen zijn voor de bouw van de muur, dat maken wij zelf wel uit.
        4. Politieke zaak. Er zijn ook staten die gezegd hebben. De bouw van de muur dat is eigenlijk een politiek probleem, niet een juridisch probleem. En ook hier, zoals later bij Kosovo, zegt het Hof: politieke motieven spelen altijd mee en als we een advies uitbrengen heeft het politieke consequenties voor het Midden-Oosten, maar dat is voor ons niet relevant. We hebben een rechterlijke taak en daar gaat het om.
      3. Het antwoord, hebben we wel bevoegdheid als Hof zijnde: JA. Wel bevoegdheid. Nu is het ook meteen duidelijk dat als er zo’n vraag voor het hof komt, dan houdt het Hof rekening met het risico en de consequenties die er aan zouden verbonden zijn, moest het hof tot zo’n belangrijk politiek komen dat het geen bevoegdheid heeft. Dus hier kiest het hof duidelijk voor, dit is een politiek probleem waarover een juridische vraag rijst, die te maken heeft met het midden-oosten, dus laten we maar tot de conclusie komen dat we bevoegdheid hebben.
      4. Bij geschillen en adviesprocedures denkt het hof lang na over bevoegdheid of niet. De schade is anders niet te overzien, als later toch nog onbevoegdheid naar voren komt.
      5. Het is niet dat als het hof bevoegd is, dat het dan ook verplicht is een advies uit te brengen.
  3. Verplicht advies?
    1. Het hof heeft nooit geweigerd om een advies uit te brengen en de gedragslijn, de praktijk eruit bestaat om na te gaan of er dwingende redenen zijn om geen advies uit te brengen en dus gaat het hof in op de argumenten die worden aangevoerd.
    2. Dan moeten er compelling reasons zijn om te zeggen in dit concrete geval dat ze geen advies geven. De argumenten:
    3. Argument 1 heeft te maken met de basis voor de bevoegdheid van het hof als het gaat om geschillen tussen staten. Wat zijn de juridische consequenties van de bouw van de muur: dat is een probleem tussen Israel en Palestina. En in het document dat Israel aan het hof heeft gegeven: de basis voor de bevoegdheid van het hof is de toestemming van staten en Israel zegt dat de bouw van de muur een geschil is tussen Israel en Palestina en Israel geeft geen toestemming om het geschil te behandelen. Men mag de advies procedure, volgens Israel, misbruiken om een geschil voor het hof te brengen die normaal niet bij het hof zou komen wegens niet erkenning van het hof, zoals Israel die het hof niet erkent. Als dat klopt, dat er zo’n geschil bestaat tussen Israel en Palestina, dan houdt het hier misschien wel op. Want het hof zal de adviesprocedure niet laten misbruiken.
      1. Het hof erkent dat er een geschil is tussen Israel en Palestina, dat is evident. Het Hof: maar, het gaat niet uitsluitend om een bilateraal geschil tussen Israel en Palestina.  De redenering van het hof is de volgende: sinds de oude resolutie 181, dat is een belangrijke resolutie in het verdelingsplan van het midden-oosten. Hof: sinds die resolutie houdt de AV zich permanent bezig met het probleem in het midden-oosten. 
      2. Ze zien wel een geschil, een bilateraal geschil, maar vanaf het ogenblik dat het probleem bij de organisatie belandt, verliest het zijn bilateraal karakter, dan wordt het een internationaal probleem en dat is voor het midden-oosten gebeurd door die resolutie 181 na het einde van het mandaat.
      3. Het argument dat normaal wel zou gelden, is het hier niet. Staten zullen nu dus voorzichtig zijn als ze een bilateraal geschil voorleggen aan de organisatie.
      4. Verhindering onderhandelingen, argument twee. Is er een andere dwingende reden waarom het hof zou zeggen, liever geen advies. Een aantal staten zeggen, als u een advies uitbrengt als Hof, dan verhindert u een onderhandelde oplossing. Het midden-oosten conflict is al moeilijk genoeg, we zoeken naar een onderhandelde oplossing, als jullie ook nog eens de juridische consequenties bepalen, dan is een oplossing misschien nog verder weg. Doe het niet en laat de politieke onderhandelingen hun gang gaan. Dat is een belangrijk argument. Stel het hof doet een uitspraak en dat daardoor de onderhandelingen voor een vreedzame oplossing mislukken, dat is een enorm risico.
        1. Het hof: in de eerste plaats is er de roadmap. Dat plan wordt gesteund door de VR. 
        2. Ten tweede zegt het hof: we zijn er zeker van, wat ons advies ook zal zijn, het geen negatieve invloed zal hebben op de onderhandelingen.
        3. Het argument heeft te maken met spanningsveld
      5. Het derde argument betreffende verplicht advies: men zegt dat de vraag die de AV stelt alleen betrekking heeft op de bouw van de muur. De bouw van de muur is echter onderdeel van een veel ruimer conflict, het conflict in het middenoosten. En men probeert het hof ervan te overtuigen om geen advies uit te brengen, want van de gehele problematiek haalt men nu de bouw van de muur eruit en daar kun je geen zinvolle uitspraak voer doen, want het is onderdeel van een langlopen groot conflict.
        1. Het hof: We zijn er ons van bewust dat die bouw van de muur een onderdeel vormt van het conflict en we zullen er rekening mee houden. Zoals een aantal individuele rechters hebben opgemerkt: het hof beloofd rekening te houden met het grote conflict, maar in het advies komt daar niets van terecht.
        2. Dus het hof zal de vraag beantwoorden zonder voldoende rekening te houden met het feit dat de muur onderdeel is van een groot conflict.
      6. Argument 4: het hof heeft onvoldoende feiten en bewijs. Om een uitspraak te doen is het natuurlijk nodig, dat die rechter, het hof, beschikt over voldoende bewijsmateriaal. Argument is dus dat het hof geen goed advies kan uitbrengen zonder een vol beeld met bewijs en feiten.  Vooral Israel zegt dit.
        1.  De secretaris generaal heeft een volledig rapport opgemaakt voor het hof en het hof vindt dit voldoende. In dat rapport staat ook een opsomming van de sociaal-economische gevolgen voor de Palestijnen en de loop van de muur.  Ze vinden dat ze geen extra informatie nodig hebben, het hof dan.
        2.  Er bestaat in het reglement de mogelijkheid voor het Hof om ter plaatse te gaan kijken. In dit geval om zich te vergewissen van de bouw van de muur. Om te kijken naar het land waar het gebeurt. Het hof heeft uit veiligheidsredenen nooit overwogen om te gaan kijken.
      7. Vijfde argument, verplicht advies: wat is het nut van het advies? De AV heeft allang uitgemaakt dat de bouw van de muur in strijd is met het volkenrecht, dat weten we al. Het Hof zegt: wat de AV daarna met advies doet, dat is aan de AV om te beslissen. Hof: wij krijgen een verzoek van een orgaan van de VN om een vraag te beantwoorden en dat gaan wij doen en dan is het daarna aan de AV om daar iets uit te halen.
      8. Na het lezen van de bovenstaande 3 hoofdpunten is het duidelijk dat het hof een uitspraak zal uitbrengen. Dat de bouw van de muur niet legaal is, is duidelijk. Maar het hof zal moeten uitleggen waarom het niet legaal is en de juridische gevolgen daarvan uitleggen.
  4. Zelfbeschikkingsrecht Palestijenen. Dus welke onderdelen uit het volkenrecht relevant zullen zijn, bepaalt het Hof zelf. Maar dat wordt gevoed door de argumenten die de staten tijdens de procedure aanduiden. (na vraag, bevoegdheid, verplicht advies). Het argument is dus: de bouw is strijdig met het zelfbeschikkingsrecht van de palestijnen. Nu het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren staat niet in het handvest van de volkeren, het is ontwikkeld door de internationale rechtsorde in de loop van de organisatie en zelfbeschikking is daardoor terug te vinden in twee resoluties van de vergadering, namelijk 1514 en 2625. Het gaat om het recht van zelfbeschikking. Het verschil is dat in het handvest alleen gesproken wordt over het principe zelfbeschikking, maar door de organisatie (resoluties) wordt gesproken over een recht op zelfbeschikking.
    1. Er zijn veel rechte en verplichtingen in het volkenrecht, maar die hebben niet allemaal dezelfde waarde. Sommige staan op een gelijk niveau. Een van de manieren om het uit te drukken is rechten en verplichtingen die gelden rechtens iedereen ERSA OMNES. Als men van rechten en verplichtingen zegt dat het ERSA OMNES is, dan betekent dat concreet dat elk lid van de internationale gemeenschap een juridisch belang bij de naleving ervan. Het concept ERGA OMNES geeft antwoord op de vraag: wie heeft er recht van spreken als het recht geschonden wordt, die verplichting niet wordt nageleefd. Het hof legt nadruk op het EGA OMNES karakter van het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen. En dit zal van belang zijn bij het bepalen over de bouw van de muur.
    2. De bouw van de muur is niet alleen het bouwen van de constructie, maar ook het juridische regime dat ermee samenhangt. Het komt in feite neer op een DEFACTO annexatie van het gebied. Het gebied wordt eigenlijk geannexeerd door Israel. De westelijke jordaanover is dus bezet, maar door zo’n streng regime om het af te sluiten, komt het eigenlijk neer op een annexatie. Zelfbeschikking en annexatie kunnen niet samen gaan in het volkenrecht. 
    3. Ten slotte is het argument er van Israel: ze zeggen dat het maar een tijdelijke maatregel is tegen terroristische aanslagen. En het juridisch statuut van het gebied verandert niet. Het wordt niet geannexeerd, maar blijft bezet gebied.
    4. De eerste vraag is dus: hoe verhoudt het zelfbeschikkingsrecht zich met de bouw van de muur. Het zelfbeschikkingsrecht geldt ERGA OMNES: elke staat moet dit recht ook respecteren. Als die muur permanent wordt, zegt het hof, dan komt het in feite op een annexatie neer. Dat is een ernstige belemmering voor de palestijnen om hun zelfbeschikkingsrecht uit te oefenen.
    5. Niet alle en in feite, maar ook in feite komt het er op neer dat het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen 2 maal wordt geschonden:
      1. Het Palestijnse gebied wordt bezet
      2. De bijna de facto annexatie van het gebied
  5. Wat wordt er door de bouw van de muur nog geschonden? De mensenrechten.
    1. Maar voor het hof gaat uitmaken of de bouw van de muur de mensenrechten schendt is er een voorafgaande vraag. Die komt voort uit de argumenten die Israel in zijn document had geplaatst: of de mensenrechten wel toepasselijkzijn op dit probleem? Als je denkt aan wat je weet over mensenrechten, dan komt die vraag over de toepasselijkheid heel raar over. Waarom die vraag en waarom een probleem. Het is een probleem omdat het verdrag inzake de burgerlijke en politieke rechten uit 1966, dat de mensenrechten gerespecteerd moeten worden in het grondgebied. Het is beperkt tot eigen grondgebied en ten opzichte van iedereen die zich onder de bevoegdheid bevindt. Het argument Israel: kijk, mensenrechten toepasselijk op Palestijns gebied is buiten ons territorium.
      1. Hof: de toepasselijkheid van de mensenrechten geldt ook als staten jurisdictie uitoefenen buiten zijn eigen grondgebied.
      2. Het zou veel te gemakkelijk te zijn voor staten om jurisdictie uit te oefenen buiten grondgebied en te zeggen: wij moeten de mensenrechten niet na te leven. De mensenrechten kennen een extra territoriale toepassing. Als een staat op welke manier dan ook jurisdictie uitoefent buiten eigen grondgebied, dan neemt het de verplichting om de mensenrechten na te leven mee. Dat geldt niet alleen voor politiek en burgerlijke rechten, maar ook voor sociaal-economische rechten. Een bezetter zoals in dit geval, of zoals in Irak, is verplicht om de mensenrechten na te leven als een staat jurisdictie uitoefent buiten eigen grondgebied.
      3. Het is niet om dat er een gewapend conflict is, dat de mensenrechten niet van toepassing zijn. Deze zijn dus ook van toepassing tijdens een gewapend conflict.
      4. Schendingen (na toepasselijkheid).Op welke manier schendt de bouw van de muur de mensenrechten dan? Met betrekking tot de mensenrechten is het mogelijk, zoals Israel aanvoert, de noodtoestand uit te roepen. Dat is voorzien in de verdragen van 1966 en regionale verdragen over de mensenrechten. Er zijn procedures voor. Israel zegt: wij hebben de noodtoestand allang uitgeroepen, maar dat heeft alleen betrekking op het recht op vrijheid. Dus arrestatie is mogelijk onder deze noodtoestand. Het Hof aanvaardt dit natuurlijk, maar de rest blijft dan wel van toepassing: vrij verkeer van personen en het vrij kiezen van een woonplaats, dat zijn rechten die overeind blijven en die worden natuurlijk geschonden door de bouw van de muur. De Palestijnen kunnen er niet in en er niet in wonen.  Dus noodtoestand inzake mensen rechten is een noodmaatregel die elke staat kan nemen, maar met betrekking op bepaalde mensenrechten. Sociaal-economische mensenrechten worden ook niet door die noodtoestand weggenomen: het recht op huisvesting, onderwijs, een goede levenstoestand, te werken, gezondheid. Dat zijn allemaal rechten die geschonden worden door de bouw van de muur ten opzichte van de Palestijnen.
  6. Schendingen van het humanitair recht, het oorlogsrecht.(Mensenrechten en Zelfbeschikkingsrechten geschonden, dit is het volgende punt).
    1. Ook hier opnieuw, om te weten of er schendingen plaatsvinden, moet je eerst bewijzen dat het oorlogsrecht van toepassing is. Toepasselijkheid. De Geneefse conventie gaat over bezettingsgebieden. En de vierde conventie, die zijn van toepassing tussen de hoge verdragssluitende partijen.  Om onderworpen te kunnen zijn aan de rode kruis conventies, moet je partij zijn bij die conventies.  Nou wat is de redenering van Israel: het Palestijnse gebied is geen verdragspartij bij de conventie van Geneve, dan is het niet toepasselijk volgens Israel. Geneve is alleen geldig tussen de partijen die het contract sluiten, dus Israel: wij kunnen niet het humanitaire recht schenden hierdoor, want Palestina is geen lid hiervan. De opstellers van de Geneve conventie waren wel slim genoeg om te voorzien in een mogelijkheid voor niet-staten. De bedoeling van het oorlogsrecht is om burgers en deelnemers aan de strijd te beschermen. Wat heeft men nu voorzien er waarvan hebben de Palestijnen gebruik gemaakt: men heeft voorzien om voor niet statelijke entiteiten om eenzijdig te verklaren dat zij de Geneefse conventies zullen toepassen. In Beginsel dus alleen voor staten die het verdrag getekend heeft, maar omdat het een beschermende functie heeft wil men het breder toepassen en dus kan Palestina wel een verklaring afleggen en naar Zwitserland sturen dat ze in de toekomst het oorlogsrecht naleven. De Palestijen hebben dit gedaan in 1982, dan is de conventie dus WEL van toepassing tussen Palestina en Israel. Een niet statelijke entiteit brengt hier dus een band tot stand. En dus zegt het HOF: Palestina heeft zo’n verklaring afgelegd en dus is Israel gebonden aan de vierde conventie van Geneve in verhouding met Palestina. Toepasselijkheidprobleem opgelost. Hoe zit het met de schending?
    2. Schendingen.  De schendingen die door het hof worden vastgesteld. Hof:
      1. Israëlische nederzettingen zijn een schending van de vierde conventie van Geneve.  Wat voorziet die conventie, betreffende bezetting, dat u uw eigen bevolking niet mag overbrengen naar bezet gebied.  Dus de Israëlische nederzettingen die in bezet Palestijns gebied zijn, die zijn in strijd met de conventie. Geen deportatie van eigen bevolking naar bezet gebied. Het is natuurlijk duidelijk, dat die vierde Geneefse conventie bedoeld was voor bezettingen die maar een korte periode zouden duren en dus niet voor een bezetting zoals Israel al sinds 1967 doet op Palestijns gebied.
      2. Het is ook verboden om de eigendommen van de bevolking in bezet gebied te vernietigen. Dus de eigendommen van een volk in een bezet gebied moet worden gerespecteerd. De bezetter moet ervoor zorgen dat de werkende bevolking aan het werk kan blijven. Door de bouw van de muur verloren duizenden Palestijnen hun werk en dat is strijdig met de conventie. De onteigeningen die zijn doorgevoerd om de muur te bouwen zijn ook strijdig met conventie. Het gaat om tientallen hectaren onteigend Palestijns gebied.
      3. Het is verboden voor een bezetter om de demografische samenstelling te wijzigen van bezet gebied.  Hoe wijzig je de demografische samenstelling van een gebied. Dat kan door de bevolking die er woont eruit te gooien en eigen bevolking er naartoe te brengen. Dat is verboden. 
      4. Bovenstaande zijn de belangrijkste humanitaire schendingen van het humanitair recht door de muur.
  7. Zelfverdediging, handvest artikel 51. Israel is niet verschenen voor het hof, maar in het document heeft ze documenten aangevoerd dat het juridisch in orde is en er dus ook geen juridische gevolgen moeten zijn. Israel zei: de muur is maar een tijdelijke regel tegen terroristische aanslagen en dus beroept Israel zich op artikel 51 van het handvest: zelfverdediging. Artikel 51 spreekt niet over terroristische aanslagen, maar er zijn twee bekende resoluties. Daar zegt de VR: je hebt zelfverdedigingrecht in geval van terroristische aanslagen. Israel zegt dat de bouw van de muur nodig is om terroristische aanslagen te voorkomen. Artikel 51 heeft het alleen over een gewapende aanvallen, maar door de resoluties is dit artikel ook van toepassing op terrorisme. Resoluties 1368 en 1373.
    1. Hof: Artikel 51 van het handvest, een gewapende aanval kan alleen komen van een andere staat. (docent geeft aan dat dit een fout van het hof is).  Hof: Palestina is geen staat, dus artikel 51 handvest is niet relevant.  Het hof vergist zich, omdat artikel 51 van het handvest zegt: als een gewapende aanval voorkomt, er staat niet ‘door een andere staat’. De tekst van het artikel laat het volledig open wie de gewapende aanval heeft uitgevoerd en sluit de mogelijkheid in de toekomst niet uit.  De resoluties zeggen dat 51 ook kan gebeuren door een terroristische aanslag, maar ook hier staat niet in dat het door een bepaalde staat moet gebeuren. De aanslagen van Al Qaida worden onder artikel 51 geschaard. Maar bovendien, sancties door de VR is zonder gebruik van geweld. Artikel 51 gaat over gebruik van geweld. En is ook alleen daarvoor geschreven. Het bouwen van een muur is een maatregel die genomen wordt, maar niet gepaard gaat met gewapend geweld door het leger, dus daar dient artikel 51 niet voor. Een aantal rechters hebben terecht gewezen op de verkeerde interpretatie van artikel 51 van het Hof. Artikel 51 geeft niet aan dat het om een staat moet gaan en dat die resoluties ook terroristische aanslagen eronder vallen.
  8. State of necessity: 25. Staten moeten het volkenrecht naleven, als ze dat niet doen, kunnen ze een beroep doen op rechtvaardigingsgronden. De State of necessity is niet de noodtoestand, maar een mogelijkheid om te zeggen: we willen de regels van het volkenrecht wel naleven, maar in dit concrete geval doen we het niet om een essentieel staatsbelang te vrijwaren. We hebben de keuze om het volkenrecht wel of niet na te leven, maar we kiezen voor de schending, want er is een essentieel staatsbelang dat dit vraagt en we hebben ook geen alternatief. Dit argument wordt door Israel aangegeven.
    1. Hof: elke staat mag zich beschermen tegen terroristische aanslagen, maar het bouwen van de muur is niet de enige manier om dit te bereiken. Israel had andere opties dan het bouwen van de muur.
  9. Gevolgen. Alle voorgaande punten zijn nodig voor het hof om de vraag te beantwoorden van de AV: wat zijn de juridische consequenties van het bouwen van een muur waarvan wij, de AV, hebben gezegd dat het illegaal is. Een van de argumenten was: Legal consequences, maar voor wie en het hof zei: dat doen wij wel. Het hof gaat hier onderscheidt maken tussen drie categorieën.
    1. Israel (Eerste partij). Wat moet Israel doen: het moet het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen respecteren, dat is punt één. Dat is niet verwonderlijk als zelfbeschikkingsrecht als ERGA OMNES recht neergezet worden. Punt twee is dat de schendingen van de mensenrechten en oorlogsrechten op moeten houden. De bouw van de muur moet worden stopgezet, tenminste voor zover de bouw van de muur op Palestijns gebied. Er wordt niet gekeken naar het bouwen van de muur op Israëlisch gebied, dat was de vraag ook niet. Het land dat is onteigend door Israel moet worden teruggegeven aan de Palestijnen en de Palestijnen hebben recht op compensatie indien woningen zijn afgebroken hierdoor. Er wordt een register opgesteld om te kijken wat er vernietigd is om de schadevergoeding te bepalen. Maar, een advies van het hof is NIET BINDEND. Israel heeft zich er niet aan gehouden.
    2. Andere staten, derde landen, rest van de internationale gemeenschap. Wat zijn de juridische gevolgen voor hen. Ze mogen de situatie niet erkennen en ze mogen niet bijdragen om de situatie in stand te houden. Met andere woorden, geen enkel land mag financiële of andere hulp verlenen voor de bouw van de muur. Wat betreft de schendingen van het oorlogsrecht komt er nog bij, dat alle staten die partij zijn bij de conventie van Geneve, die conventies niet alleen moeten naleven, maar ook zorgen dat anderen dat doen. Ze hebben de verplichting om te respecteren, maar ook om respect van anderen te verzorgen. Dus die leden moeten ervoor zorgen dat Israel zijn verplichtingen nakomt en ten slotte…
    3. Algemene Vergadering en Veiligheidsraad.  De AV heeft het advies gevraagd. Het hof zegt: die twee organen moeten verdere actie ondernemen. De VR betreft, het advies dateert van juni 2004. De VR heeft nog geen actie ondernomen.  De AV heeft kennis genomen van het advies en de twee partijen opgeroepen het advies na te leven.  Daarmee zou men denken, hiermee heeft het hof de vraag beantwoord. De bouw van de muur wordt volgens Israel gerechtvaardigd volgens Israel vanwege terroristische aanslagen. Het hof moet alleen kijken naar de juridische consequenties. Het hof bepaalt die consequenties voor bovenstaande partijen.

Hof: Israel en de Palestijnen hebben de verplichting het humanitaire recht na te leven. Het humanitaire recht, oorlogsrecht, is in principe alleen van toepassing bij een gewapend conflict en een van de basisregels van het recht is dat burgers en burgerdoelwitten niet mogen aanvallen. Hof: Israel en Palestina moeten het oorlogsrecht naleven. Het geldt dus ook voor de Palestijnen, ivm het uitvoeren van terroristische aanslagen op burgers en burgerdoelwitten. Het hof zegt in die ene paragraaf, is tegen de Palestijnen: jullie kunnen niet aan de ene kant de bescherming van het oorlogsrecht vragen zonder het oorlogsrecht na te leven los van die verklaring van 1982.  Die bescherming wordt alleen geboden in ruil voor de strikte naleving van die regels.