blog placeholder

Sinds jaar en dag bestaat het beeld dat de PvdA niet in staat is om ’s Rijks financiën fatsoenlijk te beheren. “Ze laten de staats­schuld ongecontroleerd oplopen, hebben geen oog voor een gezonde economie en zijn met hun regelzucht een sta in de weg voor eerlijke, hardwerkende ondernemers.” Deze mantra wordt voortdurend herhaald door iedere rechtse politicus in Nederland. Zo vaak herhaald, dat in­middels zelfs PvdA-ers erin gaan geloven. Een blik op de geschiedenis leert echter anders.

Vanaf 1945 is de staatsschuld weliswaar enorm opgelopen, zoals de grafiek laat zien, maar dat is een continu proces ge­weest, dat zich onafhankelijk van de politieke kleur van de achtereenvolgende regeringen heeft voltrokken.Ontwikkeling van bruto binnenlands product en staatsschuld in Nederland vanaf 1945 Interes­santer wordt het, als we met een bedrijfskundig oog kijken naar de ontwikkeling van de financiële toestand van Nederland door de jaren heen. Staatsschuld moet dan gezien worden als het vreemd vermogen van de ‘BV Nederland’ en afgezet tegen de financiële waarde van de productie, in dit geval het bruto binnenlands product (BBP). De grafiek die dat oplevert, en die op de volgende pagina staat, is bijzonder onthullend. Zeker als we daar informatie over linkse regeringsdeelname aan toevoegen.

Ontwikkeling Nederlandse overheidsfinanciën sinds 1945

Verloop relatieve staatsschuld

In 1946, kort na de tweede wereldoorlog, bedroeg de Ne­derlandse staatsschuld meer dan 230% van het BBP. In de ruim tien jaar daarna is onder leiding van Willem Drees (PvdA) snoeihard gewerkt aan het terugdringen van die schuld, met name door de binnenlandse productie op te voeren. Rond 1957 was de staatsschuld nog maar 80% van het BBP. Toen kwam rechts aan de macht en de relatieve daling van de staatsschuld stagneerde tot 1968. In die pe­riode plukte rechts de vruchten van het stringente beleid van Drees: de loonmatiging kon worden losgelaten, waar­door werkgevers er eindelijk heil in zagen om te investe­ren in technologische ontwikkelingen om de arbeidspro­ductiviteit op te voeren. Die trend betaalde zich uit in 1968 en de jaren daarna, toen de relatieve staatsschuld onder de norm van Maastricht zakte (60% van het BBP). Den Uyl wist die positie nog te verbeteren en bracht de re­latieve staatsschuld onder 50% van het BBP, ondanks de oliecrisis van 1973, die de wereldeconomie enorm onder druk zette. Daarna kwam rechts weer aan de macht en liet de staatsschuld weer oplopen tot 80% van het BBP. Pas toen de regering Lubbers aan metaalmoeheid ten onder ging en de PvdA de leiding nam gedurende Paars I en II, ging de relatieve staatsschuld weer omlaag tot een bedrijfsmatig gezonde 50%. In de periode daarna was het hosanna in de wereldeconomie, iets waar zelfs de achtereenvolgende kabinetten Balkenende weinig aan konden verknoeien.

Nu leven we in crisistijd en (ultra)rechts is aan de macht: zoals te verwachten loopt de relatieve staatsschuld weer fors op. De norm van Maastricht is inmiddels alweer aan de verkeerde kant gepasseerd. De bezuinigingen hebben een negatieve invloed op de totale arbeidsproductiviteit in Nederland en zullen dus onvermijdelijk leiden tot een ver­dere stijging van de relatieve staatsschuld. Anders gezegd, het vreemd vermogen van de BV Nederland neemt weer ongezonde proporties aan.

De overheidsuitgaven

Voor een goede beoordeling van het verloop van de financiële situatie van Nederland sinds 1946 en de verdienste (of het gebrek daaraan) van de overheid, moet ook gekeken worden naar het niveau van de overheidsuitgaven. Ook hierbij is het bedrijfsmatig niet zo interessant hoe hoog ze daadwerkelijk in euro’s waren. Het gaat om de hoogte als percentage van het BBP. Dan blijkt dat deze ‘relatieve’ overheidsuitgaven vanaf 1957 (toen Drees het stokje overdroeg aan zijn rechtse opvolger) een continu stijgende lijn vertonen. Dit gaat door tot in de tachtiger jaren, onafhankelijk van de politieke kleur van het kabinet. Pas in 1987, met het aantreden van Wim Kok als minister van financiën in het laatste kabinet Lubbers, werd deze trend omgekeerd. De overheidsuitgaven daalden tot beneden 50% van het BBP en werden onder leiding van de PvdA op dat niveau gehandhaafd tot aan de economische crisis .

Linkse ministers van financiën

Opmerkelijk is overigens dat de relatieve staatsschuld nooit is opgelopen terwijl er een PvdA minister van finan­ciën aan het roer stond. Pas onder Wouter Bos steeg de relatieve staatsschuld tot op de norm van Maastricht, maar hij had dan ook te maken met de grootste financiële crisis sinds de dertiger jaren van de vorige eeuw en moest forse bedragen uittrekken om het Nederlandse bankwe­zen van de ondergang te redden en risicospaarders te be­hoeden voor hun eigen stommiteiten. De deals die Bos in die tijd sloot met verschillende banken, betalen zich nu overigens met rente op rente terug aan de Nederlandse staat. Iets waar de huidige rechtse regering nu de vruch­ten van plukt.

Rechtse geldverspillers

Kort samengevat: als Nederland in zwaar weer verkeert, kun je erop vertrouwen dat de PvdA het oplost. Als de cri­sis voorbij is, kun je er evenzeer op vertrouwen dat rechts het geld weer over de balk smijt.