In Rome was vroeger vooral de landbouw en de veeteelt erg belangrijk. Er werd ook al wel aan handel gedaan met andere landen maar die was zeer beperkt. We vertellen in dit artikel over de verschillende economische sectoren:
– de agrarische sector
– de handel
– de industrie
– de bloeitijd
De agrarische sector
De belangrijkste sector in de Oudromeinse economie was de agrarische sector: de landbouw en veeteelt. De landbouw en de veeteelt werden uitgeoefend op vrij kleine bedrijven en de productie was bestemd voor eigen gebruik en later voor handel. De vulkanische bodem was zeer vruchtbaar. De politieke strijd tussen de patriciërs en de plebejers speelde ook een rol in de economie. De verwoestingen die de talrijke oorlogen hadden veroorzaakt hadden de boeren in de problemen gebracht. Ze kregen veel schulden en hun schuldeiser kon zonder proces hun van hun land beroven of als slaaf verkopen. De wet van twaalf tafelen (zie: Romeinse republiek) bracht nog weinig verbeteringen. In de 4e eeuw v. Chr. wisten de plebejers zich te bevrijden van de vreselijke hoge rentes en stelde een verdrag waarin de maximumoppervlakte voor landerijen vast stond, en het verdrag bevatten bepalingen voor een herverdeling van bouwgrond. Na de tweede Punische oorlog (218-201 vChr) kwamen er een aantal ingrijpende wijzigingen. Verschillende krijgshandelingen zorgden dat de grond van de boeren nog kleiner werd en de akkers werden opgekocht door lieden uit het gouverneursschap, die zich over een provincie hadden verworven. Dit zorgde voor de komst van landerijen. Landerijen waren stukken land die niet meer door de eigenaar zelf werden bewerkt, maar door slaven onder toezicht van pachters. Er kwamen nieuwe methodes voor de productie, er kwamen modernere werktuigen, uitgaven en inkomsten werden beter bijgehouden en er kwam een voorkeur op profijtelijke gewassen als: druiven, olijven en fruit. Erg belangrijk was ook de productie van wijn, waar dankzij de nieuwe methodes ook veel verbeteringen in kwamen.
De handel
De handel ontwikkelde zich in Rome erg traag. Dat kwam vooral omdat de Romeinse adel zich er te goed voor voelde. Daardoor bleef de positie van de Griekse en Fenicische zeevaders onaangetast. Het ging de Romeinen bij de handel vooral om de import, de belangrijkste producten waren in de eerste plaats graan, afkomstig uit Sicilië, zilver uit Spanje en slaven vanuit het Griekse eiland Delos. Later werden ook luxeproducten uit het oosten aantrekkelijk. Bijvoorbeeld kunstwerken en olijfolie uit Griekenland, bronzen voorwerpen uit Capua en aardewerk uit Arretium. Rome kwam pas rond 289 v. Chr. met een eigen muntstelsel, sestertiën. Toen het rijk uitbreidde gingen de equites(ruiters, zie: De republiek) niet alleen de belastinginning, maar ook het overige geldverkeer in de provincies beheren. Ze verstrekte leningen aan kooplieden en aan vorsten of steden die bij Rome in het krijt stonden, met banken buiten Rome bestond zelfs een soort giroverkeer, de permutatio, waarbij bedragen met gesloten beurzen werden verrekend.
Arbeid en Industrie
Ondertussen groeide ook de industrie op. Al sinds de 6e eeuw v. Chr. kende men gespecialiseerde bedrijven. De Romeinen vonden dat de ware Romein altijd alles zelfstandig moet doen. Toen Rome zich uitbreidde, moest de zelfstandige ambachtsman plaats maken voor kleine bedrijven door een eigenaar met enige slaven. Later in de republiek kwamen er ook steeds rijke variaties: Bakkers, kleermakers, metaalbewerkers, hotelbedrijven en zelfs uitgeverijen. Ook trede er concernvorming op, verschillende miljonairs van hun tijd bezaten grote ondernemingen waarin diverse ambachten waren verenigd en verbonden met banken, handelsondernemingen en landbouwbedrijven. Hiermee had Rome zich opgewerkt tot het economische centrum van de oude wereld.
De Bloeitijd
De echte economische bloeiperiode kwam pas na de republiek, toen het principaat begon. Maar omdat in die tijd toch heel veel is gebeurt, vertellen we er wel wat over. In de bloeiperiodes groeide het centrum van Rome en Italië zich geleidelijk maar de provincies verplaatste. De langbouw veranderde weinig. De uitbreiding vond het meest plaats in de provincies. Kolonies in Afrika werden door irrigatie vruchtbaar gemaakt. Dat was goed voor Italië omdat Sicilië uitgeput was en vervangen door Egypte. Door graan uit Afrika te halen konden ze de graanvoorziening waarborgen. In Italië zette de Specialisatie zich voort. De wijn bouw leidde zelfs tot overproductie, waardoor er een verbod kwam op nieuwe aanplantingen. De handel met de provincies breidde zich steeds verder uit, Italië handelde al met vele landen maar op den duur bereikte de handel ook Scandinavië, India, Ceylon en zelfs Mongolië en China.
Ook werd er tussen de provincies veel gehandeld, producten uit het oosten reisden dwars door het rijk naar de noordwestelijke delen en omgekeerd. In Italie kwam nu ook een gespecialiseerde industrie van de grond. De staat kreeg echter ook op de industrie een steeds sterkere greep door het oprichten van eigenbedrijven en door monopolies in belangrijke artikelen.
Door politieke chaos als gevolg van troonstrijd en invallen door barbaarse stammen kwam in de 3e en 4e eeuw n. Chr. de bloeitijd tot zijn einde. De provincies werkten weer minder samen, iets waar het westen meer onder te lijden had dan het oosten. Het lekkere leven op de rijke akkers werd onzeker en veel pachters trokken naar veiliger oorden. Om de voorraden van het leger en van de grote steden veilig te stellen, ging de overheid ertoe over de pachters als slaven te gebruiken. Het kleingrondbezit moest helemaal verdwijnen.
De ambachtslieden werden verenigd in gilden, en het beroep werd erfelijk gemaakt. Daarbij kwamen er steeds meer staatsbedrijven. Dit alles kon het niet verhelpen dat en halve eeuw later de economie toch volledig instortte. Toen de toenemende staatsuitgaven niet meer door de belastingen konden worden gedekt gingen de keizers over tot een vermindering van het goud en zilververmogen van de munten. De geldhervormingen hielpen maar heel weinig. Vooral het westelijk deel van het Romeinse rijk was rond 400 n. Chr. weer enige eeuwen achteruit gezet.