blog placeholder

Wat is de ontwikkeling van de Nederlandse literatuur geweest in de afgelopen eeuwen? Welke verschillende stromingen zijn er en hoe zijn zij ontstaan?

literatuur uit de zestiende en zeventiende eeuw
2 groepen teksten:
– strijdliteratuur (verwijzen naar actualiteit, hervorming/geuzen/opstand)
– Opvattingen renaissance en humanisme komen naar voren (emblematiek, lyriek, sonnet, toneel)
Emblematiek
Embleem bestaat uit:
– motto (opschrift)
– pictura (afbeelding)
– subscriptio (uitleg)
Illustreert een moraal, geeft de afbeelding een diepere betekenis. à analogiedenken (alles heeft een door god gewilde plaats en betekenis). Voorbeeld embleem: Sinne- en Minnebeelden van Jacob Cats.
Lyriek, liederen
Liefde belangrijk in de literatuur, onderscheid platonische liefde en lichamelijke liefde. Platonisch overheerst in de lyriek. à beeld ideale vrouw komt naar voren. Er ontstaan liedboeken, inhoud draait ook om liefde. à gericht op jongeren, sociale functie; kunnen in groepen liefdesliederen zingen.
Petrarkisme: geestelijke, zuivere liefde staat boven de lichamelijke liefde.
– onbereikbare vrouw is stereotiep (rode lippen, donkere ogen etc.)
– tegenstellingen en paradoxen geven situatie weer
– klacht minnaar centraal
Sonnet
Sonnet: gedicht bestaande uit 14 versregels. à vallen uiteen
– octaaf (eerste 8 versregels) inhoudelijke tegenstelling
– sextet (laatste 6 versregels) breuk tussen vs. 8 – 9 : Chute, val, wending
Ook hier over liefde, liefdesklacht van minnaar centraal. PC Hooft, belangrijkste sonnettenschrijver. à laat namelijk zien dat hij alle literaire conventies beheerst.
Toneel
Toneel 17e eeuw: stedelijke en opiniërende functie.
Stedelijk à mensen moesten betalen voor voorstellingen, geld voor stedelijke instellingen.
Opiniërend à meningen worden via toneel verspreid op de burgerij, past binnen beleid stadsbestuur. 
Ethisch-didactisch doel: publiek een spiegel voorhouden
– publiek normen en waarden voor het juiste gedrag in de maatschappij duidelijk maken.
Toneel: tragedie
Hoofdpersonen zijn hooggeplaatste personages (vorsten etc.) à toont ondergang hoofdpersoon. Slechte afloop. Stof is ontleend aan klassieke oudheid, bijbel, geschiedenis. Voorbeeld: Lucifer, van den Vondel (bijbels).
– Retorisch-didactische tragedie: 5 bedrijven en koren die commentaar geven op de handelingen.
– Aristotelische tragedie: handelingsgerichte structuur; eenheid van plaats, tijd, handeling.
Aemulatio: klassieke voorgangers overtreffen.
Toneel: komedie en klucht
Komedie/blijspel: Mensen uit lagere klassen traden op, spreektaal, happy end. Voorbeeld: Spaanschen Brabander, Bredero.
Klucht: Korter dan blijspelen, mensen uit aller laagste klasse, grappige situaties à Primaire levensdriften: eten, zuipen, vrijen. Voorbeeld: Klucht van de koe, Bredero.

 De politieke achtergronden
1815 Napoleon gaat ten onder bij Waterloo à Willem I koning, wil de industrie verbeteren.
J.R. Thorbecke stelt nieuwe grondwet op:
– Ministers verantwoording afleggen aan parlement Nederland wordt
– Parlement moest wetten controleren, goedkeuren parlementaire democratie

 De sociaal-economische achtergronden
Industrialisatie kwam op gang in NL. à rijken, arbeiders, armen. Arbeidersomstandigheden waren erg slecht, ook voor kinderen. Steden groeiden uit tot metropolen.
In Aziatische koloniën werd het cultuurstelsel ingevoerd à Nederlandse regering eiste een 5e deel van de opbrengst van de inlandse vorsten. Die kregen een deel van de winst dus lieten ze de bevolking harder werken à werden uitgebuit voor Westerse landen.
In Nederland was Burgerlijke ideologie: gezin, vaderland en vorstenhuis centraal. Burger optimistisch à liberalisme zou handel en industrie stimuleren, God garandeerde veiligheid. à ideeën onderdrukt door: Darwin, Marx, Frued, Nietzsche.

 De culturele achtergronden
In wetenschap vernieuwingen: Charles Darwin wijzigt visie op de mens à tegen geloof in.
Karl Marx: De mens werd een concurrent van zijn medemensen en woonde ver van de natuur. à Loonarbeiders en het kapitaal komen tegenover elkaar te staan. à socialisme ontstaat. à negatief voor het kapitaal.

Romantiek en realisme
Romantiek: nadruk op weergave van het gevoel en de verbeelding
Realisme: nadruk op betrouwbare weergave van werkelijkheid
Romantiek
Romanticus uit zijn gevoelens op manier:
Afzetten:
– Individualisme: expressie van eigen gevoelens/verbeelding. Verwerpen van classicistische regels. (Gevoelens kunnen op verschillende manieren geuit worden, vooral d.m.v. de natuur.)
– Antiburger: verwerpen normen en waarden gegoede burgerij
– Engagement: Protesteren tegen situaties die je als verkeerd en onrechtvaardig beschouwt.
Weltschmerz: Gevoel van onvrede met de eigen tijd, een lijden aan het bestaan, troost kan bieden om te vluchten. Vb. Piet Paaltjens, Snikken in Grimlachjes.
Vluchten:
– In de natuur, onaangetast, wild, nog niet door mensen bedorven
– In verleden, vooral in hoogte punten nationale geschiedenis
– Naar verre landen, en exotische gebieden
– Geloof, religieuze verdieping
– Humor
– Dood (soms letterlijk)
In de literatuur zijn de personages idealisten en wereldverbeteraars.
Genootschapsdichters
Sociale cultuur: gemeenschappelijke activiteiten belangrijker dan individuele. In literatuur zijn vaderlandsliefde en huiselijkheid belangrijke onderwerpen voor genootschapsdichters. à droegen werk openbaar voor dus declamatorisch karakter. Vb. Hendrik Tollens, De overwintering van Hollanders op Nova Zembla
Historische roman
Historische avonturenroman: held is niet-historisch, die in aanraking komt met historische. Vaste motieven als; reis, liefde, geheim, gevaarlijke situaties etc. Vb. Scott, Ivanhoe
Historische ideeënroman: historische roman die ook uitdrukking geeft aan de visie op de mens en maatschappij. Vb. Jacob van Lennep, De roos van Dekema.
Domineedichters
Afkomstig uit burgerij, zijn dominee geworden maar zijn blijven dichten. à benadrukte de boodschap, de moraal. Poëzie was voor hen een middel om algemene waarheden in begrijpelijke en aantrekkelijke vorm te presenteren.
Realisme
Realisme: Als de kunstenaar de werkelijkheid probeert weer te geven.
Idealistisch realisme
Idealistisch realisme: werkelijkheid werd niet beschreven om die zo objectief mogelijk te maken maar om de zedelijke verbetering van het publiek tot stand te brengen. à sluit aan tot mentaliteit dat de burgerij leefde in een veilige en geordende wereld. à schrijvers hadden taak zich tot medeburgers te stichten. Verteller levert commentaar, oordeel gegeven over beschreven werkelijkheid o.b.v. burgerlijke normen en waarden.
Weltschmerz: Gevoel van onvrede met de eigen tijd, een lijden aan het bestaan. Vb. Hildebrand, Camera Obscura
Objectief realisme
Objectief realisme: men geeft een zo objectief mogelijke weergave van de werkelijkheid. à neutraal, objectief, documentatie, exactheid. Burgerlijke normen en waarden werden op de proef gesteld en niet meer vanzelfsprekend bevonden. Literatuur houdt lezers nog steeds een doel/ideaal voor, alleen nu aan de hand van verhalen die in eigen tijd spelen. 

 Politieke achtergronden
Nederland is democratie, wending: gegoede burgerij krijgt minder invloed à arbeiders krijgen parlementaire vertegenwoordigers.

De sociaal-economische achtergronden
Werkeloosheid is groot, kinderarbeid à kinderen verslaafd aan drank, toenemende onkerkelijkheid.

 Culturele achtergronden
Schrijver, kunstenaar, publiek
Kunstenaars uit de 19e eeuw kwamen tegenover gegoede burgerij te staan. à hadden kunstwerken met; objectief realisme, ontmythologisering, breuk idealisering à doorbreken verwachtingspatroon van de normen en waarden van het publiek. à Kunstenaars: antiburger.
Oedipuscomplex: psychisch verschijnsel dat jongens zich tegen vaderfiguur verzetten, en moederfiguur vereerd wordt.
Het onbewuste: verdrongen wensen maken geen deel meer uit van bewuste gedachten.
Neurotisch gedrag: als gedrag bepaald wordt door onbewuste strevingen. à herkennen aan dwangverschijnselen.
Psychologische roman: auteurs proberen gedrag, gevoelens en denken van personages te weergeven.
Ideologie: wereldbeeld van de normen en waarden.

 Literatuur in het fin de siècle
De beweging van de tachtigen
Eind 19e eeuw à dichters van ‘Beweging van de Tachtigers’ publiceerde laatromantische teksten. Vb. De nieuwe gids, geschreven door vele jongeren. à programmatische titel; presenteerde eigen literatuur als belangrijke vernieuwing. Onvrede geuit over: wereld waarin ze leefde, zwakromantische gevoelens van domineedichters.
Tachtigers moesten een individuele stijl zoeken à waren ongelovig. De ziel, gevoel, passie, hartstocht, emotie uitgangspunt poëzie.
Tachtigers: bohémiens, benadrukken schoonheid, geen moraal, leespoëzie, eigen emoties verwoorden. Vb. Frederik van Eeden, De kleine Johannes
Domineedichters: gerespecteerde burgers, benadrukken boodschap, moraal, voordrachtspoëzie.
Sensitieve verzen: subjectieve waarnemingen, momentopnames van emoties centraal.
Het naturalisme
Determinisme: ontkennen dat mensen een vrije wil hebben.
Een naturalistisch auteur is in de eerste plaats een observator die objectief beschrijft. De auteur probeert de werkelijkheid zo precies en eerlijk mogelijk weer te geven.
Neutrale verteller die zich onthoudt van commentaar.
Belangrijke determinerende factoren: erfelijke factoren (race), woon- en leefomstandigheden (milieu), tijd waarin men leefde (moment).
In naturalistische romans: personages geen vrije wil, nerveus karakter, HP onevenwichtig/overgevoelig à gevoelens, wensen, dromen en illusies onrealistisch, vooral over taboeonderwerpen (schijnmoraal ontmaskeren), eindigen met desillusie (ondergang HP).
Naturalistische auteurs: pure werkelijkheid beschrijven, kritische houding tegenover burger die tevreden is met zijn veilige en geordende bestaan en die de maatschappelijke misstanden niet ziet. à auteurs proberen schijnmoraal gegoede burgerij ontmaskeren. Vb. Marcellus Emants, Inwijding

 De politieke achtergronden
1914-1918 WO I, Nederland was neutraal.
1917, einde tsaristisch bewind door Russische Revolutie.
1917, kiesrecht in Nederland.
1929, economische crisis à werkeloosheid.
Nationaal-socialisme komt aan de macht à WO II staat op uitbreken à Nederland blijft daar niet neutraal (1940 Duitsers vallen binnen).

De sociaal-economische achtergronden
Industriële Revolutie had sociale doorwerking: specialisatie en arbeidsdeling. à normen en waarden steeds minder algemeen, waren vanzelfsprekend.
Anomie: gezamenlijke normen en waarden verdwijnen of worden onduidelijk.
Vrouwen eiste belangrijkere rol à feministische golf.
1919 Vrouwen krijgen kiesrecht in Nederland.
Steden worden grote metropolen met ondergronds vervoer, eerste vliegtuig ontstaat, auto’s worden geproduceerd. à leidt tot:
– optimisme: bewondering nieuwe tijd
– pessimisme, angstgevoel: bang voor materialisatie, vervreemding

 De culturele achtergronden
Kunstenaars vinden dat er nieuwe vormen nodig waren voor een nieuw bewustzijn. Abstracte, waarneembare structuren de werkelijkheid uitdrukken. à leden van De Stijl, Piet Mondriaan, Theo van Doesburg.
Mondriaan: primaire kleuren, en horizontale en verticale lijnen à drukt rust uit. Wilde rust en evenwicht uitdrukken.
Fotografie erg belangrijkà 1895 gebr. Lumière maakte eerste film. Daarna snelle ontwikkeling op gebied van de film.
Collage: heterogeen materiaal tot een geïntegreerd geheel maken.
Literatuur niet langer gevoelens en werkelijkheid maar autonome taalbouwsels. Vb. Martinus Nijhoff, de Wandelaar. à pleitte voor poëzie die ontdaan werd aan persoon van de dichter gebonden aspecten.
De vernieuwing: avant-garde/modernisme à dadaïsme, surrealisme, expressionisme: steeds het zoeken naar:
– nieuwe vromen en vormgevingsprincipes
– nieuw bewustzijn
– wereldbeeld
Ook individueel bewustzijn kwam centraal te staan.

 De Nederlandse en Vlaamse literatuur: 1900-1940
Voortzetting van de Romantiek
Neoromantische schrijvers: Voorkeur historische romans, verbeelding en droom belangrijker dan concrete werkelijkheid, geen verheerlijking nationaal verleden. Vb. Van Schendel, een zwerver verdwaalt. Kan ook voorkeur aan onvrede met werkelijkheid en eigen tijd.
De historische avant-garde/modernisme
Stromingen waarvan kunstenaars in het begin van de 20e eeuw nieuwe vormen zochten die pasten bij een modern bewustzijn en wereldbeeld. (dadaïsme, surrealisme, expressionisme)
Dadaïsme
Dadaïsten: wilden breken met de bestaande literaire tradities. à grammaticale regels, interpunctieregels, pasten collage/montagetechniek toe. Wilden burgerlijk publiek shockeren. àbestaande kunst, burgerlijke moraal, traditionele machtsbolwerken en religie kritiseren. à bewust antikunst om publiek aan denken te zetten en activeren. Vb. Tristan Tzara, Hugo Ball
Expressionisme
Expressionistische schilders wilden de werkelijkheid niet langer natuurgetrouw weergeven. Weken af van traditioneel werkelijkheidsgetrouw kleurgebruik en kozen vervormde weergave van ruimte of object dan perspectivisch correcte weergave.
Expressionistische dichters vonden dat gedicht geen afbeelding van werkelijkheid moest zijn maar autonoom product. Zelfstandig naamwoord staat boven bijvoeglijk naamwoord. Kernachtige en korte zinnen. Ze schreven soms ook vrije verzen, voorkeur beeldspraak en associaties, lezer zelf verbanden leggen à geen vergelijkingen. Vb. Marsman, Vlam
Wortsatz: één woord is in z’n eentje een zin.
Veel gedichten drang met vereniging kosmos (heelal oneindige ruimte waarin mens leefde).
Nieuwe zakelijkheid
Nieuwe zakelijkheid komt op in jaren ’30, richt zich op moderne tijd. Auteurs alles zo feitelijk en objectief weer te geven à Journalistieke weergave, film. In 1934 was in communisme en nationaal-socialisme tucht, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en het belang centraal. Vb. Borderwijk, Bint (1934) à zeer strenge school, waar orde en tucht heerst. Komt een nieuwe leraar: De Bree, neemt idee van tucht over en komt in een klas ‘de hel’ terecht, dit zijn geen individuen maar slaat als knokploeg een opstand van andere scholieren tegen Bint en zijn systeem neer.
Modernisme in het proza
Realistische en naturalistische romans die pasten in een rationalistisch en positivistisch ingesteld wereld, voldeden niet langer om uitdrukking te geven aan nieuwe ervaringen en een veranderd wereldbeeld.
Bewustzijnsstroom: op het eerste gezicht onsamenhangende reeks gedachten, gevoelens, stemmingen of verlangens.
Innerlijke monoloog: de in ikvorm weergegeven en in elkaar overvloeiende gedachten, gevoelens, stemmingen of verlangens.
Modernistische schrijvers: benadrukken innerlijk van personages, psychologische beschrijving personages, bewustzijnsstroom en innerlijke monoloog gebruikt, personages in niet duidelijke deterministische ruimten geplaatst.
Realistische en naturalistische romans hadden begin, middendeel, slot met ontknoping, verdween in modernistische teksten. à open einde, onchronologisch, fragmentarisch. à samenhang wordt steeds vager.
Realistische en naturalistische objectieve weergave werkelijkheid, modernisme subjectieve weergave werkelijkheid. à draait om bewustwordingsproces personages.
Modernistische romans geschreven voor intellectueel publiek. Vb. Vestdijk, De koperen tuin.

 Literatuur uit de jaren ‘30
Vorm moest onderschikt zijn aan wat de schrijver te vertellen had. Fascisme en nationalisme kwam op à dreigende en onzekere sfeer ontstaat à accent in kunst en literatuur op engagement en maatschappelijke betrokkenheid. Vb. Ter Braak & Du Perron, Forum (tijdschrift).