1. Inleiding
Het is al ruim negen jaar nadat de Taliban is gevallen, echter is de situatie van vrouwen in Afghanistan nog steeds zorgelijk. Er wordt geweld tegen deze vrouwen gebruikt en zij lijden onder de veiligheidssituatie aldaar. Zo heeft 87 procent van Afghaanse vrouwen te maken met huiselijk geweld. 60 tot 80 procent van de huwelijken is gedwongen.[1] Vrouwen die zich inzetten voor de mensenrechten van vrouwen lopen door hun werk ook weer risico het slachtoffer te worden van intimidatie, geweld, verkrachting of ontvoering. De regering doet vaak niets wanneer zij onder druk staat van traditionele groepen. Deze vrouwen maken onderdeel uit van de vrouwen die naar een ander land vluchten, in de hoop dat zij ergens asiel zullen krijgen.
In deze paper zal ik de vraag beantwoorden wanneer Afghaanse vrouwen volgens Nederlands recht in aanmerking komen voor asiel. Ik zal een vergelijking maken met een aantal lidstaten aan de hand van jurisprudentie van de lidstaten en informatie die ik over de lidstaten kon vinden. Als eerst vertel ik over de situatie in Afghanistan zodat men een beeld kan van de situatie aldaar verkrijgt. Vervolgens zet ik in hoofdstukken 3, 4 en 5 van deze paper uiteen wanneer men recht heeft op asiel. Ik behandel in deze hoofdstukken het Vluchtelingenverdrag en de Definitierichtlijn, art. 3 EVRM en art. 29 lid 1 sub c Vw).
Bovengenoemde gronden zal ik dan vervolgens toepassen op vier verschillende situaties, namelijk alle Afghaanse vrouwen (heeft een vrouw recht op asiel puur omdat zij van Afghanistan afkomstig is), alleenstaande Afghaanse vrouwen, verwesterde vrouwen en Afghaanse vrouwen die slachtoffer zijn (geweest) van geweld. In hoofdstuk 6 “Alle Afghaanse vrouwen” maak ik geen vergelijking met andere lidstaten, omdat deze situatie te breed is. In de hoofdstukken hierna doe ik dat wel, ik maak telkens een vergelijking met nog lidstaat. Als laatste geef ik een korte conclusie, waarin ik de vraag beantwoord wanneer een Afghaanse vrouw recht heeft op asiel in Nederland.
[1] Cijfers uit artikel “Afghanistan gaat ondertussen door. Maar niet vooruit”, maart 2010, te raadplegen op http://www.amnesty.nl/bibliotheek_vervolg/wv_april2010_nazarski.
2. Afghanistan[1]
In dit hoofdstuk probeer ik een beeld te schetsen over de situatie in Afghanistan. Voordat ik over ga tot de huidige situatie, dient er iets te worden gezegd over de situatie van Afghanistan onder de leiding van de Taliban.
2.1 Taliban
De Taliban kwam in 1998 officieel aan de macht. Zij vormde Afghanistan om tot een zuiver islamitische staat en voerde de Sharia in. Zij bereidde zelfs een wet voor waarin niet-moslims verplicht waren een merkteken te dragen. Vrouwen mochten niet meer naar school of gaan werken, en dienden buitenshuis een boerka te dragen. Alle vormen van afbeelden van levende wezens werden verboden. Zelfs vliegeren werd gestraft! Lijfstraffen zoals amputatie, verminking en zweepslagen werden ingevoerd. De bevolking van Kaboel werd verplicht executies in het voetbalstadion bij te wonen. Op overspel stond de doodstraf en diefstal werd gestraft met het afhakken van de hand. Deze leefregels riepen vooral in de steden verzet en spanningen op, en gaven andersdenkenden geen andere keus dan het land te verlaten. In 2001 is de Taliban gevallen.
2.2 Mensenrechten
Tegenwoordig erkent Afghanistan mensenrechten. Zo is Afghanistan onder andere verdragspartij bij het Internationaal Verdrag inzake de politieke rechten van vrouwen en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen. Echter, de Afghaanse Grondwet bevat de zinsnede “geen enkele wet kan tegengesteld zijn aan de heilige religie van de islam en het geloof en bepalingen van de islam”. Indien de grondwet noch een andere wet voorziet in regels met betrekking tot een bepaalde zaak, rechters moeten oordelen in lijn met de “Hanafi jurisprudentie”. Deze bepaling lijkt ruimte te bieden voor het ontlopen van verplichtingen met betrekking tot vrijheden genoemd in internationale mensenrechtenverdragen.
Mensenrechten worden in Afghanistan om verschillende redenen geschonden. Het kan bijvoorbeeld om afrekeningen, wraakacties en het zaaien van angst en intimidatie gaan. Afghanen lopen het risico om door andere landgenoten te worden bedreigd, mishandeld of vermoord wegens ras, sekse, religie of gedrag.
Hoewel Afghanistan partij is bij verschillende mensenrechtenverdragen, worden mensenrechten in Afghanistan toch geschonden. Er zijn mensenrechtenorganisaties die toezicht houden op het na leven van mensenrechten, echter deze zijn vaak doelwit van aanslagen geweest. Tevens is het zo dat de autoriteiten slecht in staat zijn om toe te zien op bescherming en naleving van mensenrechten.
2.3 Vrouwen
De positie van vrouwen in Afghanistan is sinds de val van de Taliban iets verbeterd, maar nog steeds zorgelijk. Vrouwen worden gediscrimineerd zowel op juridisch als sociaal gebied. Dit is mede vanwege tradities, de Afghaanse Grondwet stelt toch dat mannen en vrouwen gelijk zijn. Zo hebben zowel jongens als meisjes toegang tot onderwijs, maar slechts 14 procent van alle vrouwen boven de 15 jaar kan lezen! Meisjes mogen niet naar school gaan tenzij zij een vrouwelijke docent hebben. Vrouwelijke docenten zijn schaars vanwege het feit dat meisjesscholen een doelwit zijn voor aanslagen. Vrouwen die kunnen fungeren als docent weigeren dan vaak om in een meisjesschool te werken. Vanwege de aanslagen nemen veel ouders dan ook niet het risico om hun dochter naar school te sturen.
Vaak wordt het vrouwen verboden onderzocht te worden door een mannelijke arts en er is een tekort aan vrouwelijke artsen (doordat de meeste vrouwen niet studeren). Voor vrouwen die in een gebied wonen waar er geen vrouwelijke arts is, bestaat dus een grote kans dat zij nooit onderzocht zullen worden. Vrouwen kunnen dus overlijden aan iets wat eenvoudig te bestrijden zou zijn met medicijnen. De slechte gezondheid van de vrouwen in Afghanistan is dus hiervan een direct gevolg.
Vrouwen kunnen in het algemeen wel werken, zij mogen werken als schoonmaakster of kleermaakster. Opgeleide vrouwen kunnen ook bij een kantoor terecht, echter er is nauwelijks werk. Vrouwen die in de politiek werkzaam zijn worden vaak blootgesteld aan bedreiging en intimidatie.
Vrouwen zijn dus vaak ongeschoold en hebben een slechte gezondheid. Daarnaast zijn de meeste vrouwen slachtoffer van geweld. Bij geweld kan men hier onder meer denken aan huiselijk geweld, seksueel geweld en vrouwenhandel. Seksueel geweld vindt plaats binnen en buiten het huwelijk. Verkrachting binnen het huwelijk is namelijk niet strafbaar gesteld. Vrouwen die verkracht worden doen dikwijls geen aangifte. Seks buiten het huwelijk wordt gezien als een illegale seksuele activiteit. Overspel is volgens het Afghaanse Wetboekboek van Strafrecht wel strafbaar, maar het is heel vaag gedefinieerd. Het komt dus veelvoudig voor dat wanneer een gehuwde vrouw verkracht wordt (door iemand anders dan haar echtgenoot) zij veroordeeld wordt wegens overspel. Onder vrouwenhandel moet hier onder andere worden verstaan het uithuwelijken van dochters. Volgens het Afghaanse recht mogen meisjes vanaf hun 15de trouwen, doch worden meisje vaak op veel jongere leeftijd gedwongen om te trouwen. Meisjes worden dan uitgehuwelijkt aan oudere mannen, de mannen beloven dan de familie van het meisje te “beschermen”.
Afghanen mogen formeel vrij reizen binnen en buiten Afghanistan. In de praktijk is dit voor meisjes en vrouwen anders. Er zijn namelijk een aantal beperkingen. Meisjes en vrouwen mogen buiten de grote steden niet alleen reizen. Als zij willen reizen dan hebben zij een mannelijke begeleider nodig. Hoewel dit een beperking is van de bewegingsvrijheid van meisjes en vrouwen geldt het meer als veiligheidsmaatregel. Zoals ik al hiervoor heb aangegeven is de veiligheidssituatie voor vrouwen niet ideaal, door een mannelijke begeleider te verplichten zullen vrouwen minder risico lopen om bijvoorbeeld verkracht of ontvoerd te worden.
Als laatst dient er vermeld te worden dat Afghaanse recht geen kledingsvoorschriften kent (voor zowel mannen als vrouwen). Toch kiezen bepaalde vrouwen ervoor om een boerka te dragen, hierdoor lopen zij minder risico om lastig te worden gevallen. Daarnaast komt het voor dat vrouwen gedwongen worden om een boerka te dragen.
Uit bovenstaande kan ik vaststellen dat mensenrechten en de rechten van vrouwen formeel veel beter zijn dan ten tijde van de Taliban, maar in de praktijk worden deze niet goed nageleefd. Tradities zorgen ervoor dat vrouwen worden beperkt. De mensenrechten van alle Afghanen worden geschonden, maar de vrouwen in Afghanistan lijken mijns inziens meer te lijden.
3. Vluchtelingendefinitie
Degene die aangemerkt wil worden als vluchteling, dient te voldoen aan de eisen van art. 1A onder 2 Vluchtelingenverdrag. Krachtens art. 2 sub c Definitierichtlijn is een vluchteling:
“een onderdaan van een derde land die zich wegens een gegronde vrees voor vervolging om redenen van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep, buiten het land bevindt waarvan hij de nationaliteit bezit en de bescherming van dat land niet kan of, wegens deze vrees, niet wil inroepen, dan wel een staatloze die zich om dezelfde reden buiten het land bevindt waar hij vroeger gewoonlijk verbleef en daarheen niet kan, dan wel wegens genoemde vrees niet wil terugkeren…” Hieronder zal ik stapsgewijs de vereisten van art. 1A onder 2 Vluchtelingenverdrag behandelen en dus wanneer men in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd[2].
3.1 Gegronde vrees
Ten aanzien van het vereiste gegronde vrees dient opgemerkt te worden dat het geen betrekking heeft op de geestesgesteldheid. Men hoeft dus niet letterlijk bang te zijn. Wel heeft gegronde vrees betrekking op een risico, dat er in de toekomst wellicht iets ernstig zal gebeuren.
3.2 Vervolging
Vervolging in de zin van art. 1A onder 2 Vluchtelingenverdrag is niet eenvoudig te omschrijven, er is namelijk geen uitputtende definitie van dit begrip. Onder vervolging wordt in ieder geval verstaan: een bedreiging van leven of vrijheid. Ook andere schendingen van andere mensenrechten kunnen onder dit begrip vallen, maar de schending moet van een bepaald gewicht zijn. Volgens art. 9 Definitierichtlijn moeten de daden van vervolging:
“a) zo ernstig van aard zijn of zo vaak voorkomen dat zij een ernstige schending vormen van de grondrechten van de mens, met name de rechten ten aanzien waarvan geen afwijking mogelijk is uit hoofde van artikel 15, lid 2, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
b) een samenstel zijn van verschillende maatregelen, waaronder mensenrechtenschendingen, die voldoende ernstig zijn om iemand op een soortgelijke wijze te treffen als omschreven in punt a.”
Spijkerboer en Vermeulen maken een onderscheid tussen drie typen mensenrechten, die een verschillend gewicht hebben: absolute minimumrechten, klassieke vrijheidsrechten en economische, sociale en culturele mensenrechten. Onder de eerste categorie kan men bijvoorbeeld denken aan schending van het recht op leven, schendingen die onder deze categorie vallen leveren altijd “vervolging” op. De tweede categorie levert ook vervolging op, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat de schending van relatief beperkte aard is. Inbreuken die hieronder vallen zijn onder andere een inbreuk op vrijheid van meningsuiting of van godsdienst. De derde categorie (bijvoorbeeld inbreuk van het recht op sociale zekerheid) levert in beginsel geen vervolging op, tenzij de inbreuk erg ingrijpend is.
Naast een vervolgingsdaad moet er ook sprake zijn van een vervolger. Een vervolger is meestal de overheid van het land van herkomst, maar een vervolger kan in bepaalde gevallen ook een burger zijn. Wanneer de vervolger niet de overheid is, maar een derde, dan is er slechts sprake van vervolging, indien de overheid niet bereid of niet in staat is daartegen bescherming te bieden.
3.3 Vervolgingsgrond
Voor vluchtelingschap is het niet voldoende dat de vreemdeling gegronde vrees voor vervolging heeft. Er moet daarnaast sprake zijn van een bepaald verband tussen de dreigende vervolging en een vervolgingsgrond[3]. De vijf gronden voor vervolging zijn wegens ras, geloof, godsdienst, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging. Ik zal mij hier beperken tot het behoren tot een bepaalde sociale groep, omdat de andere gronden naar mijn mening geen uitleg behoeven.
De vervolgingsgrond behoren tot een bepaalde sociale groep is net als de term vervolging niet helder. Het fungeert aan de ene kant als een restcategorie, hierdoor kan er bescherming worden geboden aan personen die niet onder één van de andere gronden vallen. Aan de andere kant mag het niet zo ruim worden geïnterpreteerd, dat het vereiste van een vervolgingsgrond geen zelfstandige rol meer vervult.[4] Art. 10 lid 1 sub d Definitierichtlijn noemt drie criteria voor het bestaan van een bepaalde sociale groep. De drie criteria zijn: een groep met een aangeboren, onveranderbaar kenmerk; een groep met een vroegere status, die niet veranderd kan worden; of een groep met een vrijwillig kenmerk, dat echter zo fundamenteel is voor de menselijke waardigheid van de leden van de groep dat niet geëist kan worden dat zij daar van afstand doet. Ook wordt er geëist dat de groep in het land van herkomst een eigen identiteit heeft, omdat zij in haar directe omgeving als afwijkend wordt beschouwd.
4. Artikel 3 EVRM
Wanneer iemand niet als vluchteling kan worden aangemerkt, kunnen zij een beroep doen op art. 3 EVRM. Art. 3 EVRM geeft een ieder het recht niet te onderworpen aan marteling of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Voor het toepassen van dit artikel is niet vereist dat er sprake is van een vervolgingsgrond of van discriminatoir optreden. Tevens is art. 3 EVRM onvoorwaardelijk, het laat dus geen uitzonderingen toe. Een asielzoeker kan met succes een beroep doen op het uitzettingsverbod van art. 3 EVRM doen, als er sprake is van gegronde redenen om aan te nemen dat verwijdering zal leiden tot een reëel risico van een behandeling in strijd met art. 3 EVRM.[5] Op grond van art. 29 lid 1 sub b Vw hebben zij dan recht op een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
5. Asiel verlening op humanitaire gronden (Artikel 29 lid 1 sub c Vw)
Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan op grond van art. 29 lid 1 sub c Vw worden verleend indien het vertrek uit het land van herkomst verband houdt –naar het oordeel van de minister – met klemmende redenen van humanitaire aard, op grond waarvan niet kan worden verlangd dat de vreemdeling terugkeert. In dit geval gaat het dus om wat de vreemdeling al heeft ondervonden en niet wat hij bij terugkeer zal ondervinden. Tevens heeft de minister bij het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd opgrond van dit artikel beoordelingsvrijheid. Zo zijn er in de Vreemdelingencirculaire 2000 drie situaties beschreven waarin de minister gebruik maakt van bovengenoemd artikel, namelijk traumabeleid, bijzondere individuele klemmende redenen en het behoren tot een specifieke groep.
Er is een aantal (limitatieve) gebeurtenissen[6] waarvoor geldt dat, wanneer een persoon één van deze gebeurtenissen heeft beleefd, en dit voor hem zodanig traumatiserend is geweest dat niet gevergd kan worden dat hij terugkeert naar zijn land van herkomst, een verblijfsvergunning asiel wordt verleend. Wel dient opgemerkt te worden dat het wel om een persoonlijke beleving moet gaan, en niet over de algehele situatie in zijn land van herkomst. De traumatische ervaringen hoeven niet te zijn veroorzaakt door de overheid of de machthebbende. Wanneer de staat niet in staat is, of niet bereid om bescherming te bieden kan de traumatische ervaring ook door een derde zijn veroorzaakt.
Bijzondere individuele klemmende redenen zijn niet limitatief opgesomd, het gaat hier wederom om dingen die vóór vertrek zijn gebeurt en dat er niet kan worden verlangd dat de betrokkene terugkeert naar zijn land van herkomst. Als laatst geldt dat de minister in het beleid specifieke groepen kan aanwijzen die om andere redenen in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning. [7]
6. Alle Afghaanse vrouwen
Hebben vrouwen recht op asiel puur omdat zij van Afghanistan zijn? Om deze vraag te beantwoorden zal ik hieronder voornoemde gronden toepassen op alle Afghaanse vrouwen.
6.1 Vluchtelingenverdrag
Iemand heeft recht op asiel op grond van het Vluchtelingenverdrag wanneer er sprake is van een gronde vrees, vervolging en vervolgingsgrond.
Afghaanse vrouwen die aangeven dat zij in de toekomst vervolgd kunnen worden, hebben een gegronde vrees. Dat vrouwen geen gunstig leven in Afghanistan hebben bleek uit hoofdstuk 2, maar worden deze vrouwen vervolgd bij terugkeer naar Afghanistan? Slechts wanneer dit het geval is, kunnen de vrouwen als vluchteling worden gezien. In Afghanistan wordt er geweld tegen vrouwen gebruikt en zij hebben een minder gunstige positie dan mannen. Als zij het land uitvluchten en terugkeren is de kans groot dat zij nogmaals slachtoffer zullen worden van geweld of misbruik. De vervolger kan in zo een geval dan de eigen familieleden zijn of medeburgers. Zoals ik hiervoor heb aangegeven worden mensenrechten en vrouwenrechten niet goed nageleefd. Tevens spelen tradities een belangrijke rol en de overheid grijpt niet in bij geweld tegen vrouwen, omdat dit als een privé zaak wordt gezien[8]. Bij geweld tegen vrouwen is de overheid dus niet bereid om bescherming te bieden. Omdat het een feit is dat de mensenrechten van vrouwen in Afghanistan wordt geschonden, door eigen familieleden of medeburgers, ben ik van mening dat Afghaanse vrouwen wel een gegronde vrees voor vervolging hebben.
Maar is er ook sprake van een vervolgingsgrond, behoren alle Afghaanse vrouwen tezamen tot een bepaalde sociale groep? Zoals hiervoor vermeld noemt art. 10 lid 1 sub d Definitierichtlijn drie criteria voor het bestaan van een bepaalde sociale groep. De eerste groep die genoemd wordt, aangeboren en onveranderbaar kenmerk, geeft gelijk de neiging om aan het geslacht te denken. Echter, geslacht op zichzelf is onvoldoende om een sociale groep te definiëren[9]. De andere twee criteria lijken mijns inziens niet op te gaan voor alle Afghaanse vrouwen. Afghaanse vrouwen in het geheel behoren dus niet tot een sociale groep. Aangezien er geen vervolgingsgrond is voor alle Afghaanse vrouwen kunnen zij niet als vluchteling worden aangemerkt.
6.2 Artikel 3 EVRM
In het besluit van de Staatssecretaris van Justitie[10] wordt er in punt 6.5 vermeld dat de veiligheidsituatie wel zorgelijk is in Afghanistan, maar de situatie daar is niet zodanig slecht dat wanneer een burger terugkeert hij, enkel vanwege zijn aanwezig daar een reëel risico loopt, en levert het terugsturen derhalve geen schending van art. 3 EVRM. Wederom geldt hier dat Afghaanse vrouwen in het geheel niet onder art. 3 EVRM vallen.
6.3 Artikel 29 lid 1 sub c Vw
Hier gaat het om gebeurtenissen die iemand heeft mee gemaakt, er kan niet worden gezegd dat alle Afghaanse vrouwen dezelfde gebeurtenissen meemaken. Derhalve moet ik opnieuw constateren dat Afghaanse vrouwen in het geheel niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel.
7. Alleenstaande vrouwen
Voor Nederlanders is de term alleenstaande vrouw doodgewoon. Nederland erkent alleenstaande vrouwen en alleenstaande moeders, vrouwen in Nederland kiezen zelfs bewust ervoor om alleenstaand te zijn. In Afghanistan ligt dit toch anders. De Afghaanse maatschappij erkent het concept alleenstaande vrouw niet: vrouwen horen getrouwd te zijn. Als deze vrouwen niet financieel bijdragen aan het huishouden, worden zij thuis verwaarloosd en niet gerespecteerd. De alleenstaande vrouwen die wel op zichzelf wonen hebben het zwaar. Zowel door hun eigen familie als door de maatschappij worden zij vaak als prostituee gezien. Vrouwen in een dergelijke positie lopen verhoogd risico op mishandeling en ontvoering[11].
Volgens Vreemdelingencirculaire 2000 wordt een vrouw aangemerkt als alleenstaand indien de huwelijksband met de echtgenoot (waarmee zij ten tijde van haar vertrek uit Afghanistan getrouwd was) als verbroken kan worden beschouwd dan wel zij ongehuwd is en de band met het gezin waartoe ze behoorde ten tijde van haar vertrek uit Afghanistan als verbroken kan worden beschouwd [12].
7.1 Nederland
Hebben alleenstaande Afghaanse vrouwen recht op asiel in Nederland en op welke grond?
Allereerst de vraag of zij een beroep kunnen doen op de vluchtelingendefinitie, zoals ik al heb aangegeven dienen zij te behoren tot een bepaalde sociale groep.
In de Nederlandse rechtspraak is vaker geoordeeld dat alleenstaande Afghaanse vrouwen tot een bepaalde sociale groep behoren. In 2006 besloot de rechtbank dat – gelet op het ambtsbericht van 2005 – het standpunt dat de betrokkene alleenstaande vrouw is, voldoende grond voor inwilligen van de vluchtelingenstatus biedt. Als de minister meent dat dit onvoldoende grond is, dient hij gemotiveerd te onderbouwen waarom de vrouw– ondanks de verslechtering van haar positie in Afghanistan – geen recht heeft op asiel [13].
In de Vreemdelingencirculaire 2000 zijn Afghaanse vrouwen opgenomen als kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van art. C2/3.1.3. Dit houdt in dat Afghaanse vrouwen met beperkte individuele indicaties aannemelijk kunnen maken dat terugkeer een schending van art. 3 EVRM oplevert. De vernederende of onmenselijke behandeling van art. 15 sub b Definitierichtlijn houdt hierin niet in dat de behandeling persoonlijk met de betrokkene te maken heeft gehad. Zelfs als er sprake is van mensenrechtenschendingen in de naaste omgeving van de betrokkene bij personen die behoren tot de betreffende kwetsbare minderheidsgroep, kan dit voldoende grond zijn om zulks aan te nemen.
Voorts wordt er in de Vreemdelingencirculaire 2000 bepaald dat alleenstaande vrouwen als specifieke groep zijn aangewezen, die om andere redenen dan traumata op grond van art. 29 lid 1 sub c Vw in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
7.2 Duitsland[14]
Het vluchtelingenverdrag is in Duitsland niet rechtstreeks geïmplementeerd. De verplichtingen die hieruit voortvloeien zijn geconverteerd in Duitse recht. Bij asielrecht zijn de Duitse Grondwet (Grundgesetz/GG) en de Duitse Vreemdelingenwet (Ausländergesetz/AuslG) van toepassing.Art. 16a sub 1 GG bepaalt dat personen die vervolgd worden om politieke redenen het recht hebben op asiel[15] en art.51 sub 1 AuslG bepaalt voorts een vreemdeling mag niet worden gestuurd naar een land, waar zijn leven of vrijheid bedreigd wordt wegens ras, religie, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke opinie. [16] Hier zien wij de tekst van art. 1A onder 2 Vluchtelingenverdrag terug, echter hoe wordt deze binnen het Duitse recht geïnterpreteerd?
In 1996 besloot de 5de kamer van de administratieve rechter (Verwaltungsgericht Frankfurt am Main) dat alleenstaande vrouwen een bepaalde sociale groep vormen omdat zij geen rechten hebben en dagelijks worden blootgesteld aan mishandeling en verkrachtingen. Destijds werd er ook gezegd dat vrouwen die alleenstaand zijn en dit in het publiek tonen, dit eigenlijk om politieke redenen doen (de morele code van Afghanistan kwetsen). De rechter zei hierop dat deze vrouwen dan vervolgd worden wegens politieke opinie en niet omdat zij tot een sociale groep behoren.
Duitse schrijvers zijn verdeeld wanneer het gaat om het behoren tot een bepaalde sociale groep. Kay Hailbronner spreekt slechts over een bepaalde sociale groep van vrouwen in verband met de vraag of deze vrouwen te maken hebben met specifieke situaties van vervolging. Deze vraag beantwoordt hij ook ontkenend, volgens hem kunnen alleen mensen die dezelfde sociale achtergrond, gewoonten of sociale status hebben tot een bepaalde sociale groep behoren. Dit vind ik merkwaardig, is het zijn van een alleenstaande vrouw niet een sociale status? Deze vrouwen worden toch bestempeld als alleenstaand, naar mijn mening is dit een sociale status en derhalve behoren zij tot een bepaalde sociale groep. Reinhard Marx aan de andere kant meent dat men alleen kan spreken van een bepaalde sociale groep, indien de leden van deze groep zichzelf zien als een groep, zij zijn met elkaar verbonden door een bewust gemeenschappelijke identiteit en praktijk. Dit is naar mijn mening weer te open, hierdoor zou iedereen tot een bepaalde sociale groep kunnen behoren.
Hoewel de voornoemde uitspraak ten tijde van de Taliban was uitgesproken, geldt het mijns inziens nog steeds. Het klopt dat vrouwen helemaal geen rechten hadden toen de Taliban aan de macht was, maar de rechten die de vrouwen nu hebben worden toch geschonden. De rechter besloot dat de vrouwen tot een sociale groep behoren omdat zij dagelijks worden blootgesteld aan mishandeling en verkrachtingen. Naar mijn mening is dit nog steeds het geval, alleenstaande vrouwen lopen het risico om mishandeld, ontvoerd of verkracht te worden, omdat zo een vrouw niet door de maatschappij wordt geaccepteerd. Deze vrouwen leven echt in vrees en verschillen derhalve niet erg veel van de vrouwen ten tijde van de Taliban.
8. Verwesterde vrouwen
Een westerse of verwesterde vrouw kan in Afghanistan alleen haar moderne levensstijl voortzetten indien zij door machtige actoren in de Afghaanse samenleving wordt beschermd. Over het algemeen geldt dat vrouwen die terugkeren naar Afghanistan alleen geen problemen hoeven te verwachten, indien zij zich conformeren aan de traditionele Afghaanse normen[17]
8.1 Nederland
Het Nederlands beleid maakt onderscheid tussen vrouwen die vóór hun komst naar Nederland al in Afghanistan een westerse levensstijl hebben aangenomen en vrouwen die dat pas daarna zijn verwesterd. Aan de Afghaanse vrouwen die in Afghanistan verwesterd zijn kan een verblijfsstatus worden verleend, mits zij aannemelijk maken dat zij vanwege hun levensstijl zwaarwegende problemen hebben ondervonden in Afghanistan en deze problemen (mede) aanleiding zijn geweest voor het vertrek. Deze vrouwen kunnen asiel krijgen op grond van art. 29 lid 1 sub a of b Vw. Zij kunnen dus behoren tot een sociale bepaalde groep en terugkeer van deze vrouwen kan een schending van art. 3EVRM zijn.
Het aannemen van een andere levensstijl na vertrek uit het land van herkomst zal in de regel niet leiden tot verblijfsaanvaarding. Indien de vrouw in Nederland gebruik heeft gemaakt van mogelijkheden en rechten van de Nederlandse samenleving betekent niet dat zij zich bij terugkeer niet wederom zal kunnen accommoderen[18].
Onlangs heeft de minister zelfs besloten dat wanneer vrouwen terugkeren in gezinsverband, de aanpassing zich vooral zal beperken tot hun leven voor zover dit zich buiten het gezin afspeelt. Dat wil zeggen dat de minister erkent dat de vrijheden van deze vrouwen (buitenshuis) wordt beperkt. De minister is voorts van mening dat er geen sprake is van schending van art. 3 EVRM, omdat er van de vrouwen verlangd kan worden dat zij zich aanpassen aan de levensstijl in Afghanistan[19]. Dit is naar mijn mening onjuist. Dat een vrouw haar recht op vrijheid opzij moet zetten zodat zij niet bestraft zal worden is niet correct. Vooral voor meisjes die niet zijn opgegroeid in Afghanistan is dit onwenselijk. Het is inconsequent om te verlangen dat een (in Nederland opgegroeide) meisje, dat nog nooit de Afghaanse normen en waarden heeft gekend, zich aanpast aan Afghanistan.
8.2 Frankrijk
In Frankrijk zijn er drie categorieën van asiel. Constitutioneel asiel, voor mensen die vervolgd worden wegens acties voor hun vrijheid; asiel op basis van het Vluchtelingenverdrag en subsidiaire bescherming, voor wie het leven of vrijheid wordt bedreigd in land van herkomst of een reëel risico lopen op foltering of onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer (Definitierichtlijn). Subsidiaire bescherming kan worden verleend wanneer men de vluchtelingenstatus niet verkrijgt.
Wat betreft het bestaan van een bepaalde sociale groep is de Franse jurisprudentie terughoudend. Er wordt alleen gebruik gemaakt van dit concept wanneer vluchtelingenschap niet om een andere reden kan worden vastgesteld. Dit is vooral het geval wanneer een dergelijke groep een groot aantal mensen (zoals vrouwen) omvat, tenzij de groep doelwit was van persoonlijke vervolgingen. De Franse rechtbank definieert een bepaalde sociale groep als “een groep waarvan de leden zouden kunnen worden blootgesteld aan vervolging, vanwege de manier waarop zij gezien worden door de autoriteiten of samenleving” [20].
Wat betreft verwesterde vrouwen is de Franse rechtspraak heel duidelijk. In het algemeen weigert de Franse rechter te erkennen dat een verwesterde vrouw in Afghanistan tot een bepaalde sociale groep behoort[21], maar zal op specifieke omstandigheden toch asiel verlenen. Het gaat om de volgende, de Franse rechter kijkt naar de intentie van deze vrouwen. Als het de bedoeling van de vrouw is om haar professionele carrière voort te zetten of politieke activiteiten te verrichten, kan asiel worden verleend.[22]
Jurisprudentie omtrent (Afghaanse) vrouwen die verwesterd zijn in Frankrijk en daarom niet terug kunnen keren naar Afghanistan is niet te vinden. Ik neem aan dat de Franse rechter een toetsing zoals hiervoor genoemd gebruikt. De Franse rechter is immers al kritisch wanneer het gaat om een vrouw die in eigen land is verwesterd en alleen vrouwen toelaat die wel degelijk een beroep willen uitvoeren. Het lijkt mij logisch dat een Franse rechter eerst zal toetsen wat de intentie van de in Frankrijk verwesterde vrouw is, voordat hij beslist om haar terug te sturen.
9. Geweld
Als laatst wil ik nog een groep behandelen, namelijk Afghaanse vrouwen die slachtoffer zijn van geweld. Geweld dient hier in enge zin te woorden gebruikt. Het kan hier gaan om huiselijk geweld, maar ook seksueel geweld tegen vrouwen. Een voorbeeld is de gehuwde vrouw die terugkeert naar Afghanistan, deze vrouw kan door haar man beschuldigd worden van overspel. Vrouwen die overspel plegen worden vervolgd, omdat overspel zo vaag gedefinieerd is in de Afghaanse Wetboek van Strafrecht is het eenvoudig om een vrouw hiervoor te veroordelen, zelfs wanneer er geen sprake is van overspel is geweest[23]. Deze vrouwen kunnen dan geweld ondergaan van hun familieleden of de staat.
9.1 Nederland
Inzake Nederland zal ik het kort houden. Krachtens het Vreemdelingencirculaire 2000 hebben vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij vrezen voor geweldpleging in Afghanistan, kunnen op grond van art. 29 lid 1 sub b Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Terugkeer van deze vrouwen kan dus een schending van art. 3 EVRM opleveren.
9.2 Verenigd Koninkrijk
In het Verenigd Koninkrijk wordt het lidmaatschap van een vrouw van een bepaalde sociale groep gedefinieerd door drie vragen:
1. Wat is de bepaalde sociale groep in dat geval en kan de groep worden gedefinieerd?
2. Heeft deze groep een identiteit in het land van herkomst (i) in de ogen van de vervolgers, of (ii) in de ogen van de maatschappij?
3. Hebben de leden van deze groep “gezamenlijke onveranderlijke eigenschappen[24]?
Shah en Islam heeft ervoor gezorgd dat privé geweld zodanig wordt gedefinieerd dat ook vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld onder de bescherming van het Vluchtelingenverdrag kunnen vallen. In Shah en Islam hadden Twee Pakistaanse vrouwen hadden asiel aangevraagd in het Verenigd Koninkrijk omdat ze door hun mannen verstoten waren op valse beschuldigingen van overspel. De vrouwen werden ook zwaar mishandeld en vernederd. Ze vreesden bij terugkeer naar Pakistan te worden beschuldigd van overspel wat in strijd is met de islamitische normen van Sharia, en daarbij te worden gestenigd. Er werd in deze zaak aangenomen dat de staat gefaald had bescherming te bieden. De Law Lords stelde dat de staat bescherming dient te bieden zodat de fundamentele rechten en vrijheden van mensen zonder discriminatie kan worden uitgeoefend. Juist deze rechten en vrijheden van vrouwen worden in Pakistan onderdrukt, een situatie die inherent is aan de Pakistaanse samenleving. Om die reden stelde de Lords dat vrouwen in de uiting van hun fundamentele rechten en vrijheden een sociale groep worden die als zodanig in Pakistan wordt gediscrimineerd. De vrouwen behoren dus tot een ‘bepaalde sociale groep’ die afgebakend werd door “women in Pakistan accused of adultery”.
Mijns inziens is de situatie van de vrouwen uit Shah en Islam dezelfde situatie als de Afghaanse vrouwen, de Afghaanse staat faalt ook bij het bieden van bescherming aan Afghaanse vrouwen. Derhalve ben ik van mening dat dit arrest van toepassing is op vrouwen die slachtoffer zijn geworden van geweld in hun land van herkomst.
10. Conclusie
De veiligheidssituatie van vrouwen in Afghanistan is zorgelijk, echter alleen om deze reden kunnen zij geen asiel verkrijgen. Nederland kent drie categorieën van asiel. Afghaanse vrouwen die tot een bepaalde sociale groep behoren, kunnen de vluchtelingenstatus verkrijgen. Wanneer zij niet onder de vluchtelingendefinitie vallen kunnen zij nog een beroep doen op art. 29 lid 1 sub b of c Vw. In het Vreemdelingencirculaire 2000 is er bepaald dat Afghanistan geen veilig land is, maar er in geen enkel (deel)gebied van Afghanistan sprake van een uitzonderlijke situatie. Een Afghaanse vrouw heeft dus geen recht op asiel puur om het feit dat zij van Afghanistan is. De veiligheidssituatie in Afghanistan is niet zodanig dat een burger die terugkeert naar Afghanistan, enkel vanwege zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel3 EVRM.
De bovengenoemde lidstaten interpreteren “het behoren tot een bepaalde sociale groep” anders dan Nederland. Dit leidt ertoe dat vrouwen met dezelfde situatie per lidstaat anders behandeld kunnen worden. Echter dit heeft niet te betekenen dat de ene lidstaat gelijk heeft en de andere niet. Er blijkt dus dat Nederland in sommige gevallen wel in overeenstemming is met bepaalde lidstaten (zoals bij alleenstaande vrouwen) en in andere gevallen niet (verwesterde vrouwen).
[1] De hieronder beschreven situatie is ontleend aan het algemeen ambtsbericht Afghanistan van de Minister van Buitenlandse zaken van maart 2009 te raadplegen op http://www.minbuza.nl/dsresource?objectid=buzabeheer:65650&type=org.
[2] Art. 29 lid 1 sub a Vw.
[3] T.P. Spijkerboer & B.P. Vermeulen, “Vluchtelingenrecht”, Nijmegen: 2005 Ars Aequi Libri, p. 47.
[4] T.P. Spijkerboer & B.P. Vermeulen, “Vluchtelingenrecht”, Nijmegen: 2005 Ars Aequi Libri, p. 50.
[5] T.P. Spijkerboer & B.P. Vermeulen, “Vluchtelingenrecht”, Nijmegen: 2005 Ars Aequi Libri, p. 75.
[6] Deze gebeurtenissen zijn: de gewelddadige dood van naaste familieleden of huisgenoten;
de gewelddadige dood van andere verwanten of vrienden wanneer hechte relatie aannemelijk kan worden gemaakt; substantiële, niet-strafrechtelijke detentie; marteling, ernstige mishandeling of verkrachting van betrokkene of het getuige hiervan zijn (bij familieleden of huisgenoten of bij andere verwanten of vrienden wanneer aannemelijk kan worden gemaakt dat er een hechte relatie bestond).
[7] T.P. Spijkerboer & B.P. Vermeulen, “Vluchtelingenrecht”, Nijmegen: 2005 Ars Aequi Libri, p. 120.
[8] Het algemeen ambtsbericht Afghanistan van de Minister van Buitenlandse zaken van maart 2009, p. 93.
[9] Art. 10 lid 1 sud d Definitierichtlijn.
[10] Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 3februari 2010, nr.2010/1, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000 [11] Het algemeen ambtsbericht Afghanistan van de Minister van Buitenlandse zaken van maart 2009, p. 95.
[12] Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 3februari 2010, nr.2010/1, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000. [13] Rechtbank ’s-Gravenhage, 28 april 2005, LJNAY6600.
[14] Hoofdstuk ontleend aan P. Tiedemann,“ Protection against persecution because of “membership of a particular social group” in German law” 21 november 2000, te raadplegen op http://www.refugee.org.nz/PaulT.htm.
[15] “Persons persecuted on political grounds enjoy the right of asylum”
[16] “A Foreigner may not be deported to a country, where his life or his freedom is threatened because of his race, religion, nationality, membership of a particular social group or political opinion.”
[17] Het algemeen ambtsbericht Afghanistan van de Minister van Buitenlandse zaken van maart 2009, p. 97.
[18] M. de Boer & M. Wijers, Vrouw & recht, Pallas Publications, 2009.
[19] Raad van State 7 juni 2010, LJNBM7416.
[20] CE, 23 juni 1997 http://www.childtrafficking.com/Docs/auton_et_al__on_application.pdf.
[21] CRR,14 december 1999, Zhoual, http://www.childtrafficking.com/Docs/auton_et_al__on_application.pdf.
[22] CRR, 18 september 2000, Manad, http://www.childtrafficking.com/Docs/auton_et_al__on_application.pdf.
[23] Ambtsbericht Afghanistan van de Minister van Buitenlandse zaken van maart 2009, p. 93.
[24] Islam (A.P.) v. Secretary of State for the Home Department Regina v. Immigration Appeal Tribunal and Another Ex Parte Shah (A.P.) (Conjoined Appeals), 1999.