Heeft passief bewegen zin om een beweging te leren?
In veel sporten worden kleine kinderen op passieve wijze bewegingen aangeleerd. Dit houdt in, het word de kinderen uitgelegd en de beweging van het kind word volledig gecontroleerd en begeleid zodat de uitvoer goed is. Echter, het is gebleken dat passief leren ver achter loopt op de actieve vorm.
In het waterpolo word gebruik gemaakt van een beenbeweging de ‘benen-om-en-om’ (klik hier voor een voorbeeld). Dit is een soort schoolslag beweging, waarbij het linker en het rechterbeen omstebeurt gebruikt worden. Omdat dat redelijk onnatuurlijk is (zeker na het aanleren van de gelijktijdige schoolslag beenbeweging) is dit voor kinderen vaak lastig. De methode van veel trainers is dan ook de kinderen uit het water te halen en op een bankje te laten oefenen. Het is zelfs aangeraden, als het kind het niet snapt zijn benen vast te pakken om de beweging te begeleiden, voor een perfecte uitvoer. Ik weet zeker dat er in elke sport wel een voorbeeld van deze methode te vinden is. Iemand in een totaal andere situatie zetten om een beweging te oefenen en hem ‘passief’ te laten bewegen door de beweging te begeleiden.
In het kader van een trainerscursus moesten wij ook deze ervaring doormaken, een groep van 20 tot 40 jarigen, die allemaal al goed benen-om-en-om konden. Alleen toen we op dat bankje zaten bleek niemand het goed te doen. Daarom de twijfel, als een beweging in het water geleerd is en dan op de kant volledig weg lijkt, waarom zou op de kant leren dan nut hebben voor uitvoer in het water?
Volgends de bewegingswetenschappelijke schema-theorie van Schmidt word er van elke gedane beweging een schema opgeslagen dat later kan worden gebruikt om een nieuwe, soortgelijke beweging uit te voeren. Het leren van een beweging kan dus worden gezien als het opslaan en verfijnen van een bepaald schema in de hersenen, wat later gebruikt kan worden als de aangeleerde beweging opnieuw moet worden uitgevoerd. In zo’n schema worden een aantal zaken opgeslagen: de beginhouding, de motorische output naar de spieren, de condities in de omgeving (de zogenoemde parameters) en het resultaat van de beweging. Zouden bewegingen passief uitgevoerd worden (als in: iemand anders beweegt jou benen, zodat jij ziet en voelt hoe de benen-om-en-om beweging gaat) dan is er dus geen motorische output naar de spieren. Bovendien zit je op de kant, dus ook de beginhouding is onrealistisch en je mist het water, waardoor je minder weerstand ondervind. Op deze manier word er dus een incompleet en verknipt schema opgeslagen en word er dus niets geleerd. Je hersenen weten immers nog steeds niet hoe een beweging gaat, de motorische output miste, dus deze kan ook niet herhaald worden.
In 2003 is er een onderzoek gedaan (Lotze et al.) dat precies het antwoord zoekt op onze vraag. Zij wilden ook weten of een training van passieve bewegingen hetzelfde effect had als een actieve training. Zij bedachten een taak, waarbij de pols gebogen moest worden. Deze beweging was goed als hij precies een bepaalde tijd er over gedaan had. Een groep actieve proefpersonen moest als training 300 keer hun hand buigen en kregen d.m.v. een rood, blauw of groen lichtje feedback of deze beweging goed ging. Bij de passieve groep werd 300 keer door een machine de hand bewogen in hetzelfde ritme als de actieve groep. Bij een retentie test moest vervolgens 50 keer de hand op in de juiste tijd bewogen worden. Hierbij scoorde de actieve groep stukken beter dan de passieve groep. Het bewijs dat leren door middel van passieve beweging zinloos is.
Ook werd deze beweging in een fMRI machine uitgevoerd. Bij de actieve beweging werd veel meer hersenactiviteit waargenomen dan bij de passieve variant. Dit geeft een indicatie van het leer effect (immers, leren vind plaats in de hersenen, dus bij leren moet er hersenactiviteit zijn).