blog placeholder

Op het gebied van justitiële interventies bevinden we ons in een lastige, maar fascinerende periode. Voorheen was er amper behoefte aan bewijs voor de werkzaamheid van de interventies, men geloofde in ideeën en daden. Pas in de laatste decennia van de vorige eeuw ontstond er twijfel aan de effectiviteit van interventies. Het lastige aan deze periode is dat er gezocht moet worden naar een balans tussen ideeën, daden en bewijs. Degene die geloven in bepaalde aanpak, proberen de wetenschap buiten de deur te houden. Dit artikel probeert een rol te spelen in de voorlichting, door bij te dragen aan de wetenschappelijke vorming van professionals die in hun werk te maken krijgen met vragen op dit gebied.

Inmiddels is er in de wetenschappelijke wereld al tijd consensus dat een hard aanpak met weinig aandacht voor het individu, diens persoonlijke behoeften, beperkingen en mogelijkheden en diens omgeving, eerder contraproductieve dan positieve effecten heeft. Ook is duidelijk dat peergroupinterventies met antisociale jongeren eerder een negatief dan positief uitpakken. 
                Uit het voorgaande blijkt dat we ons niet in een gemakkelijke periode bevinden. Dit heeft op de eerste plaats te maken met het feit dat nogal wat politici en beleidsmakers willen scoren met veiligheidsbeleid. Dit scoren staat nogal eens op gespannen voet met (wachten op) bewijs en daar consequent beleidsconclusies aan verbinden. Toch is het een spannende periode, de kennis en deskundigheid op dit gebied nemen snel toe vanuit verschillende specialismen. Ook krijgen de wetenschappelijke inzichten en kennis recent meer erkenning dan enkele jaren terug. Daarnaast lijkt er een groeiende behoefte aan verantwoording van beleid. Dit kan aan de ene kant leiden tot een instrumentele invulling, tot ‘risicojustitie’ waarbij de klassieke strafrechtelijke beginselen (schuld, verantwoordelijkheid, bescherming van de rechtstaat) ondergeschikt dreigen te worden aan risicovermijding en efficiënte sociale controle.
                Het risico hiervan is dat er steeds meer naar de levensloop wordt gekeken. Bij risicotaxatie wordt uitgegaan van het aantal delicten dat een verdachte in de toekomst gaat plegen, niet op het aantal gepleegde delicten. Dit kan leiden tot een grote kans  op statistische discriminatie: mensen worden opgepakt op basis van statistische informatie over groepen, terwijl het feitelijk gedrag van het individu er niet meer toe doet.
                In een rapport van het SCP (2008) wordt beschreven dat de pakkans kan worden verhoogd door in te zetten op hot sports en hot times. Vervolgens wordt gesteld dat een verhoogde pakkans waarschijnlijk weinig afschrikkende werking heeft op de verdachte zelf, en dat de drempel bij minderjarigen om nieuwe delicten te plegen daarmee juist omlaag gaat. Snelles straffen blijkt geen positief effect te hebben, en ook meer vrijheidsbeneming wordt niet effectief verwacht.