Er is tegenwoordig veel ophef over de negatieve invloed die de televisie zou hebben op kinderen. Kinderen zouden gewend raken aan bijvoorbeeld geweld en seks doordat ze dit teveel op televisie zien. Dit zou een negatieve invloed hebben op het gedrag van kinderen. Maar wat voor invloed heeft de televisie op de taalontwikkeling van kinderen?
De inhoud van dit artikel is voornamelijk interessant voor ouders van jonge kinderen. Dit kan kinderen met een normale of afwijkende taalontwikkeling betreffen. Als ouders goed geïnformeerd zijn over de invloed van televisie op de taalontwikkeling, kunnen zij bepalen hoeveel zij hun kinderen televisie kunnen en/of willen laten kijken. Ik zal in het artikel ingaan op verschillende opvattingen over de invloed van televisie op de taalontwikkeling, televisie als omgevingsruis en hoe een kind het meeste leert van televisie. Verder zal ik twee voorbeelden van televisieprogramma’s geven, waarbij ik uit zal leggen wat de wetenschappers van deze programma’s vinden.
Meningen over peutertelevisie in verschillende landen
De Telegraaf (2008) meldt dat de Franse Audiovisuele Raad een verbod instelt voor televisieprogramma’s voor kinderen jonger dan drie jaar. Deze raad is van mening dat televisiekijken de ontwikkeling van een dreumes aantast, omdat ouders hun kinderen vaak voor de tv zetten om ze stil te krijgen. Dit zou volgens hen mogelijk leiden tot taalachterstand, passiviteit, slaap- en concentratieproblemen. Duidelijke argumenten geven zij hier niet voor.
Als reactie op dit artikel meldt de Telegraaf dezelfde dag nog dat er niet zo’n verbod in Nederland zal komen. Minister André Rouvoet voor Jeugd en Gezin zegt dat ouders zelf verantwoordelijk moeten blijven voor hun kinderen. Hoogleraar Pedagogiek Louis Tavecchio zegt in dit artikel dat televisie zelfs een positief effect kan hebben op de ontwikkeling van kinderen, mits de programma’s speciaal gericht op kinderen en pedagogisch verantwoord zijn. Tavecchio is het ermee eens dat het ‘belachelijk’ is om kinderen voor de televisie te zetten om ze stil te krijgen, maar zegt dat dit wetenschappelijk niet te staven is. De wetenschappelijke kennis over televisie in relatie tot de ontwikkeling van kinderen is volgens hem nog volop in ontwikkeling.
De American Academy of Pediatrics lijkt zich hierbij aan te sluiten. Deze vereniging stelt geen verbod in, maar geeft wel een waarschuwing uit. Volgens hen is het niet goed voor kinderen jonger dan 2 jaar om naar de televisie te kijken. Op deze waarschuwing volgden een aantal wetenschappelijke onderzoeken om de terechtheid van de waarschuwing vast te stellen. Hieruit blijkt dat kinderen onder de twee jaar erg weinig leren van televisie (Anderson & Pempek, 2005). Alleen in het onderzoek van Linebarger & Walker (2006) zijn positieve invloeden van bepaalde programma’s op de ontwikkeling van kinderen gevonden. Alle andere onderzoeken vinden weinig of geen leereffect voor de kinderen in deze leeftijdsgroep. Barr & Hayne (1999) constateerden dat, als kinderen al iets leren van televisie, dit veel minder is dan van gelijke gebeurtenissen in het echte leven. Er is bij televisie ook meer herhaling nodig om hetzelfde leereffect te krijgen. Waarom dit zo is, is nog onduidelijk. Anderson & Pempek geven hiervoor als verklaring dat kinderen de link nog niet leggen tussen realiteit en wat er op televisie gebeurt. Er moet nog meer onderzoek worden gedaan naar de waarschuwing van de AAP, maar de wetenschappers concluderen over het algemeen dat deze waarschuwing wel terecht lijkt te zijn.
Televisie als omgevingsruis
De BOSK (Vereniging van motorisch gehandicapten en hun ouders) vertelt, als antwoord op een vraag in de FAQ met betrekking tot spraak- en taalstoornissen, dat lawaai een storende factor kan zijn bij de taal- en spraakontwikkeling van een kind. Het wordt namelijk voor een kind lastig te onderscheiden welke geluiden wel en geen betekenis hebben wanneer bijvoorbeeld de radio of televisie de hele dag aanstaat.
Volgens de NKO (Nederlandse Katholieke vereniging van Ouders) is het vooral bij gesprekken belangrijk om voor een rustige omgeving te zorgen. Kinderen zijn van nature al snel afgeleid. Televisie en radio zorgen dan voor omgevingsruis en dus nog meer afleiding.
Hoe leert een kind het meest van televisie?
Yvonne Willemsen van PeutertTV vertelt dat televisie een medium is om van te leren. Televisie komt volgens haar dichtbij de echte beleving. Als een kind een tekening in een prentenboek ziet van een trein, associeert het kind alleen die tekening met het woord trein. Via de televisie kan je het kind een echte trein van binnen en buiten laten zien, waardoor het woord meer betekenis krijgt.
Linebarger & Walker (2006) constateren dat het vooral een gunstige invloed op de taalontwikkeling van kinderen heeft, wanneer er direct tegen het kind gesproken wordt en het kind gelegenheid krijgt tot reageren. Voorbeelden van deze programma’s zijn Dora en Blue’s Clues. Linebarger & Walker toonden in hun onderzoek aan dat kinderen die naar deze programma’s keken, meer woorden kenden en taal meer als communicatiemiddel gebruikten dan kinderen die er niet naar keken. Volgens Crawley & Anderson (1999) heeft het ook een positief effect om dezelfde aflevering meerdere keren te bekijken. Kinderen weten dan al wat er komen gaat. Ze kunnen zo de vragen beter beantwoorden en worden interactiever betrokken bij wat er gebeurt op het scherm. Ze onthouden de dingen op deze manier beter.
Uit verschillende onderzoeken (Linebarger & Walker, 2006; Fisch & Truglio, 2000; Anderson & Pempek, 2005) blijkt dat televisiekijken vooral een gunstig effect kan hebben bij kinderen vanaf tweeënhalf jaar en tot vier jaar. Bij jongere kinderen heeft het soms zelfs een negatief effect, omdat de programma’s niet genoeg ondersteuning bieden om iets te leren. Bij kinderen van vier jaar en ouder heeft het in veel gevallen geen effect meer.
Zowel Crawley & Anderson, Barr & Hayne en Anderson & Pempek stellen dat het belangrijk is om een programma te herhalen. Zo leert het kind het meeste van het programma: de kinderen weten dan al wat er komen gaat. Een televisieprogramma moet vaker herhaald worden dan een normale gebeurtenis om hetzelfde leereffect te krijgen. Anderson & Pempek denken dat de oorzaak hiervan is dat kinderen nog geen link leggen tussen de gebeurtenissen op televisie en de werkelijkheid.
Voorbeelden van televisieprogramma’s
De Teletubbies
Een veelbesproken programma is het peuterprogramma de Teletubbies (Pedagogiek.net, 2007). De Teletubbies spreken sterk in babytaal. Men is bang dat kinderen op deze manier geen normaal Nederlands zullen leren spreken. Anne Wood, de bedenkster van de Teletubbies, reageert hier enigszins tegenstrijdig op. Ze zegt dat het programma juist speciaal ontworpen is om de taalontwikkeling van het kind te ondersteunen. Omdat kinderen het taaltje van de Teletubbies grappig vinden, zullen ze zonder moeite mee gaan doen. Verder wordt er in het programma ook normaal, grammaticaal correct Nederlands gesproken door de volwassen commentaarstem. Hier zouden de kinderen volgens Anne dus normaal Nederlands van kunnen leren. Maar mevrouw Woods zegt ook dat kinderen veel eerder naar een ander kind zullen luisteren dan naar een de commentaarstem van een volwassene. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat dreumesen en peuters waarschijnlijk geen correct Nederlands leren te spreken wanneer zij het babytaaltje van de Teletubbies nadoen.
De Teletubbies kwam als slechtste uit de bus bij een onderzoek van Linebarger en Walker in 2006. Kinderen van 6 tot 36 maanden oud werden bij dit onderzoek gevolgd en meerdere malen getest. Het programma had een negatief effect op zowel het verwerven van nieuwe woorden als op het expressieve taalgebruik. Na twee jaar kwam uit het onderzoek dat de kinderen die geen televisie keken, meer woorden kenden dan de kinderen die naar de Teletubbies keken. Deze kinderen maakten ook minder gebruik van taal als communicatiemiddel. Een ander onderzoek toont aan dat kinderen geen nieuwe woorden leerden van het programma (Grela et al., 2003 in Linebarger en Walker, 2006). De taal, muziek en visuele stimulatie bleken te moeilijk om mogelijkheid te geven tot het leren van woorden. Wel imiteren de kinderen de verschillende vocale aspecten: kinderen doen dus wel degelijk na wat ze zien op de televisie (Barr & Hayne, 1999).
Sesamstraat
Ook het programma Sesamstraat is onderzocht door Linebarger en Walker. Volgens hen had Sesamstraat geen relatie tot het verwerven van nieuwe woorden, maar had het programma wel een negatief effect op het gebruik van taal als expressiemiddel. In andere onderzoeken werd echter wel een positief effect gevonden bij kinderen vanaf twee jaar. In de jaren ’90 werd bijvoorbeeld een longitudinaal onderzoek uitgevoerd naar het effect van Sesamstraat bij kinderen van twee tot zeven jaar. Hoe meer kinderen op jonge leeftijd keken, hoe hoger de behaalde score was bij de verschillende tests. Sesamstraat kwam in dit onderzoek dus juist goed uit de verf. Het programma stimuleerde volgens dit onderzoek de vocabulaire, het lezen en het rekenen. Maar volgens Fisch & Truglio (2000) leek het kijken naar Sesamstraat minder van belang bij kinderen ouder dan vier jaar. Er werden bij deze leeftijdsgroep geen leereffecten meer gevonden. Sesamstraat zou dus vooral goed zijn voor kinderen van twee tot vier jaar: voor kinderen onder de twee jaar biedt het programma waarschijnlijk te weinig ondersteuning voor een leereffect. Dit is echter ook niet de doelgroep van het programma (Anderson & Pempek, 2005). Ook bij kinderen van vier jaar wordt er geen leereffect meer geconstateerd.
De uitkomsten van de onderzoeken van Fisch & Truglio, Anderson & Pempek en Linebarger & Walker komen dus wel overeen: televisie heeft vooral een leereffect op kinderen tussen de tweeënhalf en vier jaar oud.
Conclusie
Dit onderwerp is niet voor niets omstreden. Voor beide kanten van het verhaal valt wel iets te zeggen. De makers van de televisieprogramma’s en wetenschappers staan vaak lijnrecht tegenover elkaar. De makers zijn over het algemeen van mening dat hun programma’s educatief en pedagogisch verantwoord zijn, terwijl wetenschappers vaak ontdekken dat de programma’s een negatief effect hebben op de taalontwikkeling. Een duidelijk nadeel van televisie is echter dat het werkt als een omgevingsruis: een kind kan minder goed geluid onderscheiden als er altijd televisie aanstaat.
Er is beduidend meer bewijs dat educatieve programma’s leerzaam zijn voor kinderen vanaf tweeënhalf jaar. Voor kinderen tot tweeënhalf jaar is hier weinig bewijs voor; sommige programma’s hebben zelfs een negatieve invloed. In sommige gevallen, zoals bij Sesamstraat, heeft televisiekijken op kinderen die ouder zijn dan vier jaar geen leereffect meer. Uit de onderzoeken van Linebarger & Walker en Anderson & Pempek blijkt dat educatieve programma’s voornamelijk een leereffect hebben bij kinderen tussen de tweeënhalf en vier jaar oud.
Ook de manier waarop televisie wordt aangeboden blijkt van belang te zijn. Linebarger & Walker stellen dat het een positief effect heeft wanneer er direct tegen een kind wordt gesproken. Verder blijkt uit de onderzoeken van Barr & Hayne, Anderson & Pempek en Crawley & Anderson dat een kind het meeste van een programma leert bij veel herhaling. Een normale gebeurtenis hoeft minder vaak herhaald te worden dan een gebeurtenis op televisie om hetzelfde leereffect te krijgen. Anderson & Pempek geven als oorzaak hiervoor dat kinderen de link nog niet leggen tussen de gebeurtenissen op televisie en de realiteit.
Televisiekijken kan dus zowel een positieve als een negatieve invloed hebben op de taalontwikkeling. Dit hangt af van de leeftijd van het kind, van het programma zelf en van de manier waarop televisie wordt aangeboden.