Mannen vinden mij mooi en willen mij bezitten. Ze houden niet van mij maar alleen van zich zelf. Ze kijken naar mijn schoonheid maar denken alleen maar aan hun eigen seksuele lusten. Oh wat heb je een mooi gaaf en fijn gezichtje, zeggen ze maar wat ze werkelijk denken is “oh wat heb je een mooi gaaf en fijn gezichtje om de opening van je mond”. Oh wat heb je een mooi sterke slanke armen en handen, zeggen ze maar wat ze werkelijk denken is “oh wat heb je een mooi sterke slanke armen en handen om mij mee te verwennen. Oh wat heb je schitterende lange welgevormde benen, zeggen ze maar wat ze werkelijk denken is, oh wat heb je schitterende lange welgevormde benen die makkelijk omwijd gaan. Oh wat heb je een lekker stevig kontje, zeggen ze maar wat ze werkelijk denken is, oh wat heb je een lekker stevig kontje om je donkere ster.
Gevangen in mijn leven:
Ja ik weet het, ik ben echt mooi. Ik kan helaas niet goed leren maar door mijn schoonheid heb ik evengoed alles wat mijn hart begeert. Met mijn schoonheid betoverde ik een hele rijke man die alleen genoegen met mijn jawoord nam. Hij geeft mij alles wat ik hebben wil. Ik woon in een riante villa aan de Middellandse zee en hoef nooit iets te doen. Ik heb een kok die voor ons kookt, ik heb een schoonmaakster die alles wast en boent, ik heb een auto met chauffeur en een personal assistent die al het andere voor mij doet. Maar ik heb geen kinderen want dat vindt hij zonde van mijn figuur en zijn vrijheid. Hij heeft geen tijd voor burgerlijk thuis samen op de bank met mij maar wil in zijn spaarzame vrije uren alleen quality time met mij. Quality time voor hem is duur uit eten en een snelle wip. Steeds vaker droom ik dat ik in mijn mooie jurk op de rand, van de goed onderhouden plantenborder in onze royale patio, zit met op mijn schoot een gouden kooi. In deze gouden kooi zit een meisje opgesloten. Iedere nacht voer ik haar en geef haar te drinken maar toch gaat ze langzaam dood.
Bevrijd door de dood:
Gevangen door mijn onmacht blijf ik bij hem en denk aan haar. Haar gouden kooi zit in mijn hoofd en zij kan daar niet uit. Wat moet ik zonder hem ben ik arm en onzeker. Met hem ben ik rijk maar heb ik niets. Die nacht droom ik dat de kooi spontaan opengaat. Ik loop eruit en zwerf over de donkere straat. Ik loop en loop en loop tot ik voor het huis sta waar ik geboren ben. Ik zie mijzelf staan in de deuropening van mijn vervallen geboortehuis. Wat sta ik daar droevig alleen. Langzaam voel ik mij verdwijnen in het niets. Ik wordt nooit meer wakker maar dat interesseert me niets.