Dit artikel heeft betrekking op alleenstaande ouders in de bijstand. De afgelopen weken heb ik me verdiept in deze doelgroep en heb ik gekeken hoe deze doelgroep functioneert in de maatschappij. Ik ben gaan kijken naar de problemen die bij deze doelgroep voorkomen, de normen en waarden die een rol spelen en de keuzes die ze maken. Als laatste heb ik me gericht op de sterke en minder sterke kwaliteiten van de doelgroep. Wat ook een belangrijk aspect is in dit document is hoe deze doelgroep kan bijdrage aan de sociale cohesie binnen een wijk.
Ik heb faciliteiten opgezet waar de doelgroep actief in kan gaan deelnemen. Verder heb ik ruimte cq. mogelijkheden gecreëerd om de alleenstaande ouders in de bijstand de mogelijkheid te bieden om weer te kunnen gaan werken, een opleiding te starten dus vrije tijd voor zichzelf te creëren. Er zullen diverse hulpverlenende factoren aanwezig zijn in de wijk en deze zullen allen op een eigen manier de mensen begeleiden en ondersteunen op zowel privé gebied als binnen de sociale cohesie van de wijk.
Dit alles heb ik gedaan met behulp van diverse bronnen. Denk hierbij aan literatuur, internet, interviews en de visies van de verschillende belanghebbenden, maar ook de verschillende invalshoeken waarmee ik naar deze doelgroep heb gekeken.
Aan de hand van al deze informatie heb ik een duidelijker beeld gekregen over deze doelgroep en hebben ik een plan opgesteld over hoe ik als toekomstig Social Worker denk dat ik de sociale cohesie kan verbeteren binnen een wijk en de alleenstaande ouders in de bijstand er baat bij hebben.
Inleiding
Beeldvorming
De FNV Vrouwenbond (n.d.) meld dat in 2001 in Nederland 399.000 eenoudergezinnen waren. Dat is één op de zes gezinnen met kinderen en dit aantal is sindsdien alleen maar gegroeid. In 85% van de eenoudergezinnen is de ouder een vrouw. Een derde van de alleenstaande ouders heeft een bijstandsuitkering en ruim de helft van de eenoudergezinnen leeft onder het sociaal minimum.
Zoals uit het interview (Meijers, persoonlijke mededeling, 2009, 8 oktober) bleek, waren de beelden die de maatschappij schetste over de bevolkingsgroep zeer gevarieerd. Er zijn ouderen, die niet gewend zijn aan het feit dat mensen zo jong trouwen, kinderen krijgen en vervolgens weer gaan scheiden. In hun tijd was dit geen manier van doen. In hun beeld van leven past dit niet.
Daarnaast zijn er ook alleenstaande ouders in de bijstand die door middel van zwart werk genoeg geld verdienen. Zij besparen op deze manier de verzekeringskosten, verdienen meer en krijgen daarnaast ook nog de gewone bijstandsuitkering. Deze kleine groep zorgt er hierdoor voor dat de bevolkingsgroep alleenstaande ouders in de bijstand bevooroordeeld raken. Ook blijkt dat het hierdoor heel veel moeite kost om daadwerkelijk een bijstandsuitkering te verkrijgen. Zo ontstaat er min of meer al een kloof binnen één bevolkingsgroep.
Veel alleenstaande ouders hebben ook nog een schuld van bijvoorbeeld een scheiding of dergelijke. Naar hun mening hebben ze dit zelf niet in de hand en vinden zij geleverde kritiek hierop dan ook onterecht.
Een ander laatste vooroordeel dat er over alleenstaande ouders in de bijstand heerst is het feit dat zij niet goed voor hun kinderen zouden kunnen zorgen. Hun eigen problemen staat een goede opvoeding in de weg. Ook worden problemen vaak op problemen overgegeven en daardoor zouden de kinderen van ouders in de bijstand dan ook probleemkinderen worden.
Ouders in de bijstand vinden deze uitspraken compleet onterecht. ‘Mijn kinderen is het mooiste wat ik heb overgehouden aan mijn huwelijk. Ik zou hun nooit achter stellen, ze komen altijd op de eerste plaats, ook al heb ik niet veel te makken!’
Meijers, persoonlijke mededeling, 2009, 8 oktober
De manier waarop deze misvattingen ontstaan is te verklaren. Enerzijds komt dit tot stand door onwetendheid van mensen, ze praten na wat ze in de wandelgangen hebben horen vallen. Anderzijds speelt ook de media een belangrijke rol hierin. Als alleenstaande ouders in de bijstand in het nieuws komen dan gaat dat vrijwel altijd gepaard met negatieve woordkeuzes als: werkschuw, lui, fraude, profiteurs en meer van dit soort negatieve verklaringen. Ook koppen als ‘Kabinet pakt luie werkloze jongeren (ouders) aan’ of ‘Massale uitkeringsfraude in gemeente X’ zijn niet meer ongewoon in het dagelijks nieuws. Hier wordt dus direct een link gelegd tussen lui en werkeloos, tussen werkeloos en de noodzaak om hun aan te pakken en ook tussen bijstandgerechtigde en mensen die fraude plegen. Een persoonlijk verhaal van ouders die echt in de bijstand leven lees je echter nergens. Een eigen mening of een oprecht interview wordt dus vaak onder stoelen of banken geschoven. Dit trekt naar eigen zeggen te weinig lezers. Want negatieve publiciteit leest eerder dan positieve publiciteit.
(SoZa Leiden, 2003).
Waarden, normen, behoeften, wensen, kwaliteiten van de doelgroep.
De wensen en behoeften die bij alleenstaande ouders veel voorkomen, zijn de sociale contacten. Bij de scheiding van de echtgenote gaan vaker ook vrienden verloren. Vanuit het interview met een alleenstaande ouder in de bijstand bleek dat ze het vrijwilligerswerk in het buurthuis, heel erg fijn vond. In dit buurthuis kwam ze in aanraking met andere mensen en met mensen die in dezelfde situatie zaten. Daarnaast vond ze het ook fijn dat ze kon komen en gaan wanneer ze wilde en niet afhankelijk was van vaste werktijden, wat ze wel zou hebben bij een betaalde baan. (Peeters, persoonlijke mededeling, 8 oktober 2009)
De waarden en normen van deze groep hangen veel samen met het kind of de kinderen. Ze vinden het belangrijk dat ze zelf hun kinderen kunnen opvoeden. Hierdoor is de bijstandsuitkering ook heel belangrijk voor hen. (Peeters, persoonlijke mededeling, 8 oktober 2009)
De wensen en behoeften van deze bevolkingsgroep kunnen botsen met de wensen en belangen van andere bevolkingsgroepen in de wijk. Het komt al eeuwen voor dat verschillende bevolkingsgroepen met elkaar botsen door verschil in cultuur, normen, waarden en religie.
(Bomert, 2004)
Tijdens een interview met dhr. Thijssen, (persoonlijke mededeling, 13 oktober 2009) blijkt dat ouderen veel moeite hebben met de doelgroep alleenstaande ouders in de bijstand. De geïnterviewde is van mening dat er vaak veel te vroeg wordt begonnen aan kinderen. En als de relatie dan stuk loopt, beginnen de problemen. Ze zijn nog jong, hebben (nog) niet veel geld, maar moeten toch voor een kind zorgen. In de tijd dat de geïnterviewde nog jong was, waren deze taferelen helemaal niet aan de orde. Er werd eerst getrouwd en dan pas begon men aan kinderen. De geïnterviewde vindt ook dat er te snel gescheiden wordt. Dit is ook nadelig voor het kind en voor de ouders zelf. Ouderen zijn er niet aan gewend dat er tegenwoordig zo makkelijk getrouwd en gescheiden wordt, want vroeger was scheiden een taboe en bleef men liever maar bij elkaar. Dat is nu wel anders en vele ouderen kunnen daar niet (of moeilijk) mee omgaan.
Ook streng gelovige Christenen kunnen botsen met onze doelgroep, omdat het tegen het geloof is. Christenen geloven in een levenslang huwelijk en geen seks voor het huwelijk. Christenen vinden dat het hun eigen schuld omdat ze zich niet aan de regels van god hebben gehouden. Hieruit volgt dan ook vaak geen hulp, maar minachting vanuit de christenen.
(Morris & Clark, 1987)
Kracht van de doelgroep.
De kwaliteiten van onze doelgroep zijn doorzetten en de wil hebben om te werken. Deze kwaliteiten kunnen we inzetten bij het verbeteren van de sociale cohesie in de wijk. Bijvoorbeeld door de alleenstaande ouder als vrijwilliger in te zetten binnen het buurtcentrum of dergelijke instellingen, zodat de ouder weer langzaam in het werkveld terugkeert. Vanuit hier kan verder gegaan worden met re-integratie programma. Doordat deze ouders vrijwilligerswerk doen bij instellingen binnen de wijk, komen deze ouders met andere wijkbewoners in contact en hieruit kunnen ‘vriendschappen’ ontstaan. Hierdoor kunnen andere wijkbewoners een positiever beeld krijgen over de alleenstaande ouders, omdat ze kunnen zien dat ze toch een wil hebben om te werken. Ook kunnen alleenstaande ouders in de bijstand ingezet worden om jongeren te informeren over de situatie waar de alleenstaande ouders in de bijstand in zitten zodat de jongeren een beeld krijgen over deze situatie en proberen te voorkomen om ook in deze situatie terecht te komen.
(Gelder, 1987, p.117, 173-184, 262)
doelen
doel 1: Opleidingsniveau vergroten.
De ouders kun je de mogelijkheid bieden om hun opleidingsniveau te vergroten door middel van het opzetten van een brede school. Hier worden lessen aangeboden voor verschillende bevolkingsgroepen binnen een wijk. De brede school moet een kinderopvang (kinderen 0-4)en naschoolse opvang (kinderen 4-12) bevatten, zodat de ouders makkelijker tijd kunnen vrijmaken voor zichzelf en de opleidingen.
Het is bewezen dat kinderen beter presteren op een brede school. (Hermans, 2006, pp. 128-140). Daarnaast komt in verschillende onderzoeken terug dat een lage klasse makkelijker in een sociaal isolement terecht komt. Als er dus gewerkt wordt aan een hoger opleidingsniveau, wordt het sociaal isolement teruggedrongen en zullen mensen eerder hun contacten in de buurt uitbreiden. (Naber, 2004)
Een andere rede voor deze keuze van de brede school is dat goed basisonderwijs essentieel is voor een goede ontwikkeling. De alleenstaande ouders in de bijstand hebben volgens onderzoek behoefte aan een baan, hier sluit de brede school ook op aan, want de komst ervan levert veel werkgelegenheid op. Ik heb bewust voor een brede school gekozen, omdat deze scholen een open visie hebben waardoor er kinderen van verschillende godsdiensten naartoe zullen komen. Het is van belang dat de doelgroep ‘alleenstaande ouders in de bijstand’ zich verbonden voelen met de school. Een brede school richt zich ook op het versterken van relaties tussen de school en andere instellingen op het gebied van welzijn, sport en cultuur die in de wijk actief zijn. Dit is positief voor het sociale school klimaat, de sociale cohesie en activiteiten die gericht zijn op opvoedingsondersteuning. (wielders & Smets, 2007, pp. 45)
doel 2: Vrije tijd creëren.
Als alleenstaande ouders vrije tijd willen voor hun eigen ontplooiing is het noodzakelijk dat er een goede vervanging is voor de opvoeding. De alleenstaande ouders kunnen scholing krijgen binnen hun vrije tijd of ruimte krijgen voor te werken. Dit heeft een positieve keerzijde. Dit heeft namelijk op den duur psychologische en financiële winst, waar het kind in meeprofiteert. Het is beter voor het kind om na de uren zonder moeder een opgewekte speelkameraad te hebben dan de hele dag door een irritabele en depressieve moeder.
(Dieleman & Span, 1992, pp. 19)
Door een geregistreerde kinderopvang en buitenschoolse opvang te plaatsen binnen de brede school kunnen we de alleenstaande ouders de mogelijkheid bieden een opleiding te volgen. Door deze kinderopvang krijgen de ouders meer vrije tijd. De alleenstaande ouders kunnen een kinderopvangtoeslag aanvragen. Hiervoor moeten ze wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. Er moeten een of meerdere inwonende kinderen zijn die op hetzelfde adres staan ingeschreven, waarover kinderbijslag ontvangen wordt of er moet per kwartaal minimaal 408 euro uitgegeven worden aan het levensonderhoud van het kind. De kinderopvang moet plaats vinden bij een kinderopvangorganisatie die bij de gemeente is geregistreerd. Het kind waarvoor u kinderopvangtoeslag aanvraagt, zit nog niet op het voortgezet onderwijs. De alleenstaande ouder betaalt de kosten van de kinderopvang. De alleenstaande ouders werkt of krijgt van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) een bijdrage op grond van de Wet Kinderopvang. De alleenstaande ouder heeft de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfsvergunning.
In sommige gevallen kan een alleenstaande ouder kinderopvangtoeslag krijgen en vergoedt de gemeente daarnaast soms een deel van de kosten voor kinderopvang, maar ook hiervoor gelden bepaalde voorwaarden.(Postbus 51 Rijksoverheid, n.d.)
Conclusie
De beeldvorming van de doelgroep is zoals u zelf hebt kunnen lezen niet altijd al te positief, maar ik heb ontdekt dat binnen deze doelgroep heel veel kracht zit. Het zijn mensen waarmee je werkt, mensen die nog allerlei mogelijkheden hebben om hun leven in te vullen. Mensen die willen werken, die willen leren, die nog mogelijkheden genoeg hebben en vooral die mogelijkheden ook graag willen aangrijpen als deze mogelijkheden voor hen verwezenlijkt worden. Deze wil is erg motiverend en op basis daarvan is het van belang het beste voor hen willen bereiken.
Middels een brede school en een buurthuis creëer je plaatsen om deze groep (en niet alleen deze doelgroep) kansen te bieden om hun leven een ander wending te geven. Om via deze wegen weer te participeren in de maatschappij.
Met het buurthuis geven wij vooral onze doelgroep de mogelijkheid om zich te oriënteren op hetgeen allemaal mogelijk is. (denk aan cursussen, opleidingen en andere alternatieven om beter in de maatschappij betrokken te raken) Deze informatie wordt in dit buurthuis allemaal verstrekt. Middels de brede school kunnen deze mogelijkheden verwezenlijkt worden. Ouders in de bijstand kunnen hier hun opleidingsniveau versterken om daarmee sterker in de arbeidsmarkt te komen te staan. Zo kunnen ze beter deelnemen in het werkveld en zo wordt hun kans op een verbetering van hun maatschappelijke positie essentieel vergroot.
Een gedeelte van de succesfactoren heeft een relatie met de doelgroep. Bijvoorbeeld het leveren van inzet en het willen deelnemen aan de arbeidsmarkt. Er moet dus competentie en motivatie vanuit de doelgroep zelf komen. Maar voor een social worker binnen een organisatie ligt er hier natuurlijk een prima taak om deze doelgroep hiervoor gemotiveerd en geprikkeld te krijgen. Onderdeel van deze motivatie en prikkelingen zijn daarom ook de cursussen en de avonden binnen het buurthuis die wij organiseren om uitleg te geven over de verbreding van je leven. Dit kan betrekking hebben op deze doelgroep, maar tevens ook betrekking hebben op andere doelgroepen. Binnen dit projecten kun je dus zorgen voor duidelijke communicatie, zowel intern als naar buiten toe!
Bijlagen
Bijlage 1: Het buurthuis
We hebben voor het buurtcentrum gekozen omdat hier alle bevolkings- en leeftijdsgroepen bij elkaar kunnen komen en zo met elkaar in contact komen. Dit doorbreekt het sociale isolement tussen de groepen. (Verham, 1998, pp. 42 + 43)
We hebben een grote diversiteit aan voorzieningen uitgezocht, om ervoor te zorgen dat er voor ieder wat wils bijzit.
Feestzaal
We hebben voor een feestzaal gekozen om hier feesten te geven voor alle wijkbewoners. In de feestzaal worden ook nog andere activiteiten georganiseerd voor andere doelgroepen. Zoals spellenmiddag, disco-avond, dartstoernooi en bingoavond. Voor bepaalde activiteiten kan ook gebruik gemaakt worden van de sportzaal bij de brede school. Zoals streetdance, zumba en kickboksen.
Verschillende lokalen voor diverse cursussen
We vinden het belangrijk dat verschillende cursussen aangeboden worden voor onze doelgroep zoals een computercursus, taalcursus, omgaan met geld, huiswerkbegeleiding, assertiviteitscursus, sollicitatiecursus en opvoedingscursus.
Ook willen we informatie-avonden aanbieden. We vinden dit heel belangrijk omdat zo ook sociale contacten gelegd kunnen worden en ook zo de mogelijkheid krijgen om zich verder te ontwikkelen. We denken aan informatie-avonden over de brede school, het buurthuis en wijk-aanspreekpunten.
Open keuken
De bedoeling van deze open keuken is dat hier kooklessen gegeven worden. Mensen met verschillende culturen krijgen hierdoor de mogelijkheid om een stukje van hun cultuur te laten zien. Zo kan men een stukje van een andere cultuur proeven. Het zou bovendien ook mogelijk zijn dat de mensen,jong en oud, uit de buurt bijvoorbeeld één keer in de week voor andere mensen koken die hier behoefte aan hebben zoals de dak- en thuis-lozen of de verslaafden. Hierdoor laten de mensen een positieve kant van zichzelf zien, wat anderen (de mensen die van dit diner gebruik zullen maken) erg zullen waarderen.
Het jeugdhonk
In het jeugdhonk hebben de jongeren de mogelijk om zichzelf te zijn. Het is onze bedoeling dat de jongeren dit zelf mede gaan inrichten, dat ze dit honk ‘eigen’ maken. Hierbij denken we aan verven, graffiti, posters etc. Hier zijn ze onder begeleiding van een social worker. Zo hebben ze een plek waar ze op zichzelf zijn. Bovendien leren ze zo samenwerken en rekening met elkaar te houden.
De Kinderhoek.
Het doel van de kinderhoek is om de kinderen met elkaar te laten spelen, zo leren de kinderen zich aan te passen aan andere, samen luisteren, samen praten en denken, dit is ook een vorm van opvoeden. Een ander doel van de kinderkamer is om de kinderen hier op te vangen als de alleenstaande ouder deelneemt aan een activiteit/cursus binnen het buurthuis. (Singer, 1993, pp. 10+11). Het is belangrijk dat kinderen onder begeleiding staan van een pedagogisch medewerk(st)er.
Personen/deskundigen die aanwezig moeten zijn in het buurthuis:
Maatschappelijk werker
Wij vinden het belangrijk dat de mensen met problemen naar een maatschappelijk werker kunnen. De maatschappelijk werker kan de mensen ondersteunen en begeleiden bij het omgaan met hun problemen of het veranderen van hun huidige leefsituatie. De maatschappelijk werker biedt een luisterend oor waar de buurtbewoners hun verhaal kwijt kunnen. (Jagt, 2006, pp.38+39)
Cultureel maatschappelijk agoog (CMA’er)
De cultureel maatschappelijk agoog biedt professionele ondersteuning bij activiteiten die de bewoners van de wijk organiseren voor het buurthuis.(Hens & Geomini ,1996, pp. 19)
Financieel adviseur
De financiële situatie is voor de alleenstaande ouder in de bijstand de grootste last. De bijstand die ze krijgen is vooral voor de primaire levensbehoeften, maar wat ze vaak niet weten is dat ze soms op nog andere vlakken geld kunnen krijgen. De financieel adviseur zou daar met deze mensen naar kunnen kijken. Ook zou hij de mensen kunnen helpen door middel van budgettering, ze zouden dan samen naar de huidige financiële situatie kunnen kijken en kunnen kijken op welk vlak de ouder bijvoorbeeld nog geld kan sparen etc. Het is de bedoeling dat de financieel adviseur één vaste dag in de week op een vast tijdstip een aantal uren in de week hier in het buurthuis aanwezig is. Het is namelijk voor de mensen belangrijk dat ze precies weten waar en wanneer ze bij deze adviseur terecht kunnen.
(UWV, 2009)
Bijlage 2: De brede school
We hebben voor een brede school gekozen omdat hier alle faciliteiten aanwezig zijn voor goed basisonderwijs. Ook biedt de komst van een brede school werkplekken. Onze doelgroep zou hiervoor in aanmerking kunnen komen.
Een basisschool
Vanzelfsprekend moet er in de brede school een openbare basisschool aanwezig zijn. Het is namelijk de bedoeling dat kinderen van verschillende achtergronden met elkaar in contact komen. De basis voor deze scholen is een open visie, dus zonder levensbeschouwelijke grondslag. Hierdoor zullen er eerder kinderen met verschillende godsdiensten hiernaartoe komen.
(bron openbare basisschool?)
Een kinderopvangWij vinden het belangrijk dat er een kinderopvang/crèche aanwezig is. Hier kunnen de kinderen dagelijks naartoe totdat ze naar de basisschool kunnen. Dit is voor ouders en dan met name de alleenstaande ouders (in de bijstand) van groot belang. Als hun jonge kinderen naar de opvang gaan, hoeven de ouders zich hier geen zorgen meer om te maken en kunnen ze op zoek gaan naar een baan. Het is ook mogelijk voor deze mensen om aan een eventuele omscholing deel te nemen om zo hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.
Doordat de kinderen naar de opvang gaan, komen niet alleen zij, maar ook de ouders in contact met andere mensen.
Een buitenschoolse opvang
De kinderen die op de basisschool zitten kunnen hier na school terecht. Onder de buitenschoolse opvang vallen de voor- en naschoolse opvang. Daarbij moet men denken aan activiteiten die het onderwijs ondersteunen zoals taallessen, maar ook aan activiteiten die iets extra’s bieden buiten school om zoals muziek of sport. Uiteraard moeten hier opgeleide begeleiders bij aanwezig zijn. Net als bij de kinderopvang is het de bedoeling dat de (alleenstaande) ouders zo een betere balans kunnen vinden tussen hun werk en de opvoeding van hun kinderen.
(SZW, 2007)
Gymzaal
We hebben gekozen voor een gymzaal omdat er in een wijk veel mensen wonen met gezondheidsproblemen waarbij overgewicht een belangrijk probleem is. (Lamers & Mennen & Linssen & Nijhof & Jong, 2009, p.5). In de gymzaal kunnen ze met allerlei verschillende sporten en spellen meedoen. Belangrijk is dat de bewoners en deelnemers zelf ook spellen gaan bedenken en deze gaan organiseren. Als ze dit met een groep doen, moeten deze mensen met elkaar samenwerken en leren ze elkaar kennen. Dan zien ze wat ze samen kunnen bereiken.
Visie van de bevolkingsgroep (over werk)‘Naast scholingsbehoeften hebben de werkende alleenstaande ouders ook behoefte aan veranderingen die samenhangen met de aard van hun huidige baan of met hun werktijden. 40% van de veranderingswensen heeft betrekking op deze behoeften. Opvallend is ook weer dat een op de acht veranderingswensen betrekking heeft op de behoefte (weer) een baan op eigen opleidingsniveau te hebben. Deze ouders zeggen dat ze op het moment onder hun niveau werken omdat zo’n baan hen gemakkelijker afgaat en beter te combineren is met de zorg voor de kinderen.’ (van Wel. & Knijn 2000 pp. 69)
Bijlage 3
Verdere uitleg kinderopvang toeslag
In sommige gevallen kan een alleenstaande ouder kinderopvangtoeslag krijgen en vergoedt de gemeente daarnaast soms een deel van de kosten voor kinderopvang, maar ook hiervoor gelden bepaalde voorwaarden:
De alleenstaande ouder is jonger dan 18 jaar, krijgt bijstand en volgt een opleiding. De alleenstaande ouder krijgt geen uitkering, maar staat als werkzoekende geregistreerd bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en volgt een re-integratietraject. De alleenstaande ouder volgt een inburgeringtraject op grond van de Wet inburgering. Of de alleenstaande ouder is student en zit in Nederland op het vmbo, de havo, het vwo of het mbo of u volgt een bachelor- of een masteropleiding, beroepsonderwijs bij een Regionaal Opleidingencentrum (ROC) of een opleiding Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Vavo). Als u op een ander type school zit, kunt u alleen kinderopvangtoeslag krijgen als u bent ingeschreven bij een instelling die een opleiding verzorgt waarvoor u studiefinanciering of een tegemoetkoming in de studiekosten krijgt. Het maakt voor de kinderopvangtoeslag niet uit of u een voltijdopleiding of een deeltijdopleiding volgt.
Omdat men in bovenstaande gevallen geen werkgeversbijdrage krijgt, kan de gemeente een zesde deel van de kosten voor kinderopvang vergoeden. De gemeente betaalt niet altijd (volledig) mee. Dit hangt af van de voorwaarde van de betreffende gemeente. Als de gemeente wel mee betaalt, krijgt men de vergoeding rechtstreeks van de gemeente. De vergoeding moet opgeven worden aan de Belastingdienst, tenzij deze 3,5 procent van de kosten of minder is. Ook als men werkt, maar nog niet genoeg verdient om uit de bijstand te komen, vergoedt de gemeente soms een deel van de kosten voor kinderopvang.
Een werkende alleenstaand ouder, krijgt evenveel kinderopvangtoeslag als een gezin met twee werkende ouders. De werkgever betaalt via de Belastingdienst een zesde deel mee aan de kinderopvang. Het andere zesde deel wordt door de Belastingdienst vergoed. Wanneer men gescheiden is en de ouder en ex-partner verzorgen uw kind als co-ouders, dan heeft u recht op kinderopvangtoeslag. Het kind moet dan wel in ieder geval drie dagen per week bij de ouder wonen en drie dagen per week bij de ex-partner. Elke ouder vraagt dan de toeslag aan voor zijn eigen deel van de kosten.
Bronnenlijst:
Bomert, B. (2004). Minderheden en conflicten. Geraadpleegd op 26 oktober 2009 op het World Wide Web: http://www.cmo.nl/conflictenbank/?Minderheden_%26amp%3B_Conflicten#wanneer
Dieleman, A.J & Span, P. (1992). Pedagogiek van de levensloop. De tijdstroom.
FNV Vrouwenbond, n.d., Meldpunt bijstand en studie, Geraadpleegd op 19 oktober 2009 op het World Wide Web: http://www.fnvvrouwenbond.nl/activiteit/111.
Gelder, K. van. (1987). Alleen zorgen, een onderzoek naar het functioneren van één ouder gezinnen. Den Haag: NIMAWO.
Hens, H. & Geomini, M. (1996) Beroepsdomeinprofiel. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn.
Hermans, J. (2006). Verbetert de Brede School het functioneren in school?. kind en adolescent review, 13(1), 128-140
Jagt, N. (2006). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers.
Lamers, C. & Mennen, J. & Linssen, M. & Nijhof, W & Jong, de, C. (2009). Module werkboek van Overbeek naar In ’t veld. Hogeschool Zuyd.
Moris, H & Clark, M. (1987). Onder welke voorwaarden mag een christen (echt-)scheiden en hertrouwen? Geraadpleegd op 1 november 2009 op het World Wide Web: http://www.christiananswers.net/dutch/q-eden/edn-f004d.html
Naber, P. (2004). Vriendschap en sociale cohesie. De rol van leeftijdgenoten in de opvoeding van jeugd. Geraadpleegd op 23 oktober 2009 op het World Wide Web: http://www.kenniskringjeugd.nl/Producten/inauguratiebrochurePaulineNaber.pdf
Postbus 51 Rijksoverheid, n.d., Wanneer heb ik recht op kinderopvangtoeslag?, Geraadpleegd op 23 oktober 2009 op het World Wide Web: http://www.postbus51.nl/nl/home/themas/belastingen-uitkeringen-en-toeslagen/toeslagen/kinderopvangtoeslag/wanneer-heb-ik-recht-op-kinderopvangtoeslag.html#anchor-paragraph03.
Singer, E. (1993). Kinderopvang goed of slecht?. Utrecht: Uitgeverij SWP
SoZa Leiden, 2003, Stigmatisering van uitkeringsgerechtigden, Geraadpleegd op 19 oktober 2009 op het World Wide Web: http://www.clientenraad-leiden.nl/paginas/archief/vitstad.pdf.
SZW. (2007). Buitenschoolse opvang voor kinderen van de basisschool. Geraadpleegd op 19 oktober 2009 op het World Wide Web: http://www.minocw.nl/documenten/NieuwsbriefBuitenschoolseOpvang.pdf
UWV. (2009). Definitie financieel adviseur. Geraadpleegd op 29 oktober 2009 op het World Wide Web: https://www.werk.nl/portal/page/portal/werk_nl/werknemer/meer_weten/werktraject/beroepen_gericht_zoeken/zoekresultaat/beroepsdetail?1=1&occupationID=1000402469
Verham, J. (1998). Mariaberg buurt en buurtcentrum. Maastricht: gemeente Maastricht & stichting trajekt.
Wel, F. van & Knijn, T. (2000). Alleenstaande ouders over zorgen en werken. Den Haag: Elseviers bedrijfsinformatie.
Wielders, J. & Smets, J. (2007, april). Argumenten die tellen. Geraadpleegd op 25 oktober 2009 op het World Wide Web: http://www.bredeschool.nl/fileadmin/PDF/2007-06-03__Argumenten_die_tellen1.pdf