blog placeholder

Het lijkt voor ons zo dichtbij: het oosten. Tegenwoordig is een paar uur reizen al genoeg om in een totaal andere cultuur te staan, of we bekijken de rest van de wereld rustig op de televisie. In de negentiende eeuw was de situatie in Europa echter heel anders. Men wist niet zoveel van andere culturen en kon deze culturen vaak ook niet met eigen ogen bekijken. Toch kwamen er in deze tijd steeds vaker oosterse, exotische motieven naar voren in de westerse kunst. Dit vond ik een opvallende ontwikkeling, en ik zou graag willen weten wat de redenen ervoor waren. Mijn hoofdvraag luidt dan ook: Waarom raken kunstenaars, en met name Delacroix, vanaf de Romantiek geïnteresseerd in het exotische?
                Ik heb voor dit onderwerp gekozen omdat het mij van belang leek om te weten hoe wij ons, als Europeanen, gedragen en verhouden tegenover de rest van de wereld. De afgelopen eeuwen hebben wij steeds op een andere manier naar de oosterlingen, de ‘ander’, gekeken. Ik zal in dit essay de visie op het oosten in de romantische periode onderzoeken.
                Daarbij deel ik de hoofdvraag op in drie delen. Eerst zal ik kijken naar de manier waarop het exotisme in de schilderkunst terugkomt, in het hoofdstuk ‘Exotisme in de kunst’. In het hoofdstuk ‘Het Nabije Oosten’ zal ik proberen te verklaren waarom juist het Nabije Oosten als inspiratiebron werd gekozen door de romantici. Daarna zal ik in het hoofdstuk ‘Twee werelden’ kijken naar wat er in de westerse maatschappij veranderde waardoor de interesse in het exotische tot stand kwam. Door deze drie delen te verbinden met elkaar, zal ik tenslottein de conclusie een antwoord proberen te geven op mijn hoofdvraag.
                In dit onderzoek maak ik onder andere gebruik van de volgende bronnen: Romanticism van Hugh Honour, Gardner’s Art Throug the Ages van Fred S. Kleiner en Verlangen naar het Oosten. Oriëntalisme in de Nederlandse cultuur van Jan de Hond.

 Exotisme in de kunst

Rond 1780 kwam er een nieuwe stroming op in de schilderkunst: de romantiek. In deze periode kregen kunstenaars een steeds grotere interesse in verre, vreemde, exotische landen en culturen, en met name in de cultuur van het Nabije Oosten. In de werken van deze kunstenaars zijn dan ook duidelijk exotische invloeden te zien.
                Zo week Ingres af van de neoclassicistische stijl en schilderde odalisken uit Turkse harems[1]. Bekende schilderingen van hem zijn Grande Odalisque[2] en Le Bain Turc[3]. Verder was Gros, net als Ingres, geïnteresseerd in het exotische, te zien in de architectuur en kleding van de figuren van zijn Bonaparte visitant les pestiférés de Jaffa[4]. Kleiner zegt dat de interesse van Gros: ‘[…] foreshadowed prominent aspects of Romanticism.’[5] De werken van Ingres en Gros worden echter nog vaak gerekend tot het neoclassicisme, hoewel ze al enkele romantische aspecten bevatten.
                Het duidelijkst is het exotisme te zien in de volledig romantische kunstwerken van Eugène Delacroix. La Mort de Sardanapale alleen al toont ons haremvrouwen, wilde paarden, oosterse mannen met tulbanden, rijkdommen en olifantenkoppen[6]. Ook in Femmes d’Alger dans leur Appartement[7] zijn exotische voorwerpen en vormen te vinden, zoals de Algerijnse vrouwen, de waterpijp, de perzische tapijten en de decoratieve vormen op de muur.
                Over het algemeen kozen bepaalde kunstenaars in de romantiek dus duidelijke exotische motieven, zoals haremvrouwen, oosterse kleding of vreemde beesten, voor hun schilderingen. Het exotisme is echter ook al eerder en in andere kunstdisciplines terug te vinden. Zo vertelt Korsten:

In de verlichting wordt ‘de oosterling’ een populair personage in de literatuur en in de culturele beeldvorming. Een sterk voorbeeld is de vertaling van De vertellingen van duizend-en-één-nacht. […] De vertaling wordt als een zogenaamd authentieke tekst op de Europese markt gebracht, maar de manier waarop Galland de tekst uitbreidde, kuiste en veranderde, ontkent elke authenticiteit.[8]

Verder zijn er nog duidelijk oosterse motieven te vinden in de gedichten van onder andere Lord Byron en Percy Bysshe Shelley[9]. In de theaters van de negentiende eeuw kwamen vaak exotische plaatsen en kostuums voor en ook op gebieden als keramiek en interieurontwerp keerde het oosterse thema steeds terug[10].

Het Nabije Oosten
Zoals ik hierboven al zei, was invloed uit het oosten af en toe al eerder te zien in de kunst. Ook Rembrandt van Rijn liet al enkele exotische motieven naar voren komen in De verblinding van Samson, zoals de tulband en een vreemd wapen[11]. Werken zoals deze waren voor de meeste kunstenaars in de barok echter moeilijk te maken, omdat ze vaak geen direct contact hadden met of informatie over de oosterse wereld. Daardoor kozen ze vaak niet voor exotische motieven: het was te ingewikkeld om die wereld zelf te moeten verzinnen. Slechts zeer getalenteerde – en rijke – uitzonderingen als Rembrandt konden hiermee experimenteren[12].
                Dit alles veranderde in de romantiek. De verlichting zorgde er eerst voor dat allerlei soorten kennis werden verspreid over meer mensen en dat de eerste musea werden gebouwd. Deze verspreiding van kennis groeide door in de romantiek, wat verder bijdroeg aan de informatie die kunstenaars over het Nabije Oosten hadden. Degenen die niet in de oosterse landen kwamen, kregen dus alsnog veel informatie van anderen die er wel waren geweest, vanuit de literatuur of door tentoonstellingen over de exotische culturen. Sommige van hen maakten echter wel zelf een reis naar het oosten en kwamen in direct contact met andere culturen. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat Delacroix, de kunstenaar die het exotisme het meeste liet zien in zijn schilderingen, ook daadwerkelijk een reis naar het oosten heeft gemaakt[13].
                Het is echter wel opvallend dat vooral het Nabije Oosten een belangrijke rol heeft in de kunsten. Daar zijn meerdere redenen voor te vinden. Een praktische reden is het feit dat het Nabije Oosten relatief makkelijk te bereiken was omdat het zich vlakbij Europa bevond. Dat zorgde onder andere voor de ervaringen van Delacroix met de Marokkaanse cultuur. Delacroix was zo onder de indruk van alles wat hij daar zag, dat het zijn schilderstijl wezenlijk beïnvloedde. Kleiner zegt hierover:
 
Romantic painters often depicted exotic faraway places they had never seen, but Eugène Delacroix journeyed to Morocco in 1832 and discovered in the sun-drenched landscape – and in the hardy and colorful Moroccans dressed in robes reminiscent of the Roman toga – new insights into a culture built on proud virtues. […] The gallantry, valor, and fierce love of liberty of the Moroccans made them, in Delacroix’s eyes, unspoiled heroes uncontaminated by European decadence. The Moroccan journey renewed Delacroix’s Romantic conviction that beauty exists in the fierceness of nature, natural processes, and natural beings, especially animals[14].

Hier speelt ook een andere, puur technische, reden van kunstenaars om voor het Nabije Oosten te kiezen mee: de lichtval. In het oosten leken alle kleuren feller, deels doordat de zon vanuit een andere hoek op de aarde scheen, en deels doordat de oosterlingen zich in kleurrijke kleding hulden. Deze felle kleuren hadden een hoger expressief gehalte dan de vlake kleuren die voorheen werden gebruikt. Bovendien speelde de Bijbel zich grotendeels af in het Nabije Oosten, wat de interesse in het gebied versterkte[15].
                Andere belangrijke redenen van romantische kunstenaars om voor het Nabije Oosten te kiezen zal ik echter in het volgende deel beschrijven, omdat ze nauw samenhangen met de westerse maatschappij en de waardeoordelen daarbinnen.
               
Twee werelden
De verschuiving van de interesse vanuit Europa naar het oosten vond natuurlijk niet zomaar plaats: de westerse wereld veranderde in de negentiende eeuw, waardoor het exotische steeds aantrekkelijker werd. Maatschappelijke ontwikkelingen zorgden voor andere manieren van denken. De opvatting ontstond dat het westen een verpeste, kapitalistische beschaving was en dat het oosten nog puur en onbeschadigd was[16]. Door de industriële revolutie kwamen er bijvoorbeeld massaproducten, maar ook vervuiling en massagroepen mensen die allemaal even arm waren. In de exotische landen waren juist nog wel deugden, sprookjes en een ongerepte natuur te vinden. Uit het bovenstaande citaat uit Gardner’s Art Through the Ages is af te leiden dat ook Delacroix onder de indruk was van de oosterse wereld. Hij zocht niet langer in zijn eigen wereld naar onderwerpen of vormen voor zijn schilderingen, maar verplaatste zijn aandacht naar het Nabije Oosten.
                De opvatting over het verpeste westen hing samen met de visie dat het oosten minder ontwikkeld was dan het westen. De Europeanen kregen namelijk een grote belangstelling voor het eigen verleden, maar omdat men dacht dat de oosterse wereld een paar treden lager stond op de ladder van ontwikkeling, zagen ze de andere culturen als een soort afspiegeling van hun eigen verleden. De westerlingen konden het eigen, verheerlijkte verleden dus niet terugkrijgen, maar verlegden hun aandacht in plaats daarvan naar het Nabije Oosten[17].
                Ook de verschillende revoluties in Europa en de onstabiele politieke situaties zorgden voor onvrede met de eigen wereld en onzekerheid[18]. De romantici verafschuwden de fabrieken, de verpaupering, het kapitalisme, en begonnen zich zelfs af te zetten tegen de orde en rationaliteit van de verlichting[19]. Er ontstonden twijfels over de ideeën dat er maar één absolute waarheid was die je kon vergaren door logisch nadenken en wetenschappelijk onderzoek. Bovendien geloofden de Europeanen steeds minder in het verlichtingsdenken dat er door kennis en ratio een universele, goede maatschappij zou komen. Dit wordt door Jan de Hond als volgt verwoord:

In de negentiende eeuw groeide het onbehagen met de eigen tijd en velen realiseerden zich dat kostbare waarden voorgoed verloren dreigden te gaan. Als gevolg van deze industrialisering veranderde Europa snel, sneller dan ooit tevoren en deze veranderingen veroorzaakten onrust en onvrede. Critici hekelden de uitwassen van de moderne, industriële, kapitalistische samenleving: verpaupering, vervreemding, sociale ontwrichting en slechte woon- en werkomstandigheden. Ook het sterk rationele karakter van de moderne beschaving riep bij velen een gevoel van onbehagen op. Zij gingen op zoek naar andere vormen van leven, van zingeving, van religie en mystiek; een zoektocht die hen zowel buiten de eigen tijd als buiten de eigen ruimte bracht.[20]

Eerst was er een rotsvast vertrouwen geweest in de wetenschap, maar toen er nog steeds oorlogen, armoede en onzekerheden bleven, viel dat vertrouwen weg. Daarvoor in de plaats kwamen nieuwe waarden, zoals het geloof, mysterie, het verleden, het exotische, fantasie, verbeelding, het gevoel, de natuur, expressie en individualiteit. Het is echter wel tegenstrijdig dat het verlichtingsdenken had gezorgd voor kennis van onder andere het Nabije Oosten en exotische culturen, maar dat de romantische kunstenaars zich door deze kennis juist gingen afzetten tegen de verlichte ideeën.
                De onvrede met de eigen wereld zorgde dus voor een verlangen naar een andere wereld met andere waarden. Deze waarden werden gevonden in het Nabije Oosten, en dat was misschien wel de belangrijkste reden van kunstenaars om exotische motieven in hun kunst te verwerken. Zoals ik al eerder zei, waren er in het oosten ook fellere kleuren te vinden, die zorgden voor meer expressie. Kunstenaars en critici vonden deze expressie steeds belangrijker.
                Moge het echter wel duidelijk zijn dat het beeld van de exotische culturen niet altijd op waarheid berustte, en dat de mooie kanten ervan vaak werden verheerlijkt. Dat heb ik in het hoofdstuk ‘Exotisme in de kunst’ al laten zien met het citaat van Korsten over De vertellingen van duizend-en-één-nacht. In dit citaat komt goed naar voren dat het exotische nogal eens verheerlijkt werd door de Europeanen; het beeld dat schrijvers, en ook schilders, van het oosten gaven, was lang niet altijd waarheidsgetrouw. Veel romantische westerlingen wilden vluchten in een andere, betere wereld, waarbij ze de slechte of lelijke kanten vergaten en de mooie, sprookjesachtige, sensuele, maar vooral exotische kanten versterkten.

Conclusie
In dit essay heb ik geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag: Waarom raken kunstenaars, en met name Delacroix, vanaf de Romantiek geïnteresseerd in het exotische?
                 Eerst heb ik gekeken naar de manieren waarop dit exotische in de schilderkunst terugkwam. In de romantiek kregen kunstenaars een steeds grotere interesse in verre, vreemde, oosterse landen en culturen, met name de cultuur van het Nabije Oosten. In de werken van deze kunstenaars zijn dan ook duidelijk exotische motieven als tulbanden, wilde dieren, decoratieve patronen en haremvrouwen te zien.
                Daarna heb ik onderzocht waarom juist het Nabije Oosten de interesse van de romantici wekte. Hiervoor waren meerdere redenen. Degenen die niet in de oosterse landen kwamen, kregen daar alsnog veel informatie over van anderen die er wel waren geweest, vanuit de literatuur of door tentoonstellingen. Anderen maakten echter wel een reis naar het Nabije Oosten en kwamen in direct contact te staan met vreemde culturen. Zo ook Eugène Delacroix, de romantische kunstenaar wiens werk het meest werd beïnvloed door het exotisme.
                Tot slot heb ik gekeken naar de veranderingen in de westerse wereld die de interesse in de oosterse motieven veroorzaakten. De industriële revolutie en de blijvende onrust, onzekerheid en armoede zorgden ervoor dat kunstenaars zich afzetten tegen het verlichtingsdenken.     
                Kortom, de maatschappelijke ontwikkelingen in de westerse wereld zorgden voor ontevredenheid met de eigen wereld en nieuwe waarden, ook voor de kunst. Deze waarden, onder andere verbeelding, expressieve kleuren, sensualiteit en de natuur werden gevonden in de exotische culturen van het oosten. De interesse in het Nabije Oosten werd nog verder versterkt doordat het mogelijk werd om erheen te reizen en door de verspreiding van kennis over het gebied. Dit alles resulteerde in een steeds groter wordende stroming die later Oriëntalisme zou gaan heten.

Bibliografie
Boeken

– Hond, J. de (2008). Verlangen naar het Oosten. Oriëntalisme in de Nederlandse cultuur. Circa 1800-1920. Leiden: Primavera Pers.
– Honour, H. (1979). Romanticism. New York: Harper & Row, Publishers.

Digitale bronnen

– Aubin, H., Barzun, J., e.a. (2011). ‘History of Europe’ in: Encyclopaedia Brittannica. http://www.britannica.com/EBchecked/topic/195896/history-of-Europe/58487/Additional-Reading (10 januari 2011).

Hoofdstukken/artikelen
– Janson, H.W. & Janson, A.F. (2004). ‘The Baroque in Flanders and Holland’, in: History of Art: The Western Tradition. Upper Saddle River, Verenigde Staten: Pearson Education: 586-599.
– Kleiner, F.S. (2010). ‘Europe and America, 1800 to 1870’, in: Gardner’s Art Trough the Ages. The Western Perspective. Dertiende editie. Boston: Wadsworth, Cengage Learning.
– Korsten, F.W. (2009). ‘Verlichting – belang’ en ‘Romantiek – het sublieme’, in: Lessen in Literatuur. Derde druk. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt.

Kunstwerken

– Delacroix, Eugène. Femmes d’Alger dans leur Appartement. 1834. Olieverf op doek, 180 x 229 cm. Louvre, Parijs.
 – Delacroix, Eugène. La Mort de Sardanapale. 1827. Olieverf op doek, 369,6 x 495 cm. Louvre, Parijs.
– Gros, Antoine Jean. Bonaparte visitant les pestiférés de Jaffa. 1804. Olieverf op doek, 523 x 715 cm. Louvre, Parijs.
– Ingres, Jean Auguste Dominique. Grande Odalisque. 1814. Olieverf op doek, 91,1 x 162,6 cm. Louvre, Parijs.
– Ingres, Jean Auguste Dominique. Le Bain Turc. 1862. Olieverf op doek, 108 x 110 cm. Louvre, Parijs.
– Rijn, Rembrandt van. De Verblinding van Samson. 1636. Olieverf op doek, 240 x 3 cm. Städelsches Kunstinstitut, Frankfurt.



[1] Kleiner, F.S. (2010). ‘Europe and America, 1800 to 1870’, in: Gardner’s Art Trough the Ages. The Western Perspective. Boston: Wadsworth, Cengage Learning: 615.

[2] Ingres, Jean Auguste Dominique. Grande Odalisque. 1814. Olieverf op doek, 91,1 x 162,6 cm. Louvre, Parijs.

[3] Ingres, Jean Auguste Dominique. Le Bain Turc. 1862. Olieverf op doek, 108 x 110 cm. Louvre, Parijs.

[4] Gros, Antoine Jean. Bonaparte visitant les pestiférés de Jaffa. 1804. Olieverf op doek, 523 x 715 cm. Louvre, Parijs.

[5] Kleiner (2010): 613.

[6] Delacroix, Eugène. La Mort de Sardanapale. 1827. Olieverf op doek, 369,6 x 495 cm. Louvre, Parijs.

[7] Delacroix, Eugène. Femmes d’Alger dans leur Appartement. 1834. Olieverf op doek, 180 x 229 cm. Louvre, Parijs.

[8] Korsten, F.W. (2009). ‘Verlichting – belang’, in: Lessen in Literatuur. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt: 161.

[9] Kleiner (2010): 622.

[10] Hond, J. de (2008). Verlangen naar het Oosten. Oriëntalisme in de Nederlandse cultuur. Circa 1800-1920. Leiden: Primavera Pers: 19.

[11] Rijn, Rembrandt van. De Verblinding van Samson. 1636. Olieverf op doek, 240 x 3 cm. Städelsches Kunstinstitut, Frankfurt.

[12] Janson, H.W. & Janson, A.F. (2004). ‘The Baroque in Flanders and Holland’, in: History of Art: The Western Tradition. Upper Saddle River, Verenigde Staten: Pearson Education: 592-593.

[13] Kleiner (2010): 624.

[14] Kleiner (2010): 624.

[15] Hond (2008): 26-27.

[16] Ibidem: 14

[17] Hond (2008): 268-269.

[18] Aubin, H., Barzun, J., e.a. (2011). ‘History of Europe’ in: Encyclopaedia Brittannica. http://www.britannica.com/EBchecked/topic/195896/history-of-Europe/58487/Additional-Reading (10 januari 2011).

[19] Ibidem.

[20] Ibidem.