blog placeholder

Zin om eens iets heel ander te gaan doen en even helemaal in een andere wereld te zijn? Iets wat tegelijkertijd ook nog nuttig, leerzaam en avontuurlijk is? Misschien dat dit een idee is: vrijwilligerswerk doen bij de Inti Wara Yassi stichting in Bolivia.

Inti Wara Yassi is een soort opvangcentrum in Bolivia voor wilde dieren, zoals apen, vogels en katachtigen. De organisatie opende de eerste locatie, Parque Machía (36 hectare), in 1996, de tweede, Ambue Ari (600 hectare) in 2002, en inmiddels eind 2008 de derde, Jacj Cuisi (300 hectare). Het is de enige stichting in Bolivia waar wilde dieren opgevangen kunnen worden en bijna al het werk wordt gedaan door vrijwilligers die van over de hele wereld komen om te helpen. De meeste dieren die bij een van de drie parken arriveren, zijn afkomstig van de zwarte markt waar ze bijvoorbeeld als huisdier of circusdier verkocht worden, of als achtergelaten weesjes gevonden nadat de ouders door jagers gedood zijn. Veel dieren zijn dan ook bij aankomst ernstig ondervoed en/of mishandeld. In het park worden ze verzorgd en behandeld en wanneer het ze goed gaat, worden ze (afhankelijk van de soort) in een zo natuurlijk mogelijke omgeving geplaatst samen met een aantal soortgenoten. Hoewel het streven is de dieren weer in het wild vrij te laten, is dit meestal niet mogelijk, deels omdat de dieren vaak van jongs af aan al in gevangenschap leven en dus geen idee hebben van hoe in het wild te overleven, deels omdat de organisatie de middelen of de toestemming niet heeft om de dieren diep de jungle in te brengen en daar uit te zetten. Het doel is meestal dus ze een zo goed mogelijk leven te bezorgen met een goede verzorging, goede voeding en zoveel mogelijk bewegingsvrijheid.

 

De drie parken

De drie parken liggen ver uiteen en de omstandigheden zijn erg verschillend. Parque Machía ligt vlak langs de doorgaande weg van Santa Cruz naar Cochabamba, bij het dorpje Villa Tunari aan de rivier Espíritu Santo. Het ligt aan de rand van het grootse Amazonebekken en daarmee niet zo diep in de jungle. Zowel Ambue Ari als Jacj Cuisi liggen veel meer afgelegen van de bewoonde wereld en verder in de jungle. Parque Ambue Ari ligt 45 minuten rijden van het plaatsje Ascención de Guarayos, ongeveer halverwege tussen Trinidad en Santa Cruz, en Parque Jacj Cuisi ligt 45 minuten rijden van Rurrenabaque aan de rand van het grote nationale park Madidi, dat bekend is vanwege de jungle- en pampatours voor toeristen. Omdat Parque Machía dichtbij een dorp ligt, zijn hier de leefomstandigheden veel minder primitief dan in de andere twee parken. Zo heb je hier gewoon elektriciteit en warm water tot je beschikking en kun je gemakkelijk even naar het dorp om boodschappen te gaan doen, te gaan uiteten, of gebruik te maken van het internet. Er is zelfs een pinautomaat in het dorp (hoewel aan het eind van de week het geld op is: de grootste kans op succesvol pinnen is op dinsdag). In Parque Ambue Ari is er bijvoorbeeld geen elektriciteit en omdat het dichtstbijzijnde dorp te ver is om even heen te gaan, wordt er voor alle vrijwilligers gekookt. Geld opnemen kan alleen in Santa Cruz, dat zes uur rijden is, dus voldoende geld meenemen is vrij essentieel. Jacj Cuisi zit nog in de opbouwfase en als gevolg daarvan is het nog veel primitiever.

Naast verschil in ‘luxe’ is er ook een verschil in diersoorten en hun aantallen tussen de parken. Parque Machía richt zich met name op apen, want het gebied is te klein voor grote aantallen wilde katten die elk relatief veel ruimte nodig hebben om hun dagelijkse wandelingen door de jungle te maken. Er zijn daar dan ook maar zes grote katten (vier poema’s en twee ocelots). Ambue Ari heeft daarentegen wel 25 grote katten. In het nieuwe Jacj Cuisi zitten nog helemaal niet zoveel dieren en hier bestaat het werk vooral uit het bouwen van kooien en verblijven voor de dieren. De voorkeur voor een bepaald soort werk of werken met een bepaald soort dier kan dus mede bepalen naar welk park je het beste kunt gaan.

Een laatste, niet geheel onbelangrijk verschil zit ‘m in het aantal muggen dat je bereid bent aan te kunnen. Hoewel het in Machía, vooral in het regenseizoen, erg kan zijn met het aantal muggen in de jungle (je wordt op bepaalde dagen constant omgeven door een grijze wolk van honderden muggen met het bijbehorende gekmakende gezoem), is het in Ambue Ari nog veel erger. Hier moet je constant met twee lagen kleren lopen en je gezicht bedekken en er gaan verhalen de ronde dat één rake klap het einde kan betekenen van zo’n 30 tot 40 muggen…

 

Vrijwilligerswerk doen

In principe is iedereen die tenminste 15 dagen wil blijven van harte welkom. Je hoeft geen bepaalde ervaring of opleiding te hebben. Soms kan het echter zo zijn dat er in een van de parken op dat moment al voldoende vrijwilligers zijn en wordt je gevraagd naar een ander park te gaan. Dit zal met name in het droge seizoen gebeuren, in het regenseizoen is er altijd een tekort aan vrijwilligers. Hoewel je in het begin aan kunt geven naar welk soort dier je voorkeur uitgaat, hangt het er uiteindelijk van af waar op dat moment mensen nodig zijn en hoe lang je van plan bent te blijven, waar je ingedeeld wordt. De uiteindelijke beslissing is aan de manager. Je kunt dus niet zelf kiezen. Wel is het zo dat iemand die aangeeft voor een langere periode te blijven bijvoorbeeld meer kans heeft op het werken met een katachtige dan iemand die dit niet van plan is, omdat de minimale periode voor het werken met dit soort dier één maand is.

Houd er rekening mee dat het hard werken geblazen is. Het is zeker geen vakantie. Je maakt lange, intensieve dagen en als je geluk hebt, heb je één keer in de twee weken een dagje vrij. Het werk is ook lang niet altijd even leuk. Werken met apen houdt bijvoorbeeld voornamelijk eten snijden, eten brengen en schoonmaken in en dit ritueel verscheidene keren per dag. Werken met een kat betekent de hele dag achter het dier aan in de jungle rondbanjeren met alle ongemakken die hierbij horen, zoals glij- en struikelpartijen, stekelbomen, muggen en 24uurs-mieren. De dieren komen op de eerste plaats en dit is iets wat je moet kunnen accepteren.

 

Benodigdheden

Tweedehandskleding en rubberlaarzen zijn goedkoop in het park te krijgen. Niets blijft lang schoon en heel als je met dieren werkt dus het is beter om niet je eigen goede spullen te gebruiken, tenzij het je niet uitmaakt om ze aan het eind van je verblijf weg te gooien. Zorg wel dat de kleding die je draagt je lichaam enigszins beschermt tegen muggen en andere bijtende en stekende insecten. Let erop dat de laarzen prettig zitten en daadwerkelijk waterdicht zijn, want je loopt er de hele dag op en de hele dag natte voeten is na verloop van tijd niet gezond. Het kan wel verstandig zijn om zelf een goede regenjas of poncho mee te nemen, zeker in het regenseizoen, hoewel dan niets je echt droog zal kunnen houden. Verder is het belangrijk om van thuis al een insectenwerend middel op natuurlijke basis, zoals citronella, mee te nemen. Hoe hard je het waarschijnlijk ook nodig hebt, als je werkt met de dieren is het gebruik van DEET niet toegestaan. Natuurlijke middelen zijn in Bolivia redelijk moeilijk te krijgen, tenzij je weet welke planten je in de jungle kunt vinden die insecten weren. Met name in Ambue Ari en Jacj Cuisi is het noodzakelijk om een zaklamp te hebben. Tenslotte, als je iets van een kleine rugzak gebruikt in de jungle, neem een slotje mee om het goed te kunnen afsluiten. Niet dat je bang hoeft te zijn voor menselijke zakkenrollers, maar sommige apen zijn wel uitermate bedreven in het openen van je rugzak en ze laten zich niet makkelijk stoppen…

Wat betreft gezondheid en ziektes is het meest voorkomende probleem parasieten die je met eten of drinken binnen kunt krijgen. Hier is weinig tegen te doen, behalve dan natuurlijk uitkijken met wat je eet door bijvoorbeeld rauwe, ongeschilde groentes, zoals sla te vermijden. Maar zelfs als je voorzichtig bent, kun je een parasiet nog makkelijk oplopen. Zaak is dan dit zo snel mogelijk te herkennen en de juiste medicatie te slikken. Meestal ben je er dan na een paar dagen flink ziek zijn ook weer redelijk snel van af. Hoewel in het gebied geen malaria heerst, kan het geen kwaad om toch als voorzorgsmaatregel malariatabletten te slikken, zeker als je langere tijd in de jungle blijft. Dit is echter ieders eigen beslissing. Van Parque Machía weet ik dat vrijwel niemand ze daar slikt. Een gele koortsvaccinatie is verplicht voor reizen naar Bolivia. Wat betreft rabiësvaccinaties hoef je ze niet te nemen vanwege de dieren in het park. Deze zijn allemaal ingeënt. Er zijn echter wel veel straathonden in Bolivia die het hondsdolheidvirus kunnen dragen.

Hoewel Spaans noodzakelijk is als je met de lokale bevolking of de Boliviaanse vrijwilligers wilt communiceren, hoef je het op zich niet te spreken om vrijwilligerswerk te komen doen. De voertaal onder de vrijwilligers is Engels. Let er wel op dat een beetje Spaans begrijpen heel nuttig kan zijn om überhaupt bij een van de parken aan te komen, omdat je vanaf het moment dat je arriveert in Bolivia slechts weinig Bolivianen tegen zult komen die Engels spreken en je toch dingen zoals je busreis moet regelen.

 

Werken in Parque Machía

Omdat ikzelf in Machía als vrijwilliger gewerkt heb, neem ik dit als voorbeeld om het werk en dagelijks leven verder te illustreren.

Ik heb zes weken lang gewerkt met een poema, genaamd Gato. Hij was bijna 15 jaar oud, leeft al vanaf z’n tweede in het park en hij is kreupel. Dit laatste niet vanwege zijn leeftijd (poema’s kunnen een jaar of 20 worden), maar omdat hij opgegroeid is in een circus waar hij ernstig mishandeld werd. Hij trekt nog steeds met z’n achterpoten en kan hierdoor niet springen (iets wat als vrijwilliger zijnde niet heel onprettig is, maar wat eigenlijk heel zielig is). Hij krijgt dagelijks medicatie om de pijn tegen te gaan.

Ik verbleef in een accommodatie behorende bij het park genaamd Valle Grande. Buiten dit gebouw heeft Parque Machía nog twee accommodaties voor vrijwilligers, Las Vegas en Copacabana. Als alle gebouwen vol zijn, worden nieuwe vrijwilligers geplaatst in een van de hostels van het dorp totdat er plek vrij komt. Voor de eerste maand moest ik zo’n 300 Amerikaanse dollar betalen. Dit is alleen voor de accommodatie, eten en drinken moet je daarnaast nog betalen. Het lijkt een redelijk hoog bedrag, zeker als je bedenkt dat je in een goedkoop land als Bolivia bent en het om vrijwilligerswerk gaat. Het is echter de voornaamste bron van inkomsten van het park en het geld wordt gebruikt om voedsel en medicatie voor de dieren te betalen. Als je het vergelijkt met ander vrijwilligerswerk met dieren is het ook nog steeds redelijk weinig wat je betaalt. De accommodatie waar ik verbleef was niet de goedkoopste, Las Vegas is goedkoper, maar er was wel de mogelijkheid om zelf te koken en de algemene staat van het gebouw is beter dan van Las Vegas. Vrijwel alle kamers zijn tweepersoonskamers.

Mijn dagen begonnen telkens rond kwart over 7 met het aantrekken van de niet zo erg aangenaam ruikende jungle kleren, het inpakken van mijn rugzak (fles water, poncho, wc-papier, extra vestje tegen de muggen, fototoestel en later nog een lunchpakketje) en de twee minuten lopen naar de cafetaria voor mijn dagelijkse pannenkoek met banaan als ontbijt. Tegelijkertijd met mijn ontbijt bestelde ik een ‘sandwich de huevo’ om mee te nemen als lunch, want gedurende de dag was er geen tijd om terug te gaan naar de cafetaria. Na het ontbijt zorgde ik dat ik alle benodigdheden voor Gato verzamelde (z’n vlees, de medicatie, water en, afhankelijk van wat er nog meer nodig was, een fles met jodium, ontsmettingsmiddel en stro voor z’n ‘bed’).

Om 8 uur was het tijd om samen met de vrijwilligers die de apen aan dezelfde kant van het park moesten verzorgen te vertrekken. De weg naar Gato’s kooi was vaak al een hele onderneming op zich. De makkelijkste weg was langs de oevers van de rivier, maar bij hoog water was dit niet mogelijk. Dan moesten we de hogergelegen weg door de jungle nemen die onder andere een steile helling waar een aardverschuiving was geweest, passeerde en waarbij je een grotere kans had op een onaangenaam treffen met de apen die probeerden je rugzak leeg te roven of er vandoor te gaan met Gato’s eten. Op het strand kun je ze met behulp van het gooien van een paar stenen (niet raak natuurlijk!) op afstand houden, maar in de jungle is het te makkelijk voor ze om gewoon vanuit de bomen op je schouders te springen en wanneer ze eenmaal op je zitten, kun je ze beter hun gang laten gaan, anders bijten ze.

Eenmaal aangekomen bij Gato’s kooi, waar hij gedurende de nacht altijd verblijft, en na een vrolijk ‘Hola Gato, buenos dias!’ was het eerst zaak alles even snel schoon te maken en het eten van de vorige dag weg te halen. Het nieuwe eten wordt pas aan het eind van de dag in z’n voerbak gedaan. Wanneer dit gedaan was (Gato zat ondertussen ongeduldig buiten z’n kooi aan de lijn te wachten) was het tijd om met de poema de jungle in te gaan. Als er voldoende vrijwilligers zijn, zorg je met z’n tweeën voor één poema, soms moet je het noodgedwongen alleen doen, maar dit is af te raden in verband met de veiligheid. Gato heeft net als elke poema zijn eigen paden door de jungle die hij elke dag met enige variatie bewandelt. Stel je echter vooral geen goed begaanbaar, duidelijk pad voor. Het zijn smalle weggetjes door de jungle hier en daar aangegeven met verschillende kleuren lintjes. Het gebied is heuvelachtig en de hele dag is het dus berg op klauteren, naar beneden glijden en door beekjes banjeren. Je conditie moet dus redelijk goed zijn en er wordt veel gevraagd van je enkels en knieën, wat maakt dat iemand die hier problemen mee heeft ongetwijfeld binnen de kortste keren last krijgt. Hoewel je de poema kunt stoppen wanneer hij ergens heen wilt gaan waar hij niet naar toe mag, is hij het die bepaalt waar hij binnen de grenzen naartoe gaat en in welk tempo. Hij bepaalt ook wanneer het tijd is voor pauze. Rond 4 uur ’s middags is het, afhankelijk van waar je bent, tijd om terug richting z’n kooi te gaan. Rond half 5 geef je z’n eten, sluit je hem weer op in z’n kooi en vervolg je je weg terug naar de cafetaria, waar je waarschijnlijk uitgeput neerploft van de vermoeiende dag. De vrijwilligers die met poema’s of ocelots werken, komen meestal rond een uur of 5 ’s middags terug. De mensen die met de apen werken hebben dan nog één of anderhalf uur te gaan. De cafetaria is de plek waar bijna iedereen na het werk bij elkaar komt voor een biertje en gezelligheid en om de gebeurtenissen van die dag te bespreken. De gesprekken gaan vrijwel altijd over de dieren en wat ze nu weer uitgespookt hebben. Na een tijdje gaat iedereen langzaam richting douche en daarna richting dorp om te gaan uiteten. Uiteten is goedkoop en gemakkelijk dus er wordt vrij weinig zelf gekookt. Op zaterdagavond worden er vaak themafeestjes georganiseerd. De entree is zo’n 30 Bolivianos (iets meer dan 3 euro) en hiervan wordt het drinken gekocht. Wat er aan geld overblijft komt ten goede aan de organisatie. Op andere avonden gaan de meeste vrijwilligers vroeg naar bed, omdat het de volgende dag gewoon weer werken en vroeg opstaan is.

 

Nog een laatste toevoeging

Ja, het is hard werken en nee, het is zeker niet altijd gemakkelijk, maar het is wel een zeer unieke ervaring die je waarschijnlijk nergens anders kunt meemaken. Je werkt met indrukwekkende wilde dieren en na verloop van tijd krijg je zelfs een speciale band met ze. Mijn poema was na een week of drie aan me gehecht wat te merken was aan dat hij contact zocht en aandacht wilde. Toen ik hem een keer in z’n slaap aan een struik vastgemaakt had om even verderop in de schaduw te gaan zitten, ‘riep’ hij op me dat ik terug moest komen. Een keer toen ik naast hem in slaap gevallen was, likte hij me in m’n gezicht om me wakker te maken. Het mooiste is dat het ondanks alles nog steeds een wild dier is dat zich niet laat temmen of laat zeggen wat te doen. Na bijna zes weken met hem in de jungle te hebben doorgebracht viel het afscheid zwaar en van wat ik van mijn opvolgers hoorde was hij de eerste dagen wat van slag dat ik er niet meer was. Hij zal altijd een heel speciale herinnering blijven. Het is zwaar werk, maar zo belonend!

Naast de dieren is het natuurlijk ook een goede plek om nieuwe mensen te ontmoeten. Er komen vrijwilligers van over de hele wereld, veelal mensen die aan het rondtrekken zijn door Zuid-Amerika en waarschijnlijk zul je dus mensen treffen met wie je verder kunt reizen of mensen die je zo goed liggen dat je er waardevolle vriendschappen aan over houdt. De sfeer onder de vrijwilligers is doorgaans goed en alle ongemakken die je tegenkomt met het werk of in het dagelijkse leven in Bolivia creëren al snel een band. Het leven, de mensen en de dieren maken het tot een zeer unieke ervaring. Hard, soms letterlijk bloed, zweet en tranen, maar waardevol.