Twee visies op hoe je taal leert
“Binnen de taal- en cognitiewetenschappen zijn er grofweg twee tegengestelde visies op het leren van taal. Volgens Chomsky’s continuïteitshypothese zijn grammaticale regels en categorieën onveranderlijk, en werkt een mens vanaf zijn eerste woordjes tot het eind van zijn leven in principe met dezelfde grammaticale eenheden. De tegenhangers van generatieve grammatica, zoals constructiegrammatica en de data-georiënteerde taalkunde, stellen dat taalregels bestaan uit een dynamische verzameling van constructies van diverse afmetingen en maten van abstractie.”
(Bron: kennislink Noam Chomsky; http://www.kennislink.nl/publicaties/amsterdamse-taalkundigen-spreken-chomsky-tegen)
Dit komt uit een artikel over Taalverwerving. Hierin wordt Chomsky genoemd en de tegenhangers van hem. Ik zal eerst Chomsky zijn theorie kort uitleggen en dan ook de theorie van de tegenhangers behandelen.
Noam Chomsky is een Amerikaanse taalkundige die erg bekend is om zijn theorie over de taalverwerving bij kinderen. Chomsky zijn theorie is dat ieder kind geboren wordt met grammaticale regels. Dit zijn universele grammatica regels en zullen alleen nog moeten worden aangepast op de moedertaal van het kind. Het is dus aangeboren en het ligt al bij de geboorte volledig vast, taal wordt dus niet aangeleerd. Hij ziet dit als een mechanisme wat je als jong mens hebt, dit neemt echter naarmate je ouder wordt wel af. Een kind kan daarom ook heel gemakkelijk alle regels leren en de moedertaal terwijl een volwassene er veel meer moeite mee heeft.Het feit dat in alle delen van de wereld een andere taal wordt gesproken kan verklaard worden aan de hand van parametrische informatie in het brein. Dit is het invullen van parameters voor verschillende kenmerken van taal.
Er is ook net een ander onderzoek gedaan naar het verwerven van taal, deze weerlegd de theorië van Chomsky, en ik wil hem daarom ook noemen.
Onderzoekers, één daarvan is Michael Tomasello hebben ontdekt dat er een overgang is van concrete constructies naar abstracte constructies met open positie, deze beginnen naarmate het kind ouder wordt steeds meer op volwassen grammatica regels te lijken. Dit was al heel lang een hypothese maar deze is nu verder onderzocht, daarvoor hebben deze onderzoekers ook een prijs gewonnen. De theorie is het dus niet eens met het mechanisme wat een kind mee krijgt en dat naarmate het kind ouder wordt afneemt. Een kind dat kent woorden en zal hiermee proberen iets duidelijk te maken, de regels komen later pas.
Taalverwerving – lidwoorden
In de taalverwerving zijn verschillende fases, deze zijn al beschreven. In het begin zal het kind vooral met losse woorden praten en zal het geen zinnen maken. De lidwoorden worden ook weggelaten, de talen waarin men lidwoorden gebruikt kennen ook dit verschijnsel. Maar waarom laten kinderen dit lidwoord weg? Daar is onderzoek naar gedaan en dat wil ik graag wat verder uitleggen. Een verklaring voor het verschijnsel dat kinderen eerst de lidwoorden weglaten is dat het te moeilijk is voor een kind om zoveel woorden te zeggen. Maar een kind kan wel verschillende woorden achtereen zeggen, maar hij gebruikt geen lidwoorden. Er moet dus iets anders zijn.
Een kind dat gebruikt woorden die hij heeft geleerd uit de omgeving. Het heeft niet door dat er een lidwoord voor moet, en weet niet wat het is of waarom hij dit zal moeten doen. Maar als een kind ouder wordt zal hij in zijn omgeving mensen horen praten die lidwoorden gebruiken. Bij een woord als ‘auto’ zal hij leren dat daar meestal ‘de’ voor wordt gezegd. Hij zal dit dan ook doen, het overnemen. Er is wel een verschil tussen individuele zelfstandige naamwoorden en wanneer deze wordt gekoppeld aan een lidwoord. Het gaan namelijk per woord dat een kind leert er een lidwoord aan te koppelen. Het ene woord zal hij dan ook wel met een lidwoord gebruiken, andere pas later.