blog placeholder

Een onnodig “afscheidskaartje” van de Russen kon je zeggen. Op het scheiden van de markt had dat gemakkelijk anders afgehandeld kunnen worden. De spreekwoordelijke Russische onverschilligheid deed aan de oostkant van dit reusachtige land toen nog altijd opgang. Veranderingen gingen nu eenmaal traag en zeker in Rusland. Misschien ging ook de vermoeidheid parten spelen. Na 6 dagen onafgebroken in de trein te hebben gezeten ontstond irritatie vrij gemakkelijk. Ook wagonbeheerders leken het zo langzamerhand welletjes te vinden en waren ineens een toonbeeld van ongeliktheid.  Het leek wel alsof de wetten van betamelijkheid hier aan de grens met China ophielden en toch al flinterdunne conventies gaande de reis door dit onmetelijke land waren bedolven geraakt. Een oud Russisch stereotype stak ineens de kop op in botte arrogantie van de Russiesche  bureaucratie hier ter plaatse. Zelfs de accordeonvirtuoze Provodnik, die toezag op het wel en wee in de trein, zag er de lol niet meer van in en liep somber en in zichzelf mompelend door het gangpad achter zijn vlijmscherpe snorretje aan, licht voorover gebogen, het vaalgrijze uniformjasje achteloos open.

Rond 4 uur ’s middags waren we aan de grens met China gearriveerd.                              Omdat het wisselen van de wielstellen een langdurige operatie ging worden, verzocht de Babushka ons onze jassen aan te trekken en buiten op het perron te wachten. Het wisselen van wielstellen gebeurde in een grote werkhal verderop. Een rangeerloc werd aangekoppeld en reed de treinwagons erheen. We verlieten de trein en wandelden het perron op van het plaatselijk station. In het stationsgebouw liep ik de hal binnen. Gesloten voor zich uitstarende bezoekers zaten hier zwijgend te wachten op een ronde bank met opzichtige spiegel die in het midden van de hal stond opgesteld. Op de wanden waren monumentale voorstellingen geschilderd, zoals gebruikelijker in sommige Latijns Amerikaanse landen.          Er was ook een tussenverdieping die vreemd in de ruimte “zweefde” en rustte op uit de toon vallende pompeuze pilaren. Direct bij binnenkomst had je rechts een aparte wachtkamer.  Al net zo’n aftands sombere ruimte met banken tegen de muur. Pal tegenover de ingang van de hal bevond zich een staatswinkeltje waar je Russische snuisterijen kon kopen.Tigo kocht er een knots van een zakhorloge met ketting. Remakes met CCCP embleem aan een kant, aan de andere kant een gedenkteken van de Grote Vaderlandse Oorlog 41-45. Het was opvallend dat deze kettingklokken juist hier werden verkocht. Waarschijnlijk had het te maken met het feit dat we ons in een garnizoensplaats bevonden aan de grens met China. Want gedenktekens aan de Grote Oorlog waren er hier meer. Zoals een oude tank die op een talud pal voor de ingang van het stationsgebouw was geplaatst, ter nagedachtenis aan hen die vielen in de strijd. Links van dit monument was een grote wandschildering aangebracht die er ook aan was gewijd, want ik onderscheidde de jaartallen 41-45 temidden van een gedenktekst in Russisch schrift. In de buurt van het monument hingen groepjes militairen rond. Aan de platte petten te zien waren het jonge officieren. Opvallend grote platte petten die achteloos op het acherthoofd waren geschoven. 

Op het spooremplacement zocht een verloren gelopen koe tussen de rails naar iets van haar gading. Niemand die er ook maar enige notie van scheen te nemen. Voor de werkhal werden intussen de treinwagons een voor een opgekrikt waarna de wielstellen er onderuit werden gereden. Met een hijsbrug werden ze vervolgens van de rails getild en naast de wagon geplaatst, waarna de geschikte onderstellen door dezelfde kraan werden aangevoerd en op hun plaats gebracht. Rusland had een van het Westen afwijkende spoorbreedte. Dat was ooit door Stalin nog zo bepaald, omdat die vreesde dat bij een mogelijke invasie aanvalstroepen uit het Westen van het spoor gebruik konden maken en in een keer zouden doorstoten naar Moskou.

In de werkplaats liepen tussen de wagons met vuil en vet besmeurde monteurs rond. Het was hier als in Brest in Wit Rusland – waar bij binnenkomst hetzelfde met de treinstellen was gebeurd. Monteurs reden de zware onderstellen onder de wagons uit en de per kraan aangevoerde nieuwe stellen er direct weer onder. Dan werd de wagon langzaam naar beneden getakeld en er weer opgezet. Behoedzaam manoeuvrerend liet men het gevaarte zakken. De accu’s die onder de wagons waren geplaatst voor stroomvoorziening werden met water bijgevuld, evenals de watertanks. Als zich maar even de gelegenheid voordeed ging een monteur ergens zitten uitrusten. Daar was alle gelegenheid voor trouwens, want veel voortgang in de ombouw en afwerking van de  treinstellen zat er op het oog niet in. De apparatuur waarvan gebruik werd gemaakt was oud en slecht onderhouden. Zelfs een nagenoeg nieuwe Toyota Carrier, zowat het enige niet Russische in de hal, zag er al even smerig en gebutst uit als de rest van het materiaal. Langs het perron lagen half afgebouwde werkplaatsjes en gebouwtjes waarvan onduidelijk was wat er zich in afspeelde. Eenzelfde soort rommel en slordige staat van onderhoud als nagenoeg alle gebouwtjes in de omgeving.

In het stationsgebouw was ook een restaurant gevestigd. Er hing een dikke blauwe walm van slecht afgevoerde rookgassen. Tenminste wees dit erop dat er kon worden gegeten. Ook hier werd door wachtende reizigers vooral lusteloos en somber rondgekeken. Misschien ging het om een hardnekkige “gewoonte” uit voorbije tijden, toen de onderlinge conversatie in Rusland vooral fluisterend moest worden uitgesproken. In elk geval viel het op. De vijand luisterde immers mee ….. en dat zat er jarenlang ingebakken. Het schouwspel zorgde als een “echo” uit voorbije dagen nog voor dezelfde naargeestige, dichtgetimmerde stemming, die niet eens zo lang geleden vanzelfsprekend moest zijn geweest. Dagen dat vrijmoedig spreken ongezond voor je had kunnen zijn.

Naast het gebouw van de stationshal koesterde een pleintje zich in de schrale middagzon. Omdat het zo zonnig was viel het behoorlijk it de toon met alles wat ik zojuist binnen had gezien. Het was een verademing om er na een kennismaking met de stationshal terug te keren. Op het torentje van het stationsgebouw preikte nog het CCCP embleem van Sovjet Rusland. Op en om het pleintje hingen reizende Russen en buitenlanders rond of hadden een plaatsje gevonden op een van de banken die langs de wandelpaden waren geplaatst. Ook hier werd op de terugkeer van de treinstellen uit de werkplaats gewacht. Overal op het perron waren reistassen en rugzakken tegen elkaar gestapeld. Na ongeveer twee uur wachten was de operatie achter de rug en kwam de trein langzaam uit de hal te voorschijn, de richting in van het perron naast het stationsgebouw. Reizigers kwamen tevoorschijn en maakten zich gereed om weer in te stappen.

Voor zover de verwachting was dat daarmee het wachten achter de rug was, kwamen de gehaast toegestroomde reizigers bedrogen uit.  Want nog maar net nadat iedereen zijn plaats in de coupe weer had ingenomen meldde de Russische Douanepolitie zich. Dit keer werd naar paspoorten gevraagd en documenten waarop had moeten worden aangegeven hoeveel roebels waren gewisseld en wat daarvan was overgebleven. Wanneer niet alles correct was ingevuld, kreeg de betrokkene te maken met een druk opspelende jonge vrouwelijke douanier die haar werk ineens ongewoon serieus leek te nemen. Bovendien werden ook de trein en het compartiment en alle bagage nauwgezet geinspecteerd. Deze wat overdreven ijver op het allerlaatste moment verbaasde iedereen eigenlijk, want het was de enige keer tijdens de hele rit door Rusland dat er in de trein iets werd gecontrolleerd. Het gevolg ervan was wel dat we nog meer dan anderhalf uur zo bleven staan. Al die tijd gebeurde er niets. Af en toe passeerde een militair. Alles versterkte het gevoel van desolaatheid.        Buiten was het intussen donker geworden. Het lange wachten maakte de stemming van de passagiers er niet beter op. Iedereen in de wagon vervloekte de Russen en hun stupide bureaucratie die op het oog nergens toe diende en alleen voor ergernis zorgde, heel veel ergernis. In deze verre uithoek van het land werd vasthouden aan oude procedures blijkbaar nog als heilig beschouwd. Of iets waarmee het gezag zich kon laten gelden. Intimiderend was het overigens al lang niet meer. Helaas zou het ’t beeld waarmee we Rusland verlieten er niet van opvrolijken.

Tenslotte na een wachttijd waaraan geen eind leek te komen zette de trein zich aarzelend en uiterst traag in beweging. Alsof het vertrek aan ieders aandacht moest ontsnappen. In een uiterst kalm gangetje reden we over het spoorwegemplacement. Een daar wandelende, nonchalant geklede militair, klein en gezet, had net een sigaret opgestoken met een aansteker die hem vanuit een open raam van een van de wagons was toegegooid. Even aarzelde hij zichtbaar met het teruggeven ervan. Met gebaren probeerde hij duidelijk te maken dat hij het apparaatje wilde houden. Daar werd duidelijk geen prijs op gesteld. Want met zichtbare tegenzin gooide hij het ding terug het geopende raam in. Even liep hij met de langzaam voorbijglijdende trein op, een grote herdershond voor zich uitrennend, de pet nonchalant op het achterhoofd.  Het was een armzalig gevoel waarmee we tenslotte Rusland verlieten, op weg naar China…..