Ik heb ooit eens, door omstandigheden, een aantal dagen bij een primitieve Afrikaanse stam gebivakkeerd. Daar heb ik geleerd waar je gratis diamanten kunt vinden. Na een paar dagen werd ik gelukkig gevonden en werd ik weer naar huis gebracht. Ik ben die paar dagen nooit vergeten en weet ook nog precies waar je die gratis diamanten kunt vinden.
Hoe ik bij een primitieve Afrikaanse stam belandde:
Het was op vakantie in Afrika toen ik met mijn vriend een excursie had geboekt naar de binnenlanden van Afrika. We vertrokken ’s morgens vroeg omdat dan de leeuwen en andere interessante dieren het actiefst zijn. We genoten met volle teugen en binnen een uur hadden we de big five al gezien. We hadden proviand mee voor een week dus we reden heel ver de bush in. De derde dag waren we echt in de middle of nowhere beland. We zagen echt de mooiste en de zeldzaamste dieren. Die middag troffen we iets verschrikkelijks aan. Op deze afgelegen plek vonden we een waar olifanten kerkhof. Je kon echter meteen zien dat ze geen natuurlijke dood waren gestorven. Geen van de olifanten had namelijk zijn slagtanden nog en bij heel veel zaten er kogelgaten in hun schedel. Aan het einde van deze vreselijke plek lagen een vijftigtal pas gedode bloederige olifanten. Ik voelde dat ik braken moest en vroeg de chauffeur of hij even wilde stoppen. Ik sprong uit de auto en rende het struikgewas in om te braken. Al kokhalzend struikelde ik over een boomwortel en viel met mijn hoofd tegen een rotsblok.
Toen ik weer bij kwam was het al donker. Het duurde even voor ik wist waar ik was maar toen ik bij het schijnsel van de maan de olifanten skeletten zag liggen drong de situatie tot me door. Even verderop zag ik de gloed van een smeulend vuur dus liep ik daar maar naar toe. Toen ik bij het smeulende vuur was aangekomen zag ik tot mijn ontsteltenis dat het de uitgebrandde landrover van het excursie bedrijf was. Een eindje verderop zag ik nog een vuur maar daar zaten een aantal mannen omheen. De angst sloeg me om het hart en ik zette het op een lopen in de richting van waar we eerder die dag vandaan waren gekomen. Door de moed der wanhoop gedreven rende en (op den duur) strompelde ik maar door. Toen het licht werd verstopte ik me een eind van de weg af in het dichte struikgewas en viel als een blok in slaap.
Om een uur of een ’s middags werd ik wakker door een vriendelijke stem. Toch schrok ik behoorlijk toen ik zag dat ik omringt was door een tiental naakte zwarte mannen. Ze zagen dat ik schrok en probeerden me gerust te stellen door mij een leren zak water aan te reiken. Ik pakte de zak aan want ik scheurde van de dorst. Daarna boden ze me nog een stuk van een soort wortel aan. Toen ik die op had gebaarde ze me om met ze mee te gaan. We liepen de hele middag door waarbij de mannen goed op mij lette en af en toe iets tegen elkaar zeiden. Toen het weer donker werd maakten de mannen een kamp op voor de nacht. Na het avondeten zaten we om het vuur en probeerden de mannen een gesprek met mij te voeren. Ze spraken echter geen woord Engels of Frans of zo dus het bleef bij knikken en glimlachen.
De volgende dag vertrokken we weer voor dag en dauw. We liepen een heel eind en ’s middags tegen vieren zagen we in de verte hun dorpje dat bestond uit een tiental lemen hutten en een veekraal. Het was al maanden gortdroog maar toch leek het van een afstand al of er dikke druppels water op de muren van de lemen hutten schitterden. Toen we een kwartier later het dorpje bereikt hadden zag ik meteen dat het geen druppels water waren maar schitterende stenen die in de muren zaten geplakt. Ik werd heel gastvrij ontvangen en probeerde er het beste van te maken. Natuurlijk probeerde ik ze uit te leggen dat ik terug wilde naar huis maar dat viel niet mee. Ik doodde de tijd met het zoeken naar een paar van die schitterende stenen tot er de derde dag opeens twee stamleden aan kwamen rennen en gebaarde dat ik mee moest komen. We renden en renden tot we een paar kilometer van het dorp op een kleine hoogvlakte waren. Eenmaal daar aan gekomen zag ik daar een klein vliegtuigje staan met draaiende moter, ik rende er schreeuwend en zwaaiend heen. De twee piloten keken gelukkig meteen op en zwaaiden uitgelaten naar me. Toen ik dichterbij kwam herkende ik de eigenaar van het excursie bedrijf. Wat was ik blij! Bij het vliegtuig aangekomen greep de man opgelucht mijn hand. Toen ik hem aan mijn metgezellen wilde voorstellen bleken deze in geen velden of wegen te bekennen.
De eigenaar van het excursie bedrijf gunde me geen tijd om iets uit te leggen want hij trok me meteen het vliegtuig in om zo snel mogelijk te kunnen op stijgen. Eenmaal in de lucht tuurde ik naar beneden om te zien of ik de mannen die mij uit de bush gered hadden nog kon zien. Een paar uur later zette de eigenaar van het excursiebedrijf me af bij mijn hotel met het advies om me even wat op te frissen en wat te eten. Hij zou me over een uurtje oppikken om samen naar de politie te gaan om te horen of er al nieuws was van mijn vriend en onze gids. Als een zombie sjokte ik naar mijn kamer en toen ik mijn sleutelkaart wilde pakken voelde ik de stenen in mijn zak.
Het bezoek aan het politiebureau was een ramp. Ze hadden de uitgebrandde Landrover wel gevonden maar van mijn vriend en de gids was geen spoor te bekennen. Ze vreesden het ergste. Ik ben nog een week gebleven maar ben uiteindelijk toch maar naar huis gevlogen omdat ik gek werd in een vreemd land zonder mijn familie en vrienden. Eenmaal thuis drong het echt goed tot me door, ik zou mijn vriend nooit meer zien. De stenen uit het dorpje die ik in mijn zak had meegenomen bleken ruwe diamanten te zijn. Ik heb ze verkocht voor 218.000 euro en besloot het geld te gebruiken om, hoe dan ook, mijn vriend terug te vinden.