blog placeholder

Alles bezittelijke voornaamwoorden in het Noors en de bijbehorende grammatica.

Het bezittelijk voornaamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord gebruik je om aan te geven wie de eigenaar van een bepaald voorwerp is. Een bezittelijk voornaamwoord wordt altijd gebruikt in combinatie met een zelfstandig naamwoord (namelijk datgene dat die persoon bezit).

In het Nederlands kun je op verschillende manieren aangeven van wie een bepaald voorwerp is:

  • Die fiets is van mij
  • Het is mijn fiets
  • Deze hoed is van Linda
  • Het is Linda’s hoed

In het Noors buigt het bezittelijk voornaamwoord mee met het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst (dat is in het Nederlands niet zo).

Noorse bezittelijke voornaamwoorden:

Nederlands Mnl/vwl Onzijdig Meervoud
Mijn Min Mitt Mine
Jouw Din Ditt Dine

Zijn (een ander)

Zijn (hijzelf)

Hans

Sin

Hans

Sitt

Hans

Sine

Haar (een ander)

Haar (haarzelf)

Hennes

Sin

Hennes

Sitt

Hennes

Sine

Onze Vår Vårt Våres
Jullie Deres Deres Deres
Uw Deres Deres Deres

Een paar voorbeelden:

  • Dat is mijn huis = det er mitt hus
  • Dat is mijn man = der er min mann
  • Dat zijn mijn boeken = det er mine bøker
  • Dat is jullie oom = det er deres onkel
  • Dat zijn jullie flessen = det er deres flasker

Als je de constructie hierboven gebruikt, dan moet het zelfstandig naamwoord in de onbepaalde vorm achter het bezittelijk voornaamwoord staan. In het Noors wordt echter ook een andere methode gebruikt: hierbij wordt het zelfstandig naamwoord in de bepaalde vorm voor het bezittelijk voornaamwoord. Een paar voorbeelden:

  • Dat is mijn huis = det er huset mitt
  • Dat is mijn man = det er mannen min
  • Dat zijn mijn boeken = det er bøkene mine
  • Dat is jullie oom = det er onkelen deres
  • Dat zijn jullie flessen = det er flaskene deres

Allebei de constructies zijn goed en je mag allebei de constructies in bijna alle situaties gebruiken.

Sin sitt en sine

Bij de woorden zijn en haar staan er twee verschillende buigingen. Dit komt omdat het Noors onderscheid maakt naar wie er wordt verwezen (doen we in het Nederlands dus niet). De zin hij pakte zijn fiets kan twee verschillende dingen betekenen: 1. hij pakte zijn eigen fiets 2. hij pakte de fiets van een andere man. In het Noors gebruik je sin, sitt of sine als het zijn eigen fiets pakt en hans als hij de fiets van een andere man pakt. Een paar voorbeelden

  • Hij verkoopt zijn huis (zijn eigen huis): han selger huset sitt/han selger sitt hus
  • Hij verkoopt zijn huis (dat van een ander): han selger huset hans/han selger hans hus
  • Zij rijdt in haar auto (haar eigen): hun kjører i sin bil/hun kjører i bilen sin
  • Zij rijdt in haar auto (van een ander): hun kjører i hennes bil/hun kjører i bilen hennes

Om de woorden Sin, sitt of sine te gebruiken moet je kijken naar het onderwerp van de zin (het onderwerp vind je door wie of wat voor de zin te zetten: hij loopt naar huis, wie loopt er naar huis, hij, hij is dan onderwerp). Als degene die het onderwerp van de zin is, ook de eigenaar van het voorwerp is gebruik je sin, sitt of sine. Zeker bij langere zinnen kan dit heel lastig zijn; een paar voorbeelden:

  • Jan zei dat ik zijn familie moet bezoeken, hierbij is ik het onderwerp van de bijzin, de juiste vertaling is dus: Jan sa at jeg må besøke familiens hans
  • Ik zei dat Jan zijn familie moet bezoken, hierbij is Janhet onderwerp en de juiste vertaling is dan: Jeg sa at Jan må besøke familien sin.

Genitiv

De genitiv vorm wordt ook in het Nederlands gebruikt. Voorbeelden van een genitiv in het Nederlands is bijvoorbeeld: Jans auto of Piets huis.

In het Noors kan de genitiv op twee manieren gebruikt worden. De eerste manier is precies hetzelfde als de Nederlands manier (namelijk een s achter de naam van degene die het voorwerp bezit), de andere manier is net iets anders: er wordt het woordje til tussen het zelfstandig naamwoord de de eigenaar geplaatst (vergelijkbaar met van in het Nederlands, de auto van Jan). Een paar voorbeelden:

  • De auto is van Jan: Jans bil of Bilen til Jan
  • Het huis is van Kari: Karis hus of Huset til Kari
  • Het einde van het concert: konsertens slutt of sluten til konsertern

Ook bij deze constructie is het belangrijk dat je goed oplet of het zelfstandig naamwoord in de bepaalde of in de onbepaalde vorm staat: bepaalde vorm mag alleen in combinatie met til, de onbepaalde vorm mag allen in combinatie met -s.

 Meer lezen

Bronvermelding

  • Norsk grammatikk for fremmedspråklige
  • Nøkkel til Norge
  • Stein på stein
  • Her på Berget ordbok (woordenboek) Nederlands-Norsk, Norsk-Nederlands
  • folkeuniversitetet
  • norsk språkrad