blog placeholder

Hier een overzicht van de Noors hulpwerkwoorden en het gebruik ervan in de Noorse taal

Hulpwerkwoorden

Hulpwerkwoorden zijn erg belangrijk in zowel de Nederlandse als de Noorse taal. Een hulpwerkwoord voegt in principe een betekenis aan een ander werkwoord toe (enkele uitzonderingen nagelaten). Een paar voorbeelden:

  • ik moet iets doen (moet zegt iets over doen, maar betekent zelf niets)
  • hij komt logeren (doordat er komt staat weet je dat dit in de toekomst gaat gebeuren)
  • hij blijft wachten (daar is hij dus al mee begonnen)
  • ik lig te lezen (dit zegt iets over de houding waarin je het lezen uitvoert. Dit is in het Noors een apparte werkwoordconstructie en die vind je onder het kopje bijzondere werkwoordconstructies)

Hulpwerkwoorden in het Noors

In het Noors vind je verschillende types hulpwerkwoorden, namelijk:

  1. Hulpwerkwoorden van tijd
  2. Modale hulpwerkworden
  3. Hulpwerkwoorden van oorzaak en gevolg
  4. Passieve hulpwerkwoorden (maar die worden in een ander artikel besproken, namelijk bij de passieve werkwoorden)

Hulpwerkwoorden van tijd:

Hulpwerkwoorden van tijd geven een indicatie wanneer iets gebeurt/gebeurd is of gaat gebeuren. In het Noors zijn de twee belangrijkste hulpwerkwoorden in deze categorie hebben (å ha) en zijn (å være). Deze twee woorden worden gebruikt in combinatie met een voltooid deelwoord. Door de tijd van de hulpwerkwoorden te veranderen, verander je het tijdsaspect van de hele zin:

  • ik heb gelopen: jeg har gått
  • ik had gelopen: jeg hadde gått
  • ik ben gegaan: jeg har dratt (jeg er dratt mag ook)
  • ik was gegaan: jeg hadde dratt (jeg var dratt)

Maar buiten deze constructie zijn er nog vele andere hulpwerkwoorden in deze categorie:

  • ik zal komen: jeg skal komme
  • ik zou komen: jeg skulle komme
  • ik zou zijn gekomen: jeg skulle har kommet
  • hij zal werken: han kommer til å jobbe
  • hij had gewerkt: han har jobbet
  • (ik sta te wachten: jeg står og venter, zie bijzondere werkwoordconstructies)
  • zij laat het zo zitten: hun lar det være sånn
  • laat maar zitten: la det være

Modale hulpwerkwoorden:

Deze werkwoorden geven een bepaalde houding ten opzichte van het andere werkwoord aan. In het Nederlands zijn deze woorden: hoeven, moeten, kunnen, mogen en willen. In het Noors zijn deze werkwoorden vrijwel hetzelfde, enkele voorbeelden:

  • Ik wil niet gaan: jeg vil ikke dra
  • ik wou niet gaan: jeg ville ikke dra (nu is het zowel een modaal hulpwerkwoord als een hulpwerkwoord van tijd)
  • zal ik dat doen?: skal jeg gjøre det?
  • dat hoef jij niet te doen: det behøver du ikke å gjøre
  • jeg mag dat niet doen: du får ikke gjøre det
  • ik kan dat niet doen: jeg kan ikke gjøre det

Hulpwerkwoorden van oorzaak en gevolg:

Deze hulpwerkwoorden worden ook wel causale hulpewerkwoorden genoemd. Ze geven aan dat het een de oorzaak/gevolg is van iets anders:

  • zij laat hem wachten: hun lar han stå og vente
  • zij doet hem pijn: hun gjør ham vond

Overige functies van hulpwerkwoorden

De meeste hulpwerkwoorden hebben ook een zelfstandige betekenis. Je kunt daarom hulpwerkwoorden ook gebruiken zonder een extra werkwoord (maar dan is het eigenlijk geen hulpwerkwoord meer) of met een zogenaamd meewerkend voorwerp. Bijvoorbeeld de laatste zin onder het kopje “hulpwerkwoorden van oorzaak en gevolg” is een voorbeeld van een meewerkend voorwerp (pijn is geen werkwoord, maar een zelfstandig naamwoord dat sterk aan het werkwoord gekoppeld is).

Meer lezen?

Bronvermelding

  • Norsk grammatikk for fremmedspråklige
  • Nøkkel til Norge
  • Stein på stein
  • Her på Berget ‘
  • ordbok (woordenboek)
  • Nederlands-Norsk, Norsk-Nederlands
  • folkeuniversitetet
  • norsk språkrad
  • defenitie hulpwerkwoorden en indeling: wikipedia