Vliegen is tegenwoordig een zeer bekend en algemeen fenomeen. Het is een van de veiligste en snelste manieren om van A naar B te komen. Het is dan ook een zeer populair vervoersmiddel, zeker nu het door onderlinge concurrerende vliegmaatschappijen steeds goedkoper word. Wat in deze tijd een vrij normaal vervoersmiddel is was nog niet zo lang geleden alleen voor de elite beschikbaar.
Lang geleden wilden de eerste mensen al vliegen. Er is zelfs een mythe uit de oudheid die van Daedalus en Icarus. Dit waren twee Grieken die van het eiland Kreta wilden ontsnappen. Daarom hadden zij vleugels van veren en was gemaakt. Icarus vloog te hoog. Omdat hij te hoog vloog smolt de was van de vleugels en stortte hij neer. Daedalus vloog lager en landde uiteindelijk op Sicilië.
Echt vliegen lukte pas rond 1800 in een heteluchtballon. Later, op 17 december 1903 gingen er twee mensen in een zelfgemaakt vliegtuig voor het eerst echt vliegen. Dat waren Orville en Wilbur Wright (de gebroeders Wright). Dit waren de allereerste mensen die met een motorisch vliegtuig hebben gevlogen. Ze vlogen 3 meter hoog en 45 meter ver en bleven 12 seconden lang in de lucht. Het toestel bleef in de lucht op eigen kracht en het kon door een piloot bestuurd worden.
Vliegtuigen bestaan uit de volgende onderdelen: een romp, twee hoofdvleugels, een hoofdlandingsgestel dat uit 4 delen met elk 4 wielen bestaat, een neuswiel, een richtingroer, een hoogte roer en een staart. Wanneer een vliegtuig gaat vliegen zijn er vier krachten nodig; lift, zwaartekracht, stuwkracht en luchtweerstand. Lift is een opwaartse kracht, luchtweerstand ontstaat als er lucht over het hele vliegtuig stroomt.
De vier krachten werken in paren. Lift(A) werkt samen met de zwaartekracht(D) en stuwkracht(B) samen met de luchtweerstand(C). Een vliegtuig kan alleen vliegen wanneer de lift sterker is dan de zwaartekracht en waneer de stuwkracht sterker is dan de luchtweerstand.
Vliegtuigen vliegen over luchtcorridors, dat zijn een soort onzichtbare snelwegen. Verkeersleiders weten precies waar een vliegtuig is. Dat komt omdat er een radar in elk vliegtuig zit. Een radar is een apparaat waarmee je kan zien waar een vliegtuig op dit moment is. Verkeersleiders kunnen eveneens zien hoe hoog een vliegtuig vliegt en waar een vliegtuig heen gaat. Er zit ook een groot verschil in de plaatsen in een vliegtuig daarom is het handig van tevoren aan te geven welke stoel je in het vliegtuig wilt.
Een luchtverkeersleider zorgt ervoor dat de piloot, die het vliegtuig bestuurt, instructies krijgt zodat de piloot weet wat voor weer op komst is en de kracht van de wind. Verder geeft een luchtverkeersleider nog de informatie over het startend verkeer en de toestand op de landingsbaan.