Een belangrijk aspect van de ontwikkeling van een kind is de ontwikkeling van een moreel besef en het geweten. Prosociaal gedrag is een element dat bijdraagt tot deze ontwikkeling. Hieronder verstaan we gedragingen die ertoe dienen om andere mensen te helpen. Prosociaal gedrag is al bij baby’s te zien en groeit mee met de toename van cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling. Als een kind op jonge leeftijd al prosociaal gedrag vertoont, zal hij dat tijdens de adolescentie blijven doen. Autisme is een pervasieve ontwikkelingsstoornis waarbij zich problemen voordoen op onder andere het gebied van sociale interactie en communicatie. Een kind met autisme ontwikkelt minder snel prosociaal gedrag dan een kind zonder autisme. Het is mogelijk dat de kenmerken van autisme voortvloeien uit een gebrekkige Theory of Mind (Keenan & Evans, 2009). Mijn vraagstelling luidt: Hoe en in welke mate ontwikkelt een kind met autisme een geweten?
De ontwikkeling van het geweten
Om antwoord te kunnen krijgen op deze vraag moet er eerst gekeken worden naar de ontwikkeling van moreel besef en het geweten. Het geweten bestaat onder andere uit cognitieve, relationele en affectieve processen. Een kind moet begrijpen welke gedragingen van hem verwacht worden en op welke manier hij deze gedragingen moet toepassen. Ook moet het kind de gevoelens, wensen en interesses begrijpen. Dit begrip ontwikkelt zich tijdens de kindertijd. Een kind van een jaar oud kan al geleerd hebben dat hij gestraft wordt wanneer hij iets doet dat niet mag en zal het dan ook misschien laten. Rond de twee jaar oud leert hij ook van gedragingen van anderen en de reacties daarop. Dit valt nog niet onder morele ontwikkeling omdat dit gedrag gebaseerd is op straffen en beloningen, maar toch zijn deze ervaringen belangrijk. De afkeuring van een volwassene waar het kind aan gehecht is zal een kind motiveren om iets te laten en te proberen te begrijpen waarom hij dat moet laten. Zo leert een kind wat er van hem verwacht wordt en waarom: hij leert wat onder moreel gedrag wordt verstaan (Thompson, Meyer & McGinley, 2005).
Lawrence Kohlberg beschreef de ontwikkeling van het moreel besef van kinderen in stadia. Volgens hem begint moraliteit met preconventionale moraliteit, waar kinderen hun gedrag baseren op het vermijden van straf en het opzoeken van beloningen. Het volgende stadium is conventionele moraliteit. Het gedrag van kinderen is in dit stadium gebaseerd op de toestemming van anderen. Het kind neemt de regels van ouders en de maatschappij als waarheid aan. In het derde en laatste stadium, postconventionele moraliteit, heeft het kind een geïnternaliseerd gevoel van gerechtigheid ontwikkeld (Keenan & Evans, 2009).
Theory of Mind
Als een kind ongeveer een jaar oud is, begint hij ook langzaam te begrijpen dat anderen niet altijd hetzelfde voelen, denken en waarnemen als zijzelf. Het kind ontwikkelt de principes van gedeelde aandacht en sociaal refereren. Hieruit blijkt dat hij emotionele informatie van anderen kan verwerken en gedrag daarop kan baseren. Deze vaardigheid ontwikkelt een kind steeds beter tijdens de eerste 5 jaren van het leven. Het begrijpen van de interne staat van een ander persoon wordt “Theory of Mind” genoemd. Dit begint met het begrijpen van het feit dat mensen bepaalde acties uitvoeren vanwege intenties, verlangens en emoties. Dat vormt de basis voor het ontwikkelen van een “desire psychology”. Het begrip hiervan wordt ontwikkeld tussen de 18 maanden en 3 jaar. Echter ziet een kind dan nog niet in dat wat iemand gelooft niet noodzakelijk overeenkomt met de realiteit. Rond de 5 jaar is dit begrip adequater ontwikkeld en begrijpt het kind dat gedrag gemotiveerd kan zijn door een idee dat niet overeenkomt met de realiteit. Dit wordt “belief-desire psychology” genoemd. Met ongeveer 6 jaar oud ziet een kind in dat kennis en begrip gevormd worden door mentale processen zoals verwachtingen en verkeerde oordelen. Nog later begrijpt hij dat individuele verschillen in achtergrond en ervaringen persoonskenmerken kunnen vormen. De biologische basis van de “Theory of Mind” wordt onderzocht met functioneel neuro-imaging en studies over verworven hersenbeschadigingen. De resultaten suggereren dat de amygdala, de orbitofrontale cortex en de mediale frontale cortex nauw betrokken zijn bij het normale “mindreading” (Baron-Cohen, 2001).
Autisme
Autisme is een pervasieve ontwikkelingsstoornis die beperkingen met zich meebrengt op het gebied van sociale interactie en communicatie. Voor een kind met autisme is zelfs de directe sociale omgeving onbegrijpelijk en onvoorspelbaar. Autisme gaat relatief vaak samen met verstandelijke beperkingen, maar dit voldoet niet als verklaring voor de sociale beperkingen. Er zijn ook normaalbegaafde kinderen met autisme en er zijn kinderen met mentale beperkingen die op sociaal gebied normaal functioneren in verhouding tot hun mentale leeftijd. Baron-Cohen kwam met de hypothese dat autistische kinderen een gebrekkige Theory of Mind hebben. Deze theorie werd onder andere getest met de Sally and Anne-test, waarbij Sally een knikker in een mandje legt en dit afdekt met een doekje. Sally loopt vervolgens weg en Anne verplaatst de knikker naar een ander afgedekt mandje. Als Sally terugkomt, wordt er aan de kinderen gevraagd waar ze zal zoeken naar de knikker. Kinderen zonder autisme voorspelden correct dat Sally in het mandje zal kijken waar ze de knikker zelf instopte. De kinderen met autisme voorspelden echter dat Sally in het mandje zal kijken waar de knikker daadwerkelijk zat en baseerden hun antwoord dus niet op wat Sally zou denken, maar op wat zij zouden denken. Ze begrepen het verschil niet tussen wat Sally dacht en wat zij wisten (Baron-Cohen, Leslie & Frith, 1985). Ook tonen kinderen met autisme minder gedeelde aandacht en fantasiespel. Ze gaan er vaak vanuit dat iedereen de waarheid spreekt, begrijpen minder goed dat sommige opmerkingen anderen kunnen kwetsen, hebben meer moeite om gezichtsuitdrukkingen te interpreteren en zakken vaak voor tests zoals de false belief-test en de seeing leads to knowing-test. Al deze aspecten hebben te maken met de ontwikkeling van Theory of Mind. Dit wijst erop dat de Theory of Mind van kinderen met autisme minder goed ontwikkeld is (Baron-Cohen, 2008).
Conclusie
Theory of Mind is het begrijpen van de gedachten, ideeën, wensen en intenties van anderen. Dit is een belangrijk aspect in de ontwikkeling van een geweten: zo ontwikkel je een moreel besef dat verder gaat dan alleen het opvolgen van regels, het nastreven van beloningen en het vermijden van straffen. Er is een geïnternaliseerde motivatie voor het opvolgen van bepaalde (sociale) regels en verwachtingen: het helpen van anderen en ervoor zorgen dat je geen mensen kwetst. Het opvolgen van deze regels wordt dan een vorm van prosociaal gedrag. Kinderen met autisme zijn beperkt in hun prosociaal gedrag omdat ze moeite hebben met het inschatten en begrijpen van de gedachten, emoties en intenties van andere mensen. Ze verwarren hun eigen realiteit met die van een ander en zijn niet in staat om symbolische of non-verbale uitdrukkingen te interpreteren. Met andere woorden: ze zijn beperkt in hun Theory of Mind. Theory of Mind is nauw verwikkeld met het besef van geweten en moraliteit. Om een geweten te kunnen ontwikkelen, moet een kind begrijpen wat er van hen verwacht wordt en waarom. Hij moet inzicht hebben in de interne staat van andere mensen. Daaruit valt af te leiden dat een kind met autisme een beperking heeft in het ontwikkelen van een geweten en een Theory of Mind.
Let op! Trek hieruit niet de conclusie dat mensen met autisme slechte of gewetensloze mensen zijn. Dit geeft slechts een verklaring voor het feit dat deze mensen soms niet doorhebben dat zij iets doen dat niet hoort.
Bronnen
Baron-Cohen, S. (2008). Theories of the autistic mind. The Psychologist, 21(2), 112-116.
Baron-Cohen, S., Leslie, A.M., Frith, U. (1985). Does the autistic child have a “theory of mind”? Cognition, 21(1), 37-46.
Baron-Cohen, S. (2001). Theory of mind in normal development and autism. Prisme, 34, 174-183.
Keenan, T., & Evans, S. (2009). An Introduction to Child Development (2nd Ed.). London: Sage.
Thompson, R. A., Meyer, S., & McGinley, M. (2006). Understanding values in relationship: The development of conscience. In M. Killen & J. Smetana (Eds.), Handbook of moral development (pp. 267-297). Mahwah, New Jersey: Erlbaum.