Essay uit werkgroep “Fundamenten Westerse Geschiedenis”, RUG. 1e-jaars opdrachten.
In de Archaïsche tijd, na de donkere dagen post- Myceene, vindt er in geheel Griekenland een grote sociale verandering plaats, veelal gekatalyseerd door de toenemende bevolking, interne worstelingen en militair-/ technologische vooruitgang. Op het schiereiland Attica maakt de polis Athene zich langzaam los van politieke overheersing door een kleine elite. In de periode 620 v. Chr tot ongeveer 340 v. Chr transformeerde het politieke bestuur van de polis van een aristocratie naar een democratie; van leiding door weinigen naar samenleving van het volk. Waarom vindt deze transformatie juist in deze periode plaats? En in hoeverre is de jonge democratie die gestalte krijgt in Athene écht democratisch?
Tot 620 v. Chr. zijn de inwoners van de polis Athene voor hun dagelijkse bestuur aangewezen op aristocraten of oligarchen. Deze mannen van afkomst en eer leiden de stad naar hun beste vermogen, maar veelal ook in grillige willekeur en eigenbelang. Bij gebrek aan een brede middenklasse –de ruime meerderheid van de politai werkt in de agrarische sector – zijn de inwoners van de polis voor hen militaire bescherming aangewezen op een kleine elite. Vanaf het jaar 800 v. Chr., vanwaar de welvaart van de polis door technologische vooruitgang en toegenomen productie toeneemt, wordt er voor het eerst in Athene gewoonterecht opgetekend tegen de willekeur van de machtshebbers; Draco’s rechtcodex is het gevolg.
Een kleine dertig jaar later, in het jaar 594 v. Chr. komt Solon aan de macht. De afgelopen decennia was de middenklasse steeds welvarender geworden en als gevolg daarvan was zij in staat om een eigen wapenuitrusting aan te schaffen. Hierdoor wordt het voor deze klasse mogelijk om te participeren in de bescherming van de polis, wat leidt tot een grotere verantwoordelijkheid, en een roep naar grotere politieke inspraak. Aan de andere kant van het sociale spectrum zijn er de armeren die enorme schulden hebben bij hun schuldenaars –dikwijls lijfelijk. Omdat zij geen grond of middelen tot hun beschikken hebben, is de situatie waarin zij verkeerden uitzichtloos. Dit verschil van toenemende welvaart en middenklasse enerzijds versus toenemende schulden en onderklasse anderzijds leidt tot sociale spanningen.
De heerser Solon ziet in dat de lont zo snel mogelijk uit dit kruitvat moet worden gehaald en begint grootschalige hervormingen. Allereerst deelt hij de (burger)bevolking in in vier vermogenklassen: de pentekosiomedimnoi, de hippeis, de zeugiten en de theten.
De hoogste twee klassen krijgen toegang tot het ambt van Archont. Uit elk van de “zuilen” worden 100 man gekozen, die samen zitting nemen in de Raad van 400 (boulè). Tevens wordt de volksvergadering (ekklesia) in het leven geroepen. Dit is de eerste keer dat zoveel burgers van de polis Athene een stem krijgen en een stap in de richting van een democratie.
Kort na Solon volgt een periode van tirannie, waarin het zojuist opgerichte systeem in tact blijft en nóg meer politai berokken raken bij de democratie. Na de omverwerping van deze tirannie in het jaar 509 v. Chr., komt de macht in handen van een nieuwe hervormer, Cleisthenes. Ook hij heeft een democratische droom. Allereerst verdeelt hij Attica in demes, 30 tirttyen en 10 fylen. Uit elk van deze fylen worden 50 man gekozen die tezamen de Raad van 500 maakten. Om te voorkomen dat een burger te veel macht zou krijgen voert Cleisthenes tevens het ostracisme in. Dit schervengericht betekent dat de man met >6000 stemmen voor 10 jaar verbannen zou worden uit Athene. Hij hervormt de wijze waarop het bestuur functioneert grondig, wat een weer een stap richting een échte democratie is.
Ironisch genoeg raken de ideeën en uitwerking van de democratie, de staat geleid door het volk, in een stroomversnelling op het moment dat de alleenheerser Cyrus II van Perzië Hellas betreedt met zijn leger. Doordat de Atheense polis grote moeite heeft met het tegenhouden van deze vijand, zien ze zich genoodzaakt het militaire apparaat te vergroten. In het jaar 480 roept Themistocles op tot de bouw van een grote, machtige, Atheense vloot. Hiervoor heeft hij bekwame roeiers nodig, waardoor de theten voor het eerst toegelaten worden tot het militaire apparaat. Vooral de eerste twee klassen zijn het hier sterk mee oneens, waar de geschiedenis heeft aangetoond dat wanneer een klasse militaire verantwoordelijkheid krijgt, zij ook naar politieke inspraak zal streven.
Na de Perzen een grote nederlaag te hebben toegebracht bij Salamis –en ze met behulp van Sparta uiteindelijk in 479 van het schiereiland Hellas te hebben verdreven- is er een groot saamhorigheidsgevoel onder de Atheense politai. Na het oprichten van de Delisch-Attische Bond begint Athene ook aan een vorm van expansiepolitiek, waarbij het belang van de Atheense burger (en dan vooral de landlozen) behartigd wordt ten koste van bondgenoten. Ook wordt er, mede veroorzaakt door de participatie van theten aan de oorlog, voor het eerst een “radicale” democratie ingevoerd. De theten krijgen hun gewenste politieke invloed, alle belangrijke beslissingen worden genomen in de ekklesia, de rechtsprekende bevoegdheden van de Areopagus gaan over in jury-/volksrechtbanken en de functionarissen (behalve de strategen, wat nog steeds een ambt der elite bleef) worden gekozen door het lot. Om participatie te bevorderen werden er lonen uitgekeerd aan zij die in de boulè zitting nemen of een andere politiek ambt vervullen.
De democratie in Athene heeft dus een lange weg gemaakt. Van een ogenschijnlijk simpele optekening van het gewoonterecht tot participatie in een directe democratie op ongekende schaal. In vergelijking met onze moderne democratie was de democratie van de Atheense polis veel directer en ogenschijnlijk democratischer, maar een verdere verdieping leert ons dat dit slechts schijn is. Waar bij ons mannen én vrouwen van boven de 18, ongeacht hun sociaal-economische positie, mogen deelnemen aan de democratie, was in de polis Athene het recht om politiek te beoefenen slechts voorbehouden aan burgers, politai. Dat wil zeggen: vrij, man met een degelijke genos (uit Athene). Dit hield concreet in dat in 432 v. Chr. van de 170.000 inwoners van Athene, slechts 35.000 deel mochten nemen aan de politiek. Maar in vergelijking met het startpunt, was het een grote stap voorwaarts.