blog placeholder

In dit deel de persoonlijke voornaamwoorden. Hoe gebruik je ze in het Noors?

Persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die aangeven om wie de tekst gaat. Dat zijn dus woorden zoals ik, jij of hij, maar ook woorden zoals haar of hem.

Zowel in het Noors als in het Nederlands wordt er een ander persoonlijk voornaamwoord gebruik als de persoon het onderwerp is, dan wanneer deze persoon niet het onderwerp is:

  • Ik loop naar de kerk
  • Hij geeft het boek aan hem

In deze voorbeelden zijn ik en hij voorbeelden van een persoon als onderwerp van de zin. Hem is een voorbeeld van een persoon die niet het onderwerp is (maar het meewerkend voorwerp in dit voorbeel).

Noorse persoonlijke voornaamwoorden

In het Noors heten persoonlijke voornaamwoorden pronomer, ze worden vrijwel altijd op dezelfde manier gebruikt als in het Nederlands

Nederlands Wel onderwerp Niet onderwerp
ik jeg meg
jij du deg
zij (enkelvoud) hun henne
hij han ham
het det
wij vi oss
jullie dere dere
zij de dem
(u) (De) (Dem)

Het woordje U wordt in het Noors alleen bij zeer officiele gelegenheden gebruikt, zoals bijvoorbeeld een bezoek aan de koning.

Een paar voorbeelden:

  • Ik hou van jou = Jeg elkser deg
  • Kun jij mij helpen? = Kan du hjelpe meg?
  • Zij kwamen na hem, maar voor ons = De kom etter ham, men før oss
  • Hij geeft een boek aan haar = Han gir henne en bok

Zoals gezegd: in het Noors worden de persoonlijke voornaamwoorden bijna altijd op dezelfde manier gebruikt als in het Nederlands. De uitzonderingen:

Als er twee personen met elkaar vergeleken worden:

Als er twee personen met elkaar vergeleken worden wordt er in het Noors gebruikt gemaakt van het persoonlijk voornaamwoord dat wordt gebruikt voor niet onderwerpen. Dit in tegenstelling tot het Nederlands (maar wordt in het Nederlands vaak fout gedaan, ook door mensen die Nederlands als moedertaal hebben). Een voorbeeld:

  • Jij bent groter dan ik (en dus niet groter dan mij) = Du er større enn meg
  • Zij kwam later dan jij = Hun kom senere enn deg
  • Hij is net zo oud als jullie = Hun er like gammel som dere

Na de woorden det er of det var:

Een zinscontructie die in het Noors veel gebruikt wordt, maar in het Nederlands niet zoveel voorkomt is de construcite “det er” of “det var”. Na deze zin wordt er altijd het persoonlijke voornaamwoord gebruikt dat niet voor onderwerpen gebruikt wordt:

  • Wie deed dat? Ik! = Hvem gjorde dette? Det var meg
  • Wie is dat? Ik! = Hvem er det? Det er meg
  • Wij hebben dat gedaan = Det var oss (maar vi mag ook) som gjorde det

 Meer lezen?

Bronvermelding

  • Norsk grammatikk for fremmedspråklige
  • Nøkkel til Norge
  • Stein på stein
  • Her på Berget
  • ordbok (woordenboek) Nederlands-Norsk, Norsk-Nederlands
  • folkeuniversitetet
  • norsk språkrad