De Centraal Afrikaanse Republiek (C.A.R.), een door land omsloten gebied te midden van Afrika, is één van de armste landen ter wereld; het bezet plaats 172 (van de 178) op de Human Development Index van de Verenigde Naties1. De door armoede en politieke instabiliteit geplaagde ex-kolonie van Frankrijk is al sinds haar onafhankelijkheid verwikkeld in een ingewikkeld Machiavellistisch politiek spel, waarbij de bevolking heen-en-weer wordt geslingerd tussen de belangen van (Westerse) bedrijven en de persoonlijke belangen van de direct leidinggevenden ter plaatse. Tot op de dag van vandaag vinden er in dit gebied ongebruikelijk veel coupes en countercoupes plaats.
Tussen de jaren van onafhankelijkheid en 1979 vinden er in deze voormalig Franse kolonie een aantal opmerkelijke gebeurtenissen plaats die de geschiedenis van dit land zullen tekenen. Een megalomane kolonel grijpt in ’66 de macht en roept 11 jaar later het keizerrijk uit. Door de enorme Franse belangen spelen zij een grote rol in de politieke strijd in dit land. Op 20 september 1979 lanceren zij een militaire interventie, onder de naam Operatie Barracuda, op grond van humanitaire redenen om Keizer Bokassa I van de troon te stoten.
In hoeverre heeft Frankrijk een vinger in de pap in de politieke situatie van de C.A.R.? Wie zijn de belangrijkste spelers in de aanloop naar Operatie Barracuda? Hoe weet Bokassa zijn macht in eerste instantie te consolideren? En kan men in dit land, dat in 1960 de officiële status van onafhankelijkheid krijgt, daadwerkelijk spreken van onafhankelijkheid van het moederland? Dit zijn de vragen die we zullen proberen te beantwoorden aan de hand van een situatieschets.
1 Nationmaster statiestieken, http://www.nationmaster.com/country/ct-central-african-republic/eco-economy (Geraadpleegd op 2 november 2011)
Entre chien et loup – De Franse kolonisatie
Het tragische verhaal van dit land begint met de late kolonisatie door Frankrijk in 1889. De C.A.R. heet dan nog Oubangui-Chari en is een land van prachtige schoonheid, vruchtbare gronden, grote rivieren en een overvloed aan groot wild, met een inheemse bevolking van ongeveer 1 miljoen mensen1. Het gebied wordt door Frankrijk opgedeeld in wingewesten die toegewezen worden aan private Franse ondernemingen. Met het oog op een snelle winst, richten deze zich vooral op de handel in goud, ivoor, hardhout en rubber. De investeringen in infrastructurele werken worden beperkt tot een minimum – iets wat het land later zou opbreken – en de lokale bevolking wordt vooral gezien als een bron van goedkope arbeid en wordt als zodanig behandeld.
Onderdrukking, mishandeling en executies door de Franse kolonisatoren zijn schering en inslag. De autonome bevolking werkt onder dwang lange uren op de plantages in de brandende zon. Velen bezwijken onder de tirannie. Edmond Giscard d’Estaing, grootaandeelhouder van het grootste exploitatiebedrijf en directe familie van de Franse president waar we later in dit stuk op terug zullen komen, verwoordt de handelswijze van de bedrijven ter plaatse als volgt: “Produire la plus grosse quantité possible… de produits coloniaux au plus bas prix possible”2. Deze uitspraak is tekenend voor het Franse beleid in haar kolonie.
Vele decennia verandert er weinig. Als de vanzelfsprekende omnipotentie der Westerse mogendheden na de Tweede Wereldoorlog ter discussie komt te staan, treden nationalistische emancipatiebewegingen voorzichtig naar buiten. Aangemoedigd door de globale dekolonisatiegolf wordt de roep naar onafhankelijkheid van het moederland steeds luider. Een aantal sleutelfiguren dient voor de situatie in Oubangui-Chari in acht te worden genomen.
1 Brian Titley, Dark Age: The Political Odyssey of Emperor Bokassa (Alberta: Liverpool University Press, 1997), 5
2 “Het produceren van de grootst mogelijke kwantiteit… van koloniale goederen tegen de laagst mogelijke prijs” Vertaling uit: Titley, Dark Age, 6