Het is nu meer dan drie jaar geleden dat de gebroeders Baran gearresteerd werden, twee broers die op de wallen een gouden handel hadden in vrouwen. De arrestatie heeft misschien op de wallen voor enige verandering gezorgd op gebied van vrouwenhandel – wat overigens nog maar de vraag is -, maar het heeft er zeker nog niet voor gezorgd dat er een halt is toegeroepen aan de vrouwenhandel in Nederland. De Nederlandse overheid lijkt niet te weten hoe te handelen
Het is nu meer dan drie jaar geleden dat de gebroeders Baran gearresteerd werden, twee broers die op de wallen een gouden handel hadden in vrouwen. De arrestatie heeft misschien op de wallen voor enige verandering gezorgd op gebied van vrouwenhandel – wat overigens nog maar de vraag is -, maar het heeft er zeker nog niet voor gezorgd dat er een halt is toegeroepen aan de vrouwenhandel in Nederland. De Nederlandse overheid lijkt niet te weten hoe te handelen.
De Baran broers
Ze hadden een waar imperium de twee Turks-Duitse broers. De één, Hasan, was het brein en de ander, Baran de brute kracht. Ze hadden in totaal zo’n 90 vrouwen die onder dwang voor hen prostitueerden, daarnaast hadden ze ook nog een hele organisatie van pooiers en bodyguards onder zich werken. Deze organisatie kenmerkte zich door het vele gebruik van bruut geweld, tegen rivaliserende pooiers, maar vooral tegen hun eigen prostituees.
De vrouwen werden uit allerlei landen gehaald, vaak onder valse voorwendselen. Eenmaal in Nederland werden de meisjes gedwongen om zich bij de kamer van koophandel in te schrijven als zelfstandige. Op deze manier is, sinds de opheffing van het bordeelverbod in 2000, prostitutie namelijk legaal. De meisjes werden daarna gedwongen om te prostitueren onder erbarmelijke omstandigheden, al hun verdiende geld moesten ze afstaan aan de organisatie.
Een methode van de pooiers van de gebroeders Baran was de ‘loverboy-methode’, oftewel het inpalmen van meisjes (vaak nog minderjarig), die totaal verliefd op deze jongens werden. Eenmaal de leeftijd van achttien bereikt werden deze meisjes de prostitutie ingezet. De ‘kracht’ van deze loverboy-methode is dat de meisjes vaak verliefd blijven op de pooiers, zelfs als ze gedwongen worden tot prostitutie en menigmaal in mekaar worden geslagen. Het nadeel van deze methode in de bestrijding van de vrouwenhandel is dat deze loverboymeisjes vaak geen aangifte doen.
Op 7 februari 2007 werden de twee broers gearresteerd, terwijl er al sinds 2002 een onderzoek naar de twee loopt. Justitie kon echter al die tijd niks doen vanwege slechte regelgeving, te weinig mankracht bij de recherche, maar vooral desinteresse in de zaak.
In oktober 2007 was de eerste, pro-forma zitting, hierin werd duidelijk dat de inhoudelijke behandeling van de zaak nog maanden vertraging zal oplopen. De reden hiervoor is dat veel slachtoffers van de broers en hun organisatie geen verklaring durven af te leggen uit angst voor represailles. De strafzaak zal nu eind mei van start gaan.
Dat de zaak geen makkelijke zal worden blijkt al uit het feit dat de advocaat van één van de twee broers, Mirjam van Overmeire de Vilder, in de problemen is gekomen doordat ze privédetectives een slachtoffer heeft laten volgen. Het slachtoffer kwam hier achter en verklaarde later dat ze zich hierdoor geïmiteerd voelde. De advocate wilde te weten komen of het slachtoffer naar waarheid heeft verklaard dat ze niet meer in de prostitutie werkte. Het Openbaar Ministerie(OM) vond dat van Overmeire de Vilder te ver was gegaan, maar van Overmeire de Vilder vond van niet: “'Ik weet dat het strafbaar is om getuigen te beïnvloeden, dus ik ben heel voorzichtig geweest. Ik ben ten onrechte in diskrediet gebracht. Dat komt doordat het OM onder druk staat om veroordelingen te krijgen in deze prestigieuze megazaak.” Dit in een zaak waar justitie al zo weinig vat op heeft vanwege de weinige verklaringen van de slachtoffers.
Wetgeving
Om het huidige probleem bij de aanpak van mensenhandel duidelijk te maken is het belangrijk om te weten hoe de regelgeving is omtrent mensenhandel. In artikel 273F van het wetboek van strafrecht staat deze regelgeving beschreven. Hierin wordt duidelijk dat het verboden is om iemand onder dwang en met het voornemen van uitbuiting (prostitutie) te vervoeren of te huisvesten. Prostitutie mag dus niet onder dwang gebeuren, maar wel vrijwillig. Hier ligt ook het probleem.
De huidige methode van pooiers, en dus ook de Baran broers, is dat de prostituees gedwongen worden zich voor te doen als zelfstandig werkende prostituees, die vrijwillig hun werk doen. Hier kan justitie niks tegen beginnen, tenzij er aangiften door de prostituees worden gedaan, of verklaringen worden afgelegd. Alles wordt tot in de puntjes door de pooiers, en onder dwang door de prostituees, geregeld: verblijfsvergunningen, inschrijving bij de KvK, werkruimtes, etc. Er is dus sprake van een maas in de wet. We spreken hier overigens over strafrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het heeft dus te maken met hoe de overheid (het OM) ingrijpt bij overtreding van de normen.
Met de beleidsnota “Oud Beroep, Nieuw beleid, Prostitutie 2007-2010” Lijkt de gemeente Amsterdam hierop in te spelen. De gemeente pleit hier voor een wetswijzigingen in het strafrecht, die ervoor moeten zorgen dat prostituees beter beschermd worden. Volgens een persbericht van de gemeente Amsterdam moet: ‘eenzijdig, rechtstreeks financieel voordeel trekken uit een relatie met een prostituee’ strafbaar worden, ook als dit niet aantoonbaar tegen de zin van de prostituee gebeurt.’, ‘Dit betekent dat het niet langer is toegestaan geld te verdienen aan prostituees zonder daar iets voor terug te doen, zoals een raam verhuren, bemiddelen richting klanten of zorgen voor beveiliging.’ Ook moet wetmatig de minimale leeftijd voor prostitutie verhoogd worden van achttien naar 21 jaar.
Op gemeentelijk niveau wil Amsterdam verblijfsverboden in werking stellen voor pooiers. De in werking stelling van zo’n plan moet gebeuren door middel van een zogenaamde Algemene Plaatselijke Verordening, dit is een onder deel van het bestuursrecht en wordt beschreven in de Algemene wet bestuursrecht. De uitvoering van het verbod is echter een strafrechtelijke zaak: De gemeente kan dus bij overtreding van zo’n verblijfsverbod aangifte doen bij het OM, die de zaak strafrechtelijk afhandelt.
Toch wordt er getwijfeld aan de van Amsterdam. Stichting CoMensha (Coördinatiecentrum Mensenhandel) vind dat de huidige wetgeving voldoet om mensenhandel tegen te gaan. Het probleem ligt volgens CoMensha meer bij “de inspanning die wordt gedaan voor het handhaven van die bestaande wetten”. Ook moet er volgens CoMensha meer gedaan worden aan voorlichting van prostituees op gebied van arbeidsrecht, uitbuiting, gezondheidszorg en belastingwetgeving: “Een onafhankelijke prostituee die op de hoogte is van de rechten en plichten is minder kwetsbaar om slachtoffer te worden van mensenhandel en heeft minder bescherming nodig”.
Ondertussen heeft Amsterdam er een gezondheidscentrum bij, alleen deze is specifiek voor prostituees. In een artikel in het Parool van 4 april 2008 zegt een hulpverleenster van het centrum: “”Hier kunnen vrouwen bijvoorbeeld ook terecht met vragen over belastingzaken, of advies over juridische bijstand”. Toeval?
Het is nog maar de vraag welke kant de overheid op gaat met de aanpak van mensenhandel en prostitutie, en ook de zaak Baran zal nog moeten uitwijzen of mensenhandel goed aan te pakken is. Zeker is wel dat er aandacht aan het probleem wordt besteed en dat de discussie steeds meer los komt.