Bij kwalitatieve aansprakelijkheid draagt een persoon de gevolgen van een onrechtmatige daad zonder die zelf te veroorzaken. Voor deze vorm van aansprakelijkheid gelden geen algemene regels. Wel bestaan er voor de verschillende soorten categorieen van personen en zaken afzonderlijke aansprakelijkheidsregels.
1. de aansprakelijkheid van kinderen tot 14 jaar. Deze regeling staat beschreven in artikel 6:164 en 6:169 BW. Het eerste artikel bepaalt dat een kind wat de leeftijd van 14 nog niet heeft bereikt geen onrechtmatige daad kan plegen. Het tweede artikel legt de aansprakelijkheid volledig bij de ouders (ook voogdij) als: het gaat om een doen gedraging, het een toerekenbare fout zou zijn als kind ouder is dan 14 jr. het niet toerekenen moet enkel gebeuren vanwege de leeftijd en het moet gaan om een persoonlijke OD en niet een kwalitatieve.
2. de aansprakelijkheid van kinderen van 14 en 15 jaar. Deze staat beschreven in lid 2 van artikel 6:169 BW. Ouders zijn aansprakelijk mits ze kunnen aantonen dat hen objectief (was onmogelijk om de schade te voorkomen) en/of subjectief (ouders hebben redelijkerwijs alles gedaan wat van ze verwacht kon worden) geen verwijt valt te maken. Het bewijs hiervan dienen de ouders echter te leveren. Dit is bewijstechnisch een voordeel voor de schadelijder.
3. Voor kinderen van 16 jaar en ouder gelden de normale criteria voor onrechtmatige daad.
4. Aansprakelijkheid voor ondergeschikten is geregeld in artikel 6:170 BW. Indien van toepassing zijn werkgever en werknemer hoofdelijk aansprakelijk. Voorwaarden voor aannemen risico-aansprakelijkheid voor werkgever is: ondergeschikte moet fout hebben gemaakt die toe te rekenen is, er moet sprake zijn van ondergeschiktheid (ook uitzendwerk/vrijwilligerswerk) en onrechtmatige daad moet verband houden met opgedragen taak (zelfs in pauze en bij een door de werkgever verboden handeling)
5. Voor huispersoneel geldt de bijzondere regeling van artikel 6:170 BW lid 2. Ook hier moet de onrechtmatige daad verband houden met de opgedragen taak. Alleen beslaat dit criterium een kleiner gebied dan lid 1. Vergelijk beide maar eens. Hier moet de fout zijn begaan doordat iemand handelde ter vervuiling van een opgedragen taak, niet zoals lid 1 zegt dat de kans is vergroot!. Indien huispersoneel dus iets doet wat ze niet is opgedragen dan is er ook geen risicoaansprakelijkheid.
6. Aansprakelijkheid voor niet ondergeschikten is geregeld in 6:171 BW. Deze regeling is vooral van belang bij berichtgeving en onderaanneming.
7. Artikel 6:172 BW regelt vertegenwoordiging. Indien de persoon die jouw vertegenwoordigt handelt binnen zijn bevoegdheden dan ben je aansprakelijk voor een door hem gepleegde OD.
8. Artikel 6:173 BW bepaalt de kwalitatieve aansprakelijkheid voor roerende zaken. Belangrijk aspect is of de zaak voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden aan de zaak mag stellen. Kortom het moet aan om een zogenoemde gebrekkige zaak. Tevens dient dit gebrek een ‘bijzonder’ gevaar op te leveren voor personen of zaken. In principe zijn bij verwezenlijking van het gevaar aansprakelijk de bezitter van de zaak, de houder van de zaak of bij zakelijk gebruik de huurder/lessee. Nu lijkt het erop dat je dan bijna altijd het haasje bent. Gelukkig kent het BW voor de risicoaansprakelijkheden de tenzij regel.. Dit betekent dat aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling (zijnde artikel 6:162 BW) zou ontbreken indien hij/zij het gevaar op het tijdstip van ontstaan zou hebben gekend. Kort gezegd: Indien een roerende zaak defect is en je weet dit maar er een rechtvaardigingsgrond die het gebruik ervan rechtvaardigt dan geen aansprakelijkheid
9. Aansprakelijkheid voor opstallen is geregeld in 6:174 BW. Een opstal in het nieuwe recht is een gebouw en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen en/of werken. Eventuele aansprakelijkheid ligt wederom bij de bezitter (niet een houder) en alles gaat met als voorgaande art. om het gebrek (extreem weer levert geen gebrek op bij het instorten van een muur bij bijv. een orkaan), om het gevaar en om de fictie van de tenzij regeling. Lid 2 van dit artikel regels de ASH van de wegbeheerder. In beginsel is de wegbeheerder aansprakelijk voor opgewipte putdeksels, loszittende trottoirtegels en over de weg gewaaide bomen. Niet van belang is of de wegbeheerder hiervan een verwijt kan worden gemaakt t.a.v. zijn controle/zorgplicht.
10. Als laatste artikel komt 6:179 nog even om de hoek kijken. Deze regelt de aansprakelijkheid voor dieren. De grondslag voor dit artikel berust op het gevaar van de eigen energie van het dier. Aansprakelijk is de bezitter. Dit gaat niet op als de tenzij regeling van kracht is. Hierbij moet je je afvragen of de gedraging van het dier is te rechtvaardigen als je deze volledig in zijn macht had gehad.