In dit deel meer informatie over het gebruik van aanwijzende voornaamwoorden in het Noors…
Aanwijzende voornaamwoorden
De naam zegt het eigenlijk al: aanwijzende voornaamwoorden zijn woorden die ergens naar verwijzen. Als je een aanwijzende voornaamwoord gebruikt in een zin, dan ga je er vanuit dat die andere persoon weet over wie of wat je het hebt:
- Zie je die fiets? (je gaat er vanuit dat de ander die fiets ook kan zien)
- Ik had vroeger een kat en die was helemaal gek (je verwijst terug naar “een kat”)
- Dit soort auto’s rijd heel hard
- Mag ik deze taarten ook gratis meenemen
Aanwijzende voornaamwoorden in het Noors
De aanwijzende voornaamwoorden in het Noors zijn een vak apart. De aanwijzende voornaamwoorden worden in het Noors namelijk meegebogen met de zelfstandige naamwoorden waarnaar ze verwijzen (dus zowel in aantal als in geslacht). Daarbij kunnen dezelfde woorden die als aanwijzende voornaamwoorden gebruikt worden, ook nog eens gebruikt worden voor andere grammitcale constructies (maar geen paniek, deze constructies doe als Nederlander vaak al op gevoel goed)…
We beginnen maar met de meest makkelijk constructie, namelijk de normale aanwijzende voornaamwoorden. In het Noors worden de volgende aanwijzende voornaamwoorden gebruikt
- mannelijk of vrouwelijk enkelvoud: den
- onzijdig enkelvoud: det
- meervoud (ongeacht geslacht): disse
Een paarvoorbeelden:
- Ik heb een hond, die heet Fikkie, ik vind die (hem) lief = Jeg har en hund, den heter Fikkie. Jeg liker den
- Van wie is deze stoel? Die is van mij = Hvem eier denne stolen? Den er min
- Zij verkopen het huis, het is te oud = De selger huset, det er for gammelt
- Deze boeken zijn saai = Disse bøker er kjedelige
Zoals je ziet wordt er bij het tweede voorbeeld een extra aanwijzende voornaamwoord gebruikt; namelijk denne.
Denne/dette en disse:
Als je een woord extra wil benadrukken, dan gebruik je denne/dette of disse voor het woord dat je wilt benadruken (in het Nederlands vergelijkbaar met die/dat of deze).
- denne gebruik je bij woorden in het enkelvoud die mannelijk of vrouwelijk zijn
- dette gebruik je bij onzijdige woorden in het enkelvoud
- disse bij alle woorden in het meervoud
Denne en dette worden in tegenstelling tot den en det ALTIJD gebruikt in combinatie met het woord waarnaar ze verwijzen:
- Dit boek is van mij, maar jij mag hem lenen = Denne boken er min, men du får låne den
- Deze huizen zijn mooi = Disse hus er pene
- Dat huis is lelijk, wat vind jij van daarvan? = Dette huset er stygt, hva synes du om det
Gedwongen onderwerp
Het Noors heeft net als het Nederlands ALTIJD een onderwerp in IEDERE zin (afgezien van bevelen zoals kom!, blijf staan!). In het Nederlands wordt daarom nogal eens het woordje het gebruikt (het is mooi weer, het is weer te gek voor woorden), in het Noors gebruik je daarvoor det.
- Het is vandaag mooi weer = Det er fint vær i dag
- Voorbereiding is belangrijk, je dat begrijp ik = Forberedelsen er viktig, je det skjønner jeg
- Ik hoop het = jeg håper det
Dit leidt soms tot wat verwarrende zinsconstructies zoals:
- Wat is dat? Het is een fles = Hva er det? Den er en flaske
Het woordje den verwijst hier naar de fles, terwijl het det gebruikt wordt als “gedwongen onderwerp”. Nog een paar voorbeelden:
- Je hebt een fiets nodig, dat weet ik = Du trenger en sykkel, det vet jeg
- Je hebt deze fiets nodig, dat weet ik = Du trenger denne sykkelen, det vet jeg
- Je hebt deze fiets nodig, die heb ik = Du trenger denne sykkelen, den har jeg
- Deze huizen zijn lelijk, dat vind ik ook = Disse hus er stygge, det synes jeg og
- Die huizen zijn lelijk, ik vind deze huizen ook lelijk = De husene er stygge, jeg synes at disse husene er like stygge
- Dat is mijn man: Det er mannen min
- Dat is mijn man, die met het rode haar = Det er min mann, den med de røde hårene
En voor de liefhebbers:
- Hva er det? Det er kebab, den er god
- Hva er det? Det er tulipaner, De er pene, liker du dem?
- Hvem er det? Det er søsteren min, hun bor i Rotterdam
Meer lezen?
- Noorse grammatica 1: zelfstandige naamwoorden
- Noorse grammatica 2: de getallen
- Noorse grammatica 3: bezittelijke voornaamwoorden
- Noorse grammatica 4: samengevoegde zelfstandige naamwoorden
- Noorse grammatica 5: persoonlijke voornaamwoorden
- Noorse grammatica 6: werderkerende voornaamwoorden
- Noorse grammatica 7: aanwijzende voornaamwoorden
- Noorse grammatica 8: onbepaalde voornaamwoorden
- Noorse grammatica 9: bijvoegelijke naamwoorden
- Noorse grammatica 10: trappen van vergelijking
- Noorse grammatica 11: zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
- Noorse grammatica 12: tegenwoordige tijd
- Noorse grammatica 13: onvoltooid verleden tijd
- Noorse grammatica 14: voltooid deelwoord
- Noorse grammatica 15: voltooid verleden tijd
- Noorse grammatica 16: hulpwerkwoorden
- Noorse grammatica 17: bijzondere werkwoordconstructies
- Noorse grammatica 18: passieve werkwoorden
- Noorse grammatica 19: gebiedende wijs en partisipp
- Noorse grammatica 20: vragende voornaamwoorden
- Noorse grammatica 21: bijwoorden
- Noorse grammatica 22: bijwoorden over grootte, inhoud enz
- Noorse grammatica 23: voorzetsels 1
- Noorse grammatica 24: voorzetsels 2
- Noorse grammatica 25: voorzetsels 3
- Noorse grammatica 26: ja, nei, jo
- Noorse grammatica 27: verbindingswoorden
- Noorse grammatica 28: bijzinnen 1
- Noorse grammatica 29: bijzinnen 2: ontkennende bijzinnen
- Noorse grammatica 30: spreekwoorden en uitdrukkingen
Bronvermelding
- Norsk grammatikk for fremmedspråklige
- Nøkkel til Norge
- Stein på stein
- Her på Berget
- ordbok (woordenboek) Nederlands-Norsk, Norsk-Nederlands
- folkeuniversitetet
- norsk språkrad