Francis e.a. (1987) hebben onderzoek gedaan naar het verband tussen de grootte van een accountantskantoor (waarbij zij onderscheid maakten tussen Big Eight [1] kantoren en niet-Big Eight kantoren) en de hoogte van de daaruit voortvloeiende accountantskosten voor ondernemingen. In dit artikel is een samenvatting opgenomen van dit onderzoek.
Het onderzoek van Francis e.a. (1987) is gericht op het leveren van nieuwe inzichten met betrekking tot de verschillen in de hoogte van accountantskosten in het small-client segment in de Amerikaanse accountancymarkt. Zij hebben zich beperkt tot ondernemingen met een deponeringsplicht. Francis e.a. hebben acht andere onderzoeken vergeleken waarna zij de gegevens van deze onderzoeken op een eigen manier geïnterpreteerd hebben. In het kort hebben zij gebruik gemaakt van de volgende studies.
- Gebruikte onderzoeken:
- 1. Simunic (1980) heeft de Amerikaanse markt in 1977 onderzocht. In het onderzoek werden zowel grote als kleine controleopdrachten betrokken[2]. Uit dit onderzoek is geen bewijs voor verschil in prijs tussen Big Eight en niet-Big Eight kantoren gevonden. Simunic geeft aan dat het bewijs niet gevonden kan worden, omdat de prijsstelling van grote en kleine opdrachten een andere achtergrond hebben. Hij stelt in zijn conclusie daarom een vervolgonderzoek voor waarin de prijzen tussen kleine en grote controleopdrachten los van elkaar worden beoordeeld, omdat kan worden aangenomen dat voor kleine opdrachten concurrerende prijzen zijn te verwachten (als gevolg van grote aantallen afnemers van deze diensten), maar dat niet kan worden aangenomen dat dit ook voor grote controleopdrachten geldt (omdat grote opdrachten meestal geconcentreerd zijn bij de Big Eight en er mogelijk een prijskartel is).
2. Palmrose (1986) heeft de Amerikaanse markt in de periode 1980-1981onderzocht. De conclusie uit dit onderzoek was dat wanneer uitsluitend gekeken wordt naar kleine controleopdrachten, de controlekosten voor een onderneming welke haar diensten afneemt van een Big Eight kantoor hoger zijn dan de controlekosten bij het afnemen van diensten bij een niet-Big Eight kantoor. Voor grote controleopdrachten werd dit verband niet gevonden.
3. Simon (1985) heeft de Amerikaanse markt in de periode 1978-1983 onderzocht. Dit onderzoek heeft zich slechts gericht op de prijsstelling tussen kleine en grote controleopdrachten van slechts één accountantskantoor, te weten Price Waterhouse. Het onderzoek kan derhalve geen uitspraak doen over de prijsdifferentiatie tussen grote en kleine accountantskantoren en is voor het onderzoek in deze scriptie derhalve niet relevant.
4. Maher e.a. (1985) heeft onderzoek gedaan naar de Amerikaanse markt in 1981. Maher geeft aan dat er een significant verband is tussen de grootte van een accountantskantoor en de hoogte van accountantskosten voor zeer grote controleopdrachten[3]. Echter, in het onderzoek zijn slechts vier niet-Big Eight kantoren betrokken hetgeen volgens Francis e.a. (1987) het resultaat enigszins generaliseert. Francis stelt zich op het standpunt dat bij zeer grote controleopdrachten de grootte van een accountantskantoor geen rol speelt bij de hoogte van de accountantskosten.
5. Francis (1984) heeft de Australische markt onderzocht in de periode 1974-1978. Uitkomst van dit onderzoek is dat er een significant verband is tussen de grootte van een accountantskantoor en de hoogte van accountantskosten bij kleine controleopdrachten. Er bestaan volgens het onderzoek dus prijsverschillen tussen grote en kleine accountantskantoren.
6. Francis e.a. (1986) hebben onderzoek gedaan naar de Australische markt in 1983. Ook dit onderzoek laat zien dat er een significant verband is tussen de grootte van een accountantskantoor en de hoogte van accountantskosten bij kleine controleopdrachten.
7. Firth (1985) heeft de markt in Niew Zeeland onderzocht in 1981 en in 1983. Dit onderzoek heeft geen significant verband gevonden tussen de grootte van een accountantskantoor en de hoogte van accountantskosten bij kleine controleopdrachten. Francis (1987) vermoedt dat dit toe te schrijven is aan de unieke situatie in de Nieuw Zeeland markt[4].
8. Taffler e.a. (1982) hebben tot slot onderzoek gedaan naar de Britse markt in 1976. Het onderzoek wijst uit dat er bij kleine controleopdrachten een significant verband bestaat tussen de grootte van een accountantskantoor en de hoogte van accountantskosten.
Uitkomsten
Francis e.a. trekken de volgende conclusie uit hun onderzoek. “The evidence from this sample strongly supports the existence of a Big Eight price premium […] Given the assumption of competition in the small auditee market segment, higher Big Eight prices imply Big Eight product differentiation.” (Francis e.a., 1987, p. 155). Deze conclusie komt overeen met de onderzoeken van Palmrose (1986), Francis (1984), Francis e.a. (1984) en Taffler e.a. (1982).
Simon (1985) verdient in de conclusie van de vorige alinea geen plek omdat het onderzoek zich heeft beperkt tot één Big Eight kantoor. Een vergelijking tussen grote en kleine kantoren is derhalve niet mogelijk. Maher (1985) valt wat betreft dat deel van het onderzoek dat betrekking heeft op de kleine controleopdrachten buiten het onderzoek, omdat de aandacht van het onderzoek zich concentreerde op zeer grote controleopdrachten. Firth (1985) wordt buiten beschouwing gelaten, omdat de afwijkende conclusie zoals eerder vermeld zeer waarschijnlijk is te wijten aan de plaatselijke situatie in Nieuw Zeeland.
De enige dissonant die blijft staan is het onderzoek van Simunic (1980). Francis e.a. (1987) legt de afwijkende uitkomst (dat er geen bewijs is voor prijsverschillen tussen Big Eight en niet-Big Eight kantoren bij grote en kleine controleopdrachten) als volgt uit. “ The results […] suggest a reason for the contradictory findings of Simunic (1980) and Palmrose (1986) in the U.S. audit market. […] It could be that the Big Eight premium was not observed in Simunic’s study due to the presence of some lager firms in the sample. […] Specifically, Francix e.a. (1986) observed Big Eight premiums for very small auditees […] as dit Francis (1984) for somewhat larger auditees […] but Francis e.a. (1986) did not observe a Big Eigth price premium for the very largest auditees. […] Similar size sensitivity in the U.S. audit market might explain the different results obtained here and by Palmrose as compared with Simunic.” (Francis e.a., 1987, p. 156).
Conclusie
Bovenstaande onderzoeken zijn gebaseerd op de Amerikaanse, Australische en Britse markt en dateren uit de jaren tachtig van de vorige eeuw. Aangenomen wordt dat eenzelfde onderzoeksuitkomst te verwachten is binnen de Nederlandse markt anno nu. De conclusie is dat naarmate een accountantskantoor kleiner is, de accountantskosten lager zullen zijn. De verwachting is dat de grootte van een accountantskantoor in het verlengde hiervan ook invloed zal hebben op de hoogte van administratieve lasten en lasten welke voortkomen uit vrijwillige financiële verantwoordingen. Uitgaven aan accountantskantoren zijn immers te beschouwen als dergelijke kosten, wanneer deze uitgaven worden gedaan in het kader van financiële verantwoording, zoals het opstellen van de jaarrekening.
[1] De Big Eight kantoren bestaan in het onderzoek van Francis e.a. (1987) uit Arthur Andersen, Arthur Young, Coopers and Lybrand, Deloitte Haskins and Sells, Ernst and Whinney, Peat Marwick Mitchell, Price Waterhouse en Touche Ross. Tegenwoordig wordt gesproken van Big Four kantoren, dit zijn Deloitte, Ernst & Young , KPMG en PwC.
[2] Francis e.a. (1987) hebben de door de andere onderzoekers onderzochte populaties ingedeeld in grote en kleine controleopdrachten waarbij de grens is gesteld op een balanstotaal van $ 100 miljoen.
[3] De grens voor zeer grote controleopdrachten ligt bij een balanstotaal groter dan $ 600 miljoen.
[4] Firth (1985) wijst erop dat de internationale namen van accountantfirma’s in Nieuw Zeeland pas na 1983 gebruikt mochten worden. Dit lijkt te impliceren dat er met betrekking tot de Big Eight minder naamsbekendheid is in de onderzochte jaren. Het is daarom niet verwonderlijk dat er geen bewijs te vinden is dat Big Eight-kantoren hogere prijzen berekenen (vlg Francis, 1987, p. 148).