Dit artikel gaat over multiproblemgezinnen: gezinnen waarin meerdere risicofactoren voorkomen die schadelijk kunnen zijn voor de gezonde ontwikkeling van een kind of jongere. Wat zijn risicofactoren en protectieve factoren en hoe hebben zij invloed op het gezin en het kind?
Risicofactoren
Een risicofactor is een kenmerk van ouders of kinderen, een omstandigheid of een gebeurtenis waarvan men aan de hand van kwalitatief wetenschappelijk onderzoek weet dat er een verband is met latere ontwikkelingen die niet wenselijk zijn. Voor risicofactoren gelden twee begrippen: multifinaliteit en equifinaliteit. Equifinaliteit wil zeggen dat één probleem voort kan komen uit een heleboel verschillende risicofactoren. Multifinaliteit betekent dat uit één risicofactor een heleboel problemen voort kunnen komen. Bij risicofactoren is er een statistisch significant, maar zwak verband met een ongunstige ontwikkelingsuitkomst. De kans op onwenselijke ontwikkelingsuitkomsten is niet veel groter dan normaal als er slechts één risicofactor aanwezig is. Naarmate er meer risicofactoren een rol spelen, wordt deze kans echter steeds groter (deze bevinding noemen we risicocumulatie). Het maakt hierbij niet uit welke risicofactoren er spelen, alleen het aantal doet ertoe. Wel lijkt het logisch om te veronderstellen dat het type risicofactor de richting aangeeft van het probleem dat kan ontstaan (een laag IQ leidt bijvoorbeeld snel tot schoolproblemen).
Protectieve factoren
Een protectieve factor is een factor die bescherming biedt tegen negatieve invloeden (risicofactoren); dit is niet te verwarren met een ontwikkelingsbevorderende factor, die een positieve invloed op de ontwikkeling heeft. Een protectieve factor biedt bescherming tegen verstoringen in het proces van opvoeding en ontwikkeling. Zonder de aanwezigheid van een risicofactor is een protectieve factor niet zichtbaar. Als er een protectieve factor aanwezig is, wordt de kans dat er een negatieve ontwikkelingsuitkomst ontstaat door een risicofactor, kleiner. Veerkracht (resilience) is een toestand waardoor een individu beter in staat is om met risicofactoren om te gaan door het bufferende effect van protectieve factoren: dit heeft te maken met aanpassing wanneer een kind te maken krijgt met risicofactoren. Het effect van veerkracht staat gelijk aan het effect van protectieve factoren: het vermindert de invloed van risicofactoren. Veerkracht wordt daarom beschouwd als protectieve factor (de begrippen zijn echter niet gelijk – veerkracht is een subklasse van protectieve factoren). Protectieve factoren kunnen werkzaam zijn op drie niveaus: dat van het kind, dat van het gezin en dat van de bredere sociale context.
Risicocumulatie
Risicocumulatie kan een impressie geven van de kans op negatieve ontwikkelingsuitkomsten zoals bijvoorbeeld externaliserend en internaliserend probleemgedrag en zorgwekkende opvoedingssituaties. Je kunt hier echter alleen maar waarschijnlijkheidsuitspraken over doen; je kunt niet zeggen dat er in een specifiek gezin eerder wel dan niet problemen voor zullen doen. Naarmate je dichter bij het probleem komt (of er juist verder vanaf), kun je er meer over zeggen. Het is dus van belang om de risicoprocessen in kaart te brengen, zodat problemen snel te signaleren zijn. Interventies moeten dus niet alleen op grond van risicofactoren ingezet worden: er moet hierbij ook gelet worden op risicocumulatie, het ontbreken van protectieve factoren en verschillende signalen die geïnterpreteerd kunnen worden als risicoprocessen.
Multiproblemgezinnen
In een multiprobleemgezin heeft langdurige problematiek op sociaaleconomisch en psychosociaal gebied; deze gezinnen hebben naast de kinderen nog andere problemen en ook problemen met de hulpverlening zelf. Er is dus problematiek op het gebied van zowel gezin als hulpverlening. De problemen kunnen zich voordoen op 5 gebieden: de huishouding, maatschappelijke positie, opvoeding, individuele ontwikkelingen of welzijn van de gezinsleden en de relatie tussen (ex)partners. Vaak zijn er problemen op al deze gebieden. De behandeling richt zich op sociaalpsychologische, sociaaleconomische en andere problemen en willen ouders motiveren voor hulp. Er is op gebied van sociaaleconomische en sociaalpsychologische problemen één interventie die zich richt op gezinnen die problemen hebben met de hulpverlening: Bemoeizorg in de jeugdgezondheidszorg. De andere interventies op deze gebieden gaan uit van een positieve houding tegenover hulpverlening: Gezin Centraal (GC), Intensieve Orthopedagogische Gezinsbegeleiding (IOG), Jeugdhulp Thuis, De Versterking, Intensieve Orthopedagogische Gezinsbegeleiding (IOG) – Erger voorkomen. Er zijn ook gezinsgerichte interventies die niet per definitie gericht zijn op multiprobleemgezinnen, maar die ook kunnen werken wanneer het probleem waarop de interventie gericht is aan de orde is en de ouders hulp willen accepteren: Armoede en gezondheid van kinderen, Beter met Thuis, Families First en Praktisch Pedagogische Gezinsbegeleiding (PPG). Belangrijke factoren in interventies zijn coördinatie van zorg en intensieve, langdurige hulp. Volgens Jan Janssens moeten er evidence based projecten worden geselecteerd en moet er minder nadruk komen op compassion als het om kindermishandeling gaat. Beslissingen moeten niet worden gemaakt op basis van zelfbescherming (angst om strafrechtelijk vervolgd te worden). Het is belangrijk dat de juiste methodiek op het juiste moment wordt ingezet. De jeugdhulpverlening moet directiever zijn, duidelijk en snel doelen stellen en tijdig besluiten maken over uithuisplaatsing. Ten slotte moet er volgens hem één algemene hulpverlener komen voor elk (probleem)gezin: de gezinscoach.
Bronnen
– Hermanns, J., Öry, F. & Schrijvers, G. (2005). Helpen bij opgroeien en opvoeden: eerder, sneller en beter. Een advies over vroegtijdige signalering en interventies bij opvoed- en opgroeiproblemen. Utrecht: Juliusgroep (par. 2.1 t/m 2.3).
– Janssens, J.M.A.M. (2006). De wereld na Savanna en Rowena. De toekomst van de jeugdzorg. Pedagogiek, 26, 3-10.
– Website van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI): onderwerp multiprobleemgezinnen. http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/616.html.