Kinderen leren rond de peuterleeftijd dat ze een persoon zijn met een eigen wil, behoeftes en wensen. Daarom proberen ze te ontdekken waar hun grenzen liggen en kunnen ze af en toe erg hun eigen zin doordrijven. Dit kan gepaard gaan met driftbuien, omdat kinderen vaak moeite hebben met het uiten van hun emoties.
Gelukkig horen deze driftbuien bij deze periode en gaan ze dus meestal vanzelf weer over. Er is daarom meestal geen reden om ernstige zorgen te maken. Dat betekent niet dat het voor ouders, maar ook voor de kinderen zelf, erg moeilijk kan zijn om hiermee om te gaan. Daarom is het voor ouders erg belangrijk om de kinderen zo goed mogelijk te begeleiden bij het omgaan met emoties, waardoor de driftbuien vanzelf over gaan en niet uit de hand lopen. In dit artikel worden een aantal methoden besproken die effectief zijn, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek.
Hoe het probleem aangepakt kan worden
Een goede begeleiding houdt in dat ouders de emoties van het kind onderkennen, erop reageren, erover praten, en duidelijk aangeven welk gedrag als reactie op de emotie wel geaccepteerd wordt en welk gedrag niet. Dit betekent dat ouders wel streng mogen zijn als kinderen bepaalde ongewenst gedrag vertonen, maar dat de ouders de emoties zelf accepteren.
Als een kind last heeft van een driftbui, hoeft een ouder dit niet meteen af te straffen als er geen ongewenst gedrag bij komt kijken. Het is juist goed dat het kind zijn emoties toont en deze niet oppropt. Het is het beste om het kind tijdens een driftbui op een veilige plek te laten uitrazen. Meestal raakt het kind dan erg opgelucht.
Als het kind bij een driftbui echter wel zo vervelend is dat boos worden en schreeuwen de enige oplossing lijkt, is het het verstandigste om even afstand te nemen en het kind te negeren. Het is namelijk zo dat als u zelf boos wordt, het kind leert dat het normaal is om boos te zijn en te schreeuwen. En dat is natuurlijk iets wat geen ouder aan zijn kinderen wilt meegeven. Daarom kan een ouder het beste rustig aan het kind uitleggen dat boos, verdrietig of teleurgesteld zijn best mag, maar dat het kind daarbij niet mag schoppen, slaan en gillen. Het is dus belangrijk om als het kind boos wordt, rustig te blijven, begrip te tonen voor de boosheid, maar niet toe te geven. Daarvoor moet consequent gehandeld worden, ook als het kind boos blijft of zelfs nog bozer wordt. Daardoor leert het kind dat het niet de zin krijgt door driftig te worden.
Een veelvoorkomende situatie waarin kinderen driftig kunnen worden, is als ze iets niet krijgen in de winkel. Ouders schamen zich meestal voor zulke situaties en geven daarom maar toe. Maar hierdoor weet het kind dat de goede manier om iets te krijgen, schreeuwen, gillen en boos worden is. Als een ouder echter niet toegeeft en consequent blijft, leert het kind al snel dat driftig worden geen zin heeft en zullen de driftbuien daarom afnemen. Vooral het negeren van een kind werkt erg goed, omdat het kind dan helemaal geen aandacht krijgt, zelfs geen negatieve aandacht! Kinderen willen namelijk heel graag aandacht van hun ouders krijgen, zelfs als het negatieve aandacht is. Door deze aandacht niet te geven stopt het kind al gauw met het gedrag.
Na een driftbui wilt het kind meestal getroost worden, omdat het zelf ook schrik van zijn eigen boosheid. Door ze daarom te troosten leert het kind dat het niet erg is om boos te zijn. Het kind kan er zelf namelijk niets aan doen dat het nog niet goed met deze emoties kan omgaan, maar dat leert het kind vanzelf.
Wanneer een kind bij een bepaalde emotie het juiste gedrag vertoont en dus niet gaan schoppen, gillen of slaan, kan het kind hiervoor gecomplimenteerd worden. Dit kan het beste gedaan worden nadat het kind weer rustig is en er kan bijvoorbeeld gezegd worden dat het heel goed is dat het kind niet ging schoppen, slaan of gillen.Hierdoor leert een kind dat het positieve aandacht krijgt als het zich goed gedraagt, waardoor het gewenste gedrag ook vaker voorkomt.