blog placeholder

Tot aan 1947 was men in Nederland verplicht te werken tot je er bij neerviel, als je geen eigen vermogen had om van te leven of kinderen om voor je te zorgen (die tot dan toe bij wet de plicht hadden om voor je te zorgen). Pas in 1947 werd het mogelijk om eerder te stoppen met werken door de invoering van een staatspensioen. De eerste vorm van een algemeen door de staat verstrekt pensioen was De Noodwet Ouderdomsvoorziening. De Noodwet Ouderdomsvoorziening werd in 1947 ingevoerd door de toenmalige minister van sociale zaken Willem Drees. Het heet de Noodwet Ouderdomsvoorziening omdat het bij de invoering bedoeld was als een tijdelijke noodoplossing totdat er een definitieve oplossing bedacht zou worden. Maar in feite was het gewoon een staatspensioen want het was geen gunst maar een recht. Niet iedereen kreeg echter automatisch op zijn 65ste een pensioenuitkering. De som van je eigen inkomen en de uitkering was namelijk aan een maximum gebonden. Ook gevangenen en notoire alcoholisten waren uitgesloten van deze uitkering. Als gevolg van deze en nog een aantal regels ontving uiteindelijk ongeveer de helft van de mensen die 65 werden een uitkering via de Noodwet Ouderdomsvoorziening.

Eerder stoppen met werken

Invoering algemene ouderdoms wet (aow):

In 1957 werd de huidige algemene ouderdomswet ingevoerd. In tegenstelling tot de tot dan toe geldende Noodwet Ouderdomsvoorziening kreeg vanaf de invoering van de algemene ouderdomswet iedere ingezeten van Nederland die 65 werd, ongeacht inkomen, burgerlijke staat, gedrag enzovoorts, een door de staat uitgekeerde pensioen uitkering. Ook sommige mensen die niet in Nederland woonden maar wel een inkomen in Nederland hadden kwamen ervoor in aanmerking. Niet iedereen kreeg zijn algemene ouderdomswet uitkering voor de volle 100% uitgekeerd. Als je gehuwd was of samenwonend had degene die het eerst 65 jaar werd recht op 50% van zijn algemene ouderdomswet uitkering. Als jij of je partner vervolgens ook 65 werd had je samen recht op 100% van de algemene ouderdomswet uitkering. Alleenstaanden die 65 werden hadden recht op 70% van de algemene ouderdomswet uitkering.

Eerder stoppen met werken

Eerder stoppen met werken

Huidige algemene ouderdoms wet

Sinds de invoering van de algemene ouderdomswet zijn er een aantal wijzigingen doorgevoerd. In de huidige algemene ouderdomswet hebben 65plussers met een jongere partner recht op een inkomensafhankelijke toeslag bovenop hun algemene ouderdomswet uitkering. Om de algemene ouderdomswet ook in de toekomst, ondanks de vergrijzing, betaalbaar te houden heeft de regering op 15 oktober2009 besloten de pensioengerechtigde leeftijd voor de algemene ouderdomswet stapsgewijs te verhogen. Vanaf 2020 wordt de pensioengerechtigde leeftijd voor de algemene ouderdomswet verhoogd naar 66 jaar. Vanaf 2025 wordt de pensioengerechtigde leeftijd voor de algemene ouderdomswet verhoogd naar 67 jaar. Het blijft dan nog wel mogelijk om met je 65ste te stoppen als je aantonen kunt dat je 42 jaar hebt gewerkt. Je algemene ouderdomswet uitkering wordt dan wel iets lager. Er wordt berekend hoeveel je totaal normaal gesproken van je 67ste tot je 81ste (=14jaar) aan algemene ouderdomswet uitkeringsgeld zou hebben ontvangen. Dit bedrag wordt gedeeld door 18 en de uitkomst van deze deling wordt dan je jaarlijkse algemene ouderdomswet uitkering.

Eerder stoppen met werken

Conclusie:
Een 65-jarige man had in 1956 een levensverwachting van 79 jaar, een 65 jarige man heeft nu een levensverwachting van 81 jaar. Het is dus logisch dat de leeftijd waarop je recht hebt op een algemene ouderdomswet uitkering verhoogd wordt. Het was misschien zelfs beter geweest om meteen bij de invoering van de algemene ouderdomswet in 1957 de pensioengerechtigde leeftijd te koppelen aan de actuele levensverwachting. Dit had veel problemen voorkomen. Ook denk ik persoonlijk dat het beter geweest zou zijn om vanaf de invoering van de algemene ouderdomswet, mensen met een behoorlijk hoog inkomen, uit bijvoorbeeld aandelen, koopsompolissen of andere passieve inkomstenbronnen, van staatswege geen uitkering te verstrekken.

Eerder stoppen met werken