blog placeholder

Toen eind 1794 de Fransen Staats-Brabant binnentrokken, waren de verwachtingen van de niet-hervormden (katholieken, doopsgezinden, remonstranten, etc.) hooggespannen. Eindelijk zou er een eind komen aan de privileges van de hervormde kerk. Niet alleen legde deze kerk andersgezinden allerlei beperkingen op, maar ook liet ze hen volledig meebetalen aan de kosten van de hervormde gemeente.

Staatsregeling 1798

Na een aantal jaren touwtrekken werd in 1798 de Bataafse Staatsregeling afgekondigd. Niet alleen was er een eind gekomen aan het formele hervormde karakter van de Republiek, maar ook moest het eigendom van alle kerken herbezien worden. De regeling voorzag in het afkopen van de rechten van de niet-hervormden, maar ook in de overdracht van kerkgebouwen. Bij een overdracht ging het in de praktijk bijna altijd om katholieken die hun dorpskerk terug wilden.

Een landelijk georganiseerd protest van de hervormden tegen de Staatsregeling leverde weinig op. Dat er uiteindelijk nauwelijks kerken werden teruggegeven had dan ook meer te maken met de inzet van lokale kerkgemeentes. Een deel van die gemeentes verzette zich met hand en tand tegen de teruggave en wist door obstructie de uitvoering van artikel 6 uit te stellen tot het politieke tij gekeerd was. Dit verschil in succes tussen de lokale en bovenlokale activiteiten laat zich goed verklaren uit de decentrale, federatieve structuur van de gereformeerde kerk.In een aantal plaatsen werd de zaak netjes afgewikkeld, meestal volgens het boekje, soms tegen de regels in buiten de municipaliteit om door onderling overleg tussen de kerkgenootschappen. In veel plaatsen kwam er echter niets terecht van restitutie of schikking. De katholieken en dissenters hebben zeker steken laten vallen, maar meestal was de mislukking toch te wijten aan de tegenwerking van de gereformeerden of de van oudsher door gereformeerden bemande municipaliteit. Zij traineerden de afhandeling van het restitutieproces in de hoop dat de politieke wind zou gaan draaien en artikel 6 niet stand zou houden. Drie jaar na afkondiging van de staatsregeling werd deze hoop vervuld.

Het Bataafse Gemenebest

Op 18 september 1801 vond een coup plaats, met Franse toestemming. De Bataafse Republiek werd herdoopt in het Bataafse Gemenebest. In de nieuwe grondwet van oktober 1801 werd een eind gemaakt aan het restitutieproces. Dit gold voor alle resitutiekwesties die nog niet volledig afgerond waren.

Lodewijk Napoleon

Toen de katholieken in de zomer van 1806 lucht kregen van de komst van een katholieke koning, vlamde de hoop op teruggave van kerken en een verbetering van hun financiële positie weer op.Hoewel Lodewijk zich het lot van de katholieken aantrok, hebben zijn inspanningen om kerken aan hen terug te geven uiteindelijk toch weinig opgeleverd.

In 1810 werd het koninkrijk bij het Franse keizerrijk ingelijfd. De restitutiekwestie verdween toen geheel van de agenda.

 

Literatuurlijst

Clemens, Th., ‘De terugdringing van de rooms-katholieken uit de verlicht-protestantse natie’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 110 (1995), 69-101.

Clemens, Th., ‘IJkpunt 1750 : op zoek naar nieuwe grenzen in het politiek-religieuze landschap van de Republiek’ in: C. Augustijn, en E. Honée ed., Vervreemding en verzoening : de relatie tussen katholieken en protestanten in Nederland, 1550-2000 (Nijmegen 1998) 94.

Doyle, William, The French revolution. A Very Short Introduction (Oxford 2001).

Hamans, P.W.F.M., Geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland I: van missionering tot herstel van de hiërarchie in 1853 (Brugge 1992).

Heijden, Marinus Josephus Maria van der, De dageraad van de emancipatie der katholieken : de Nederlandsche katholieken en de staatkundige verwikkelingen uit het laatste kwart van de achttiende eeuw (Nijmegen 1947).

Joor, Johan, De adelaar en het lam. Onrust, opruiing en onwilligheid in Nederland ten tijde van het Koninkrijk Holland en de inlijving bij het Franse keizerrijk (1806-1813) (Amsterdam 2007).

Kessel, P.J. van, Romeinse bescheiden voor de geschiedenis der Rooms-katholieke Kerk in Nederland, 1727-1831 III: 1795-1814 (‘s-Gravenhage 1975).

Kessel, P.J. van, ‘Roomse prelaten en voormalig Protestantse kerken in de Bataafse tijd’, Mededelingen van het Nederlands Historisch Instituut te Rome 34 (1969) 5-33.

Noordeloos, P., De restitutie der kerken in den Franschen tijd (Nijmegen en Utrecht 1937).

Offerhaus, Leonardus, De rechtstoestand van kerkelijke goederen bij de Hervormden (Leiden 1888).

Ouden, W.H. den, Kerk onder patriottenbewind. Kerkelijke financiën en de Bataafse Republiek, 1795-1801 (Zoetermeer 1994).

Schoon, D.J., ‘Lodewijk Napoleon en de regeling der godsdiensten in Holland’ in: J.Hallebeek en A.J.B. Sirks ed., Nederland in Franse schaduw. Recht en bestuur in het Koninkrijk Holland (Hilversum 2006) 77-100.

Spek, C. van der, ‘De staat van de kerk. Predikantentraktementen en de scheiding van kerk en staat in de Bataafse Republiek’, Aanzet 22 (2006) 19-30.

Visser, J.Th. de, Kerk en staat III: Nederland van 1796 tot op heden (Leiden 1927).

Vrugt, M. van de, ‘De Staatsregeling van 1798 en de kerkgenootschappen’ in: O. van Moorman van Kappen en E.C. Coppens ed., De staatsregeling voor het Bataafsche volk van 1798, opstellen opgedragen aan de nagedachtenis van dr. mr. L. de Gou : tevens acta van het rechtshistorisch colloquium over de betekenis van deze staatsregeling voor de rechtsontwikkeling in Nederland (Utrecht-Nijmegen, 11 en 12 december 1998) (Nijmegen 2001) 169-195.