blog placeholder

Gisteren werd Christus op aarde geboren, opdat Stefanus vandaag in de hemel geboren zou worden

 Gisteren vierden christenen over de gehele wereld de geboorte van Jezus Christus, vandaag wordt sint Stefanus geëerd. Het martelaarschap van Stefanus vond weliswaar op 3 augustus plaats, maar zijn stoffelijke overblijfselen vond men op 26 december terug. Uiteindelijk verkoos men deze dag tot zijn heiligenverjaardag, en wel om twee redenen:

  1. Allereerst zag men een duidelijke relatie tussen de geboorte van Jezus Christus op aarde en de geboorte van Stefanus ‘in de hemel.’ Men geloofde toen dat martelaren – mensen die stierven omwille van hun geloof – direct in de hemel kwamen, terwijl gewone gelovigen in hun graf moesten blijven wachten tot de wederkomst. Stefanus kon in de hemel worden opgenomen doordat Jezus op aarde was gekomen.
  2. Daarnaast vierde men Stefanus’ vinding heel lang als een groter feest dan zijn martelaarschap en de terugvinding van de stoffelijke overblijfselen ging gepaard met grote wonderen die God toen verrichtte.

Wie was Stefanus?

Ondanks dat zijn heiligenverjaardag niet plaatsvindt op zijn werkelijke sterfdag was zijn martelaarschap uiterst belangrijk. Stefanus was de eerste martelaar, de protomartelaar die iedereen wel wilde navolgen. Alles wat we zeker weten over hem staat in de Handelingen van de Apostelen 6:8-15 en 7:1-60. Om te beginnen lezen we hier dat het aantal leerlingen van de apostelen toenam. In tegenstelling tot hun joodse broeders maakten zij geen onderscheid tussen joden en niet-joden en daardoor groeide de groep Griekse (of Hellenistische) volgelingen. Op een gegeven moment beklaagden deze volgelingen zich, omdat de weduwen uit hun midden achtergesteld zouden worden bij de dagelijkse ondersteuning. Hierop riepen de twaalf apostelen de gehele gemeenschap bij elkaar en zeiden dat het niet goed was dat zij zorg dragen voor de gemeenschappelijke maaltijden, want zij moesten zich toeleggen op de verkondiging van Gods woord. Als oplossing stelde men zeven diakens aan, die moesten toezien op een eerlijke verdeling van goederen moesten toezien. Één van hen was Stefanus, volgens Handelingen een diepgelovige man, die vervuld was van de heilige Geest.

 Na zijn aanstelling als diaken verrichte Stefanus “dankzij Gods genade en kracht grote wonderen en tekenen onder het volk.” Enkele groepen joden waren hier echter niet zo blij mee en kwamen in verzet. Zij begonnen te redetwisten met de beruchte diaken, “maar ze konden niet op tegen zijn wijsheid en tegen de heilige Geest die hem bezielde.” Langs de legale weg konden zij het dus niet winnen van Stefanus, maar er stond nog een illegale optie voor hen open, die weliswaar tegen gebod 9 inging… “Daarop ze anderen ertoe aan te verklaren dat ze hadden gehoord dat Stefanus Mozes en God had gelasterd. Ook het volk hitsten ze op, evenals de oudsten en de Schriftgeleerden.” De vlam sloeg in de pan en Stefanus werd gevangengenomen en naar voor het Sanhedrin gebracht. Dit was de Joodse (rechterlijke) raad, die tijdens het Romeinse bestuur de functie van rechtbank vervulde. “Zelieten valse getuigen komen, die verklaarden: ‘Deze man keert zich steeds weer tegen de tempel en de wet, want we hebben hem horen zeggen dat Jezus uit Nazareth de heilige plaats zal afbreken en de gebruiken die Mozes ons heeft overgeleverd zal veranderen.” Na deze aanklacht vestigden alle leden van het Sanhedrin “hun blik op Stefanus en zagen dat zijn gezicht leek op dat van een engel.”

 Hierop vroeg de hogepriester of dat alles waar was, waarna Stefanus de vroegste geschiedenis van de joden uit de doeken doet. Van Abraham leidt zijn verhaal via Isaak en Jakobnaar Mozes. Dan neemt hij een grote sprong in de tijd en belandt bij Salomo, “die voor God een tempel bouwde.” In dit verhaal toont hij aan dat joodse gebruiken, in het bijzonder de tempel, van voorbijgaande aard is, want “toch woont de Allerhoogste niet in een huis dat door mensenhanden is gemaakt, zoals de profeet zegt: ‘De hemel is mijn troon, de aarde mijn voetenbank.’ Hoe zouden jullie dan een huis voor mij kunnen bouwen – zegt de Heer – , een plaats waar ik kan rusten?” De wijze les van de toespraak is dat de pot de ketel verwijt dat hij zwart ziet. Immers, “Degenen die de komst van de Rechtvaardige aankondigden hebben ze gedood, en zelf hebt u nu de Rechtvaardige verraden en vermoord, u die de wet ontvangen hebt door tussenkomst van de engelen, maar er niet naar hebt geleefd.”

 Het volk nam deze beschuldiging zwaar op en ontstak in woede. Stefanus bleef echter rustig en sloeg zijn ogen op naar de hemel, waar hij God zag staan met Jezus aan zijn rechterhand. “Ik zie de hemel geopend en de Mensenzoon, die aan Gods rechterhand staat” sprak hij. “Maar ze schreeuwden en tierden, hielden hun handen voor hun oren en stormden met zijn allen op hem af. Ze dreven hem de stad uit om hem te stenigen. De getuigen gaven hun mantel in bewaring bij een jongeman die Saulus heette. Terwijl Stefanus gestenigd werd, riep hij uit: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest.’ Hij viel op zijn knieën en riep luidkeels: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan!” En zo kwam er een eind aan de diaken die moest toezien op eerlijke verdeling van goederen en die vele wonderen verrichtte onder het volk.

 

 De Wonderen van Stefanus

 De wonderen tijdens zijn leven worden verder niet toegelicht, maar ook na zijn dood vonden nog tal van wonderen plaats. Hierover verhaalt de Legenda Aurea, een middeleeuwse bundeling van allerlei verhalen, legenden en wetenswaardigheden rond heiligen en kerkelijke feesten. De dominicaan Jacobus de Voraigne is de samensteller hiervan en steun op tientallen verschillende bronnen, waar hij meerdere keren naar verwijst.

Volgens de Legenda Aurea bewaakten wilde dieren het lijk van Stefanus, wat al een wonder op zich is. Normaal gesproken zouden wilde dieren de het lichaam wel opgevreten hebben, maar Stefanus’ lichaam bleef geheel intact. Uiteindelijk haalden twee leden van de Hoge Raad het lijk en groeven het op de akker van Gamaliël (een joodse geleerde). Tot zover nog geen wonderen, maar dan komt het moment dat de stoffelijke resten teruggevonden worden. Aan deze terugvinding zit een heel verhaal verbonden over een zekere Lucianus, die ergens in de omgeving van Jeruzalem priester was.

 Lucianus lag op een vrijdagavond halfwakker in zijn bed toen er een grijze man voor hem verscheen met een baard. Deze grijsaard was opvallend gekleed: hij droeg een wit kleed gouden stenen en kruisen erop geweven en aan zijn voeten zaten zwarte laarzen die van boven een gouden rand hadden. Een gouden roede hield de man in zijn hand, waarmee hij op zijn laarzen tikte. “Ga ijverig aan het werk om onze graven te zoeken,” sprak de man tot Lucianus, die even niet wist wat hem overkwam, “en maak ze open, want de plaats waar wij nu begraven liggen, is ons niet waardig. Ga daarom naar Johannes, de bisschop van Jeruzalem: hij moet ons op een eervolle plaats herbegraven. Want zie, er is droogte en ellende over de wereld gekomen, maar God wil door onze tussenkomst de wereld weer laten delen in zijn genade.’ Verbijsterd staarde Lucianus de man aan en het enige wat hij uit kon brengen was: “Heer, wie bent u?” De grijsaard antwoordde dat hij Gamaliël was, degene die de apostel Paulus nog de Wet had geleerd en degene van wie de akker was waarop Sint Stefanus begraven lag. Na nog een heel verhaal opgestoken te hebben over de mensen die op de akker begraven zouden liggen, verdween Gamaliël in het niets. Kort daarop werd Lucianus wakker en hij vroeg aan God: “Als dit visioen geen bedrog is, laat het zich dan nog een tweede en zelfs een derde keer voordoen.

 En zo geschiedde. De tweede keertoonde Gamaliël waaraan elke dode te herkennen was. Hiervoor liet hij vier korven zien, drie van goud en één van zilver. Één was er gevuld met rode rozen, twee met witte rozen en die van zilver was gevuld met saffraan. ‘Die korven stellen onze doodkisten voor en de bloemen ons gebeente. De korf met de rode rozen is de doodkist van Sint Stefanus; hij is de enige van ons die met het martelaarschap is gekroond. De twee met witte rozen stellen Nicodemus’ en mijn doodkist voor, want wij hebben consequent en standvastig met een zuiver hart de Heer beleden. De zilveren met saffraan stelt de doodkist voor van mijn zoon Abibas, want hij ging getooid met maagdelijke kuisheid en in alle reinheid nam hij afscheid van deze wereld.’ Na deze woorden verdween Gamaliël om een week later weer te verschijnen. Nu was hij behoorlijk kwaad en verweet Lucianus gewoon lui te zijn, aangezien zijn wil nog steeds niet was ingewilligd.

 Op de zaterdag na het derde visioen vertrok Lucianus haastig naar Jeruzalem. Aldaar ging hij naar bisschop Johannes en vertelde hem alles. Vervolgens haalden ze er nog een aantal bisschoppen bij en zo gingen ze naar de plaats die Gamaliël had aangewezen. Toen ze begonnen te graven, voelden ze de aarde onder zich bewegen en een zoete geur verspreidde zich overal. Alleen al door de krachtige werking van die geur genazen zeventig mensen van allerlei ziekten en gebreken. De uitgegraven lichamen worden naar de kerk van Jeruzalem gebracht, waar men ze met veel eerbetoon bijzet. Precies op het uur van de bijzetting zou er een geweldige regenbui uit de hemel neerdalen…

Zo verhaalt de Legenda Aurea over de wonderen tijdens de terugvinding, maar ook daarna zouden er volgens dit werk verschillende wonderen zijn gebeuren. Zo kon een blinde vrouw weer zien nadat ze een bosje bloemen tegen haar gezicht hield, dat in aanraking waren gekomen met een relikwie van Stefanus. Een relikwie van deze martelaar bevond zich ook vlakbij de koloniestad Hippo. De plaatselijke bisschop Lucilius droeg haar rond, terwijl het volk volgde. Deze leed al lange tijd aan een hinderlijk gezwel, en in feite wachtte hij tot de dokter die weg zou snijden. Maar door het dragen van de heilige last (het relikwie) genas hij. Een echt wonder was ook de bekering van Martialis. Deze man was hoogbejaard en nog steeds fel gekant tegen de godsdienst van de christenen, terwijl zijn eigen dochter evenals zijn schoonzoon gelovig was. Toen hij ziek werd, probeerden deze twee hem over te halen zich te bekeren tot het christendom. Maar hun smeekbeden haalden niets uit. Bars wees de man ze af en opgewonden maar tegelijk ook boos stuurde hij de dochter en schoonzoon weg. Op dat moment kwam die schoonzoon op het idee om naar de Stefanuskapel te gaan om daar innig voor zijn schoonvader te bidden. In de hoop dat God hem tot inkeer zou kunnen brengen en dat hij niet langer zou aarzelen in Christus te geloven. Na zijn gebed nam de schoonzoon een bloem mee van het altaar en legde die bij de zieke onder het kussen. En de volgende dag gebeurde het wonder. Nog voor de zon aan de hemel stond, riep Martialis dat men zo gauw mogelijk naar de bisschop moest. Die was echter zojuist naar Hippo gegaan en daarom vroeg de zieke man naar de priesters. Die kwamen, Martialis beleed zijn geloof en tot verbazing en blijdschap van iedereen liet hij zich dopen. De rest van zijn leven kon je hem steeds maar weer horen zeggen: “Christus, neem mijn geest bij u op.” Wat overigens ook de laatste woorden van Stefanus waren.

 Stefanus als martelaar en heilige

Stefanus is een martelaar. Het woord “martelaar” stamt af van het Griekse woord “martur” en betekent zoveel als “getuige.” Een martelaar is getuige van de waarheid van Jezus Christus en de door hem verrichte wonderen. Hij staat in voor de waarheid van zijn geloof in Jezus Christus. In het christelijk taalgebruik kreeg het woord als snel de betekenis van “bloedgetuige”, een leerling die met zijn bloed instond voor de waarheid van Jezus. Veelal wordt er iemand onder verstaan die bereid was om zijn leven te geven voor zijn geloof, maar er bestaan drie graden van martelaarschap:

  1. met de wil en metterdaad
  2. met de wil, maar niet metterdaad
  3. zonder de wil, maar metterdaad

 Stefanus valt onder de eerste categorie. Hij wilde getuige zijn van de Messias; hij wilde instaan voor zijn geloof ervan overtuigd dat het de absolute waarheid was. De Joden stenigden en zijn dood volgde erop; de Hemel opende zich voor Stefanus en nam hem op.

 Stefanus wordt tegenwoordig vereerd wegens zijn martelaarschap, maar ook om de vele wonderen die hij verrichte en die na zijn dood gebeurde. Met deze wonderen doet hij heel erg aan Jezus denken, maar dat is ook de bedoeling. Stefanus is nu namelijk een andere Christus, een “alter Christus.” In deze martelaar komt Christus met zijn liefde en verlossing naar de mensen, want “Ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij” zoals Paulus dat prachtig en krachtig samenvat in Galaten 2:20.

 

Stefanus versus Jezus Christus

Veel fragmenten uit het Bijbelse verhaal over Stefanus doen sterk denken aan Jezus Christus. Hier wil ik graag de overeenkomsten tussen beide verhalen op een rijtje zetten. Voor het verhaal over Jezus Christus neem ik het evangelie van Lucas, daar het Bijbelboek Handelingen van de Apostelen hoogst waarschijnlijk door hem is geschreven.

De overeenkomsten

  • Over zowel Stefanus als Jezus wordt in de Bijbel gezegd dat ze vervuld waren van de heilige geest. Zo staat er in Handelingen 6:5a geschreven “een diepgelovige man, die vervuld was van de heilige Geest.” En in Lucas 4:1 staat: “Vervuld van de heilige Geest (…)”
  • Volgens de Bijbel verrichtten zowel Stefanus als Jezus wonderen dankzij Gods genade en kracht. Zo staat er in Handelingen 6:8 “Stefanus verrichtte dankzij Gods genade en kracht grote wonderen onder het volk”en in Lucas 5: 17b staat geschreven: “De kracht van de Heer was werkzaam in hem, opdat hij zieken zou genezen.”
  • Groepen joden kwamen zowel tegen Stefanus als tegen Jezus in opstand en begonnen te redetwisten met elk van hen, maar ze konden niet op tegen Stefanus of Jezus. Zowel Stefanus als Jezus waren namelijk erg wijs en de heilige Geest was in hen. Dat staat in Handelingen 6:9-10: “Enkele joden kwamen tegen hem in verzet om met hem te redetwisten, maar ze konden niet op tegen zijn wijsheid en de heilige Geest die hem bezielde” en in het evangelie volgens Lucas kun je dat een aantal keer lezen, namelijk in Lucas 2:47: “Allen die hem hoorden stonden versteld van zijn inzicht en zijn antwoorden”; in Lucas 2:52: “Jezus groeide verder op en zijn wijsheid nam nog toe. Hij kwam steeds meer in de gunst bij God en de mensen”; in Lucas 6:11: “De Schriftgeleerden en de Farizeeën raakten bijna buiten zinnen en begonnen onderling te overleggen wat ze met Jezus zouden doen.”
  • Zowel Stefanus als Jezus worden gevangengenomen en voor de rechtbank gebracht. Dat staat voor Stefanus in Handelingen 6:12b-14: “Tenslotte namen ze Stefanus gevangen en brachten hem voor het Sanhedrin. Ze lieten valse getuigen komen, die verklaarden: “Deze man keert zich steeds weer tegen de tempel en de wet, want we hebben hem horen zeggen dat Jezus uit Nazareth de heilige plaats zal afbreken en de gebruiken die Mozes ons heeft overgeleverd zal veranderen.” Over Jezus kun je dat lezen in Lucas 22:54: “Ze grepen hem vast en voerden hem weg, en brachten hem naar het huis van de hogepriester.” En “Lucas 22:66: “Toen het dag werd, kwam de raad van oudsten van het volk bijeen, hogepriesters zowel als Schriftgeleerden, en ze leidden hem voor in hun raadszitting.”
  • Stefanus en Jezus beweren allebei dat de joden zelf de Wetten van Mozes niet naleven. Voor Stefanus kun je dat lezen in Handelingen 7, waar de hogepriester vroeg of het waar was en daarna vertelde Stefanus een heel verhaal over de joodse geschiedenis, waarin hij duidelijk wilde maken dat de joden de wetten van Mozes schonden. Vooral in Handelingen 7:53 komt dat goed naar voren: “u die de wet ontvangen hebt door tussenkomst van de engelen, maar er niet naar hebt geleefd.” Voor Jezus staat dat in Lucas 4: 25-29: “Maar ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. Toch werd Elia niet naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Srepta bij Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël die leden een huidvraat, maar niemand van hen werd gereinigd, behalve de Syriër Naäman.” Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. Ze sprongen op en dreven hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem in de afgrond te storten.”
  • Zowel Stefanus als Jezus worden de stad uitgedreven. Bij Stefanus staat dat in Handelingen 7:58: “Ze dreven hem de stad uit om hem te stenigen.” Over Jezus staat dat in Lucas 23 o.a. in vers 26: “Toen Jezus werd weggeleid (…)” en in vers 32-33: “Samen met Jezus werden nog twee anderen, beide misdadigers, weggeleid om terechtgesteld te worden. aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, werd hij gekruisigd, samen met de twee misdadigers, de een recht van hem, de ander links.
  • Stefanus en Jezus vroegen allebei vergeving voor hun moordenaars. Stefanus in Handelingen 7:60: “Hij viel op zijn knieën en riep luidkeels: “Heer, reken hun deze zonde niet aan!”En na deze woorden stierf hij.” In Lucas 23:34 staat hetzelfde over Jezus: “Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat doen.”
  • Zowel Stefanus als Jezus vroegen aan God om hun ziel te ontvangen in de hemel. Stefanus deed dat door Jezus aan te roepen, maar Jezus is God. Stefanus vroeg om ontvangenis in Handelingen 7:59: “Terwijl Stefanus gestenigd werd, riep hij uit: “Heer Jezus, ontvang mijn geest.” Jezus deed dat in Lucas 23:46: En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest.”