blog placeholder

Het is 2008 en we zijn op een feestje. “Jij houdt toch ook van wandelen?”, vraagt een vriend die een wandelmaatje zoekt, “waarom loop je niet met me mee met de Vierdaagse van Nijmegen?” Dat is nu net een tocht die ik niet zie zitten. Het massale trekt me totaal niet. Maar zo makkelijk kom ik er niet vanaf. Wat ik dan wel leuk zou vinden. Het eerste wat me te binnen schiet is Santiago de Compostella … nou ja, een stukje dan. En daar zit ik dan ook gelijk aan vast want ik moet een datum noemen. “Over drie jaar”, zeg ik, “dan word ik 50 en dat lijkt me een mooie reden”.

De voorbereiding

We zijn bijna drie jaar verder en Santiago is niet vergeten. Integendeel. Het oorspronkelijke idee om slechts de laatste 100 km te lopen[1] vind ik een beetje zwak en beslaat hooguit 4 à 5 dagen lopen. Vanaf de Pyreneeën is het bijna 800 km. Durf ik het aan?

Op 14 februari kondig ik mijn tocht aan bij vrienden, familie en bekenden. Ik kan nu niet meer terug. Het is dan precies een half jaar voor mijn 50ste verjaardag en het wordt tijd dat ik begin met trainen want zo geweldig is mijn conditie niet. Een paar vrienden melden zich aan om af een toe een tochtje met mij te lopen voor de training, maar daar blijft het bij. Niemand ziet het zitten om mee te gaan naar Spanje. Ook de “aanstichter” van deze tocht niet, want hij moet in mei geopereerd worden aan zijn rug, revalideren en dan is het te laat om nog te gaan trainen. Het is hem vergeven.

Maar trainen alleen is niet genoeg. Waar begin ik? Wat neem ik mee? Zijn er plattegronden?

Internet is een mooie uitvinding en ik lees de ervaringen van anderen. Ik sluit me aan bij de Jacobsvereniging in Utrecht en ontvang mijn pelgrimspas. Na ook een bezoekje aldaar staat het vast dat St. Jean-Pied-de-Port een bekend startpunt is. De aanschaf van een klein handzaam boekje waar alle refugio’s (pelgrimsherbergen) in staan alsmede de kilometerafstanden ertussen lijkt me onmisbaar. En op de vraag wat ik mee moet nemen krijg ik meerdere malen te horen dat ik de vraag verkeerd stel. Het moet zijn: wat laat ik weg! Alles wat ik meeneem en aanschaf moet zo licht mogelijk zijn.

 

Mijn uitrusting:

Een gecompartimenteerde dagrugzak met klein binnenframe. Lichtgewicht schoenen die goede steun geven aan de enkels. Maatje groter dan normaal. 3 paar goede kwaliteit wandelsokken, 3 onderbroeken, 2 BH’s, makkelijke schoentjes voor na de wandeling, een trekkershanddoek die snel droogt, toiletspullen bestaande uit miniverpakkingen, 3 antibacteriële shirts, pet tegen de zon, pleisters tegen de blaren, wat medicijnen, zomerslaapzakje, lichtgewicht fleece-jasje tegen de kou, regenjack, wandelstok en 2 broeken. Een dagboek, hoofdlampje, reisbestek, telefoon, mijn reisdocumenten en mijn boekje met de route maken mijn uitrusting compleet. Totaalgewicht: 8 kilo. Kan er misschien nog iets vanaf? Nee, achteraf bleek dat ik niets teveel heb meegenomen, behalve mijn opblaaskussentje.

 

Ik weet verder niet wat me te wachten staat, dus ik wil ruim de tijd nemen om eventueel te kunnen rusten onderweg. Op de Jacobsvereniging wordt een schatting van 5 weken gegeven voor de tocht. Dan moeten 7 weken meer dan voldoende zijn. Met een maandje onbetaald verlof erbij is dat geen probleem.
Van St. Jean naar Burgos

 

Enigszins nerveus neem ik 12 augustus afscheid van mijn wederhelft en stap op de bus naar het Centraal Station in Amsterdam. We hebben afgesproken dat ik elke dag een SMS stuur om te laten weten waar ik ben. De route wordt nauwkeurig door hem bijgehouden op een plattegrond en eventuele berichten worden door hem op Facebook gezet voor de geïnteresseerde liefhebbers.

Mijn ouders hebben een mis laten lezen in hun kerk en zijn waarschijnlijk doodsbenauwd dat mij wat overkomt, maar ze houden wijselijk hun mond.

 

Mijn eerste etappe is de trein naar Parijs (goedkoper dan het vliegtuig) waar ik moet overstappen op de trein naar Pau. Om van Paris Nord naar Paris Montparnasse te komen neem ik metro 4 naar Porte d’Orleans. Het metrokaartje kan ik al in de trein kopen. Tegen 20.00 uur ’s avonds kom ik aan in Pau waar ik van tevoren al een hotelletje heb geboekt vlakbij het station. Mijn wachttijd in Parijs heb ik besteed om alvast een kaartje voor het laatste treintraject te kopen.

De volgende dag arriveer ik ruim op tijd op het station maar er schijnt ergens een probleem met een spoorwegovergang te zijn. De vertraging brengt mijn overstap in Bayonne in gevaar en naarmate de vertraging groter wordt, groeit mijn onrust evenredig.

Om mijn eerste wandeldag niet te zwaar te maken wilde ik niet morgen op mijn verjaardag beginnen, maar vanmiddag al bij aankomst in St. Jean. Het is dan 8 km klimmen naar Orisson, waar ik al een bed heb gereserveerd. De conductrice is zeer meelevend en behulpzaam en in Bayonne hebben ze op ons gewacht.

Met een zucht van verlichting plof ik neer. Na mijn eerste stempel in St. Jean te hebben gehaald ga ik tegen 14.00 uur op weg. De weg is steil en het is behoorlijk warm. Als ik tegen een bergwand uitpuf komt er een jongeman voorbij die bezorgd vraagt of het gaat en of ik misschien water nodig heb. Deze behulpzaamheid zal ik later vaker ervaren en maakt de Camino voor mij zo bijzonder. Ook RG zal ik later weer tegenkomen.

De meeste tijd loop ik in de volle zon en pas tegen 18.00 uur kom ik aan op mijn tandvlees. Wat ben ik blij dat ik deze tussenstop heb geboekt. Ik heb nog net tijd voor een douche voordat er wordt gegeten. Ik maak kennis met Cl en Ca die ik later nog vaker zal tegenkomen. Ca neemt zich voor vanaf nu te stoppen met roken. Ik deel een kamer met 5 anderen en we slapen in stapelbedden. Zo soepel als een kreupele gazelle klauter ik in het bovenbed dat mij is toegewezen.

 

Na een redelijk slechte nacht (dat zijn de eerste nachten altijd als ik in een vreemd bed slaap), nuttig ik het simpele ontbijt en vertrek wanneer de zon langzaam opkomt. Ik geniet van het uitzicht en de weg is minder steil. Bij een plek die wordt aangegeven met een stapel stenen (Cairn) verlaat ik het asfalt en volg het uitgesleten pad door de heuvels. Bij een waterplaats kom ik de eerste markering tegen: nog 765 km naar Santiago.

Bij Col de Lepoeder wordt de asfaltweg aangeraden voor de afdaling, maar stronteigenwijs natuurlijk neem ik het bospad dat mij veel mooier lijkt. De loodsteile helling is een aanslag op mijn knieën en voeten en ik ben dan ook blij als ik arriveer in Roncevalles. Het klooster daar schijnt erg indrukwekkend te zijn, maar ook erg massaal. Na een kopje thee loop ik door naar Burquete waar ik een kamer huur. Een beetje luxe mag wel, ik ben tenslotte jarig vandaag.

 

Het schemert nog als ik Burquete verlaat en ik moet goed opletten waar de pijlen staan die de weg aangeven. Ik kreeg niet veel binnen als ontbijt dus tegen negenen stop ik bij Biskarret om nog wat te eten. Onderweg kom ik nu ook voor het eerst de trieste kant van de Camino tegen: een gedenksteen voor een Japanner. Hij is 64 geworden en heeft het einddoel niet gered.

Om 11 uur maak ik mijn tweede stop en eet wat stokbrood met mosselen uit blik aan de rand van een bospad terwijl de twee C’tjes me voorbij lopen. Ze lopen stukken sneller dan ik, maar pauzeren lang en veel zodat we redelijk gelijk opgaan. Aan het begin van de middag passeer ik dan Pasos de Roldan, een weinig indrukwekkende steen die de voetstap van Roeland moet aanduiden. Wel eentje van zo’n twee meter …ja, ja. Rond 13.00 uur bereik ik na weer een steile afdaling Zubiri. Mijn knieën doen nu behoorlijk pijn en ik hoop een brace te kunnen kopen. Helaas zijn alle farmacia dicht vanwege een feestdag en het is druk in de stad. Veel refugio’s zitten al vol en ik besluit door te lopen naar Larrasoaña. Foutje. Het is inmiddels bloedheet en ik had beter kunnen wachten. Al snel is mijn water op. Gelukkig hebben de Spanjaarden overal drinkwaterfonteinen aangelegd langs de Camino en bij Illaratz vul ik mijn flesjes bij en blijf even kletsen met IG. Ook zij loopt te puffen en te hijgen. Ze is opgelucht als ik haar vertel dat het nog maar 2 km is. Maar dat zijn dan wel 2 hele lange kilometers waar ik nog bijna een uur over doe. Er is gelukkig nog een bed in de dependance van de refugio en het is nog een benedenbed ook. Als ik IG weer tegenkom en vraag of ze al een restaurant heeft ontdekt, nodigt ze me uit om met haar vrienden te komen eten …. Ze hebben al gereserveerd en eentje erbij is geen probleem. Ik maak deze avond mijn eerste vrienden en het is een internationaal gezelschap.

RB en haar zus komen uit Zuid-Afrika en zuslief woont inmiddels in Canada, verder zijn er IG en haar Italiaanse vrienden, een franse dokter die gelijk mijn knieën onderzoekt als hij me ziet strompelen en een Amerikaan. Ieder met een eigen verhaal die ik gedurende deze tocht zal horen. Het is beregezellig, maar om 21.00 wil ik toch echt gaan slapen.

 

Om vijf uur hoor ik het eerste wekkertje al. Een paar vroege vogels staan op en zijn binnen 10 minuten vertrokken. Het verbaasd mij dan ook ze nog steeds beneden voor de deur aan te treffen als ik een uur later vertrek. Het blijkt dat de snuggertjes denken dat de deur op slot zit, maar die opent naar binnen i.p.v. naar buiten. Kennelijk waren ze dus nog niet echt wakker. Kwart over negen loop ik Villava binnen, een voorstadje van Pamplona. Ik schaf daar eindelijk mijn braces aan en denk niet ver meer te hoeven lopen. Maar dat valt vies tegen. Pas even voor de middag wandel ik door de straten van Pamplona en geniet van de leuke straten. In het park vind ik dat ik wel een rustpauze heb verdiend. Terwijl ik daar op een bankje uitrust, komt de meute van gisteren langs gewandeld en ik word enthousiast begroet. Na een half uurtje loop ook ik door naar Cizur Minor. Het is 28 C° en de weg loopt langs het asfalt zonder beschutting. Het valt niet echt mee. Bij de eerste de beste refugio stort ik neer. Dat is bij de Johannieters en de beheerster, Sophia, is erg aardig en behulpzaam. Een Spanjaard, JD, biedt aan voor ons paella te koken en we delen de kosten. Die avond eten we onder het gewelf achter de kerk met uitzicht op Pamplona. Het eten is lekker en de stemming is er een van kameraadschap. Er wordt gitaar gespeeld en gezongen door MW, een Engelsman, aangespoord JC, een Peruaanse arts die in Duitsland woont. Het wordt laat voor de meeste pelgrims, maar ik ben te vermoeid om het lang vol te houden en duik dus een stuk eerder in bed.

 

Mijn ontbijt bestaat uit was biscuitjes en fruit en dan loop ik achter wat pelgrims aan om op de goede weg te komen. In een veld met uitgebloeide zonnebloemen hebben voorbijgangers hun creativiteit de vrije loop gelaten. Van een zonnebloem waaruit de pitjes in de vorm van een smile zijn gepulkt, word je helemaal vrolijk en de bloem wordt dan ook door vele voorbijgangers op de foto gezet. Na 3 uur voornamelijk klimmen bereik ik de top van Puerto del Perdon en wacht netjes mijn beurt af om me te laten vereeuwigen tussen mijn stalen medepelgrims. Het uitzicht is adembenemend. Dan begint de steile afdaling langs een kiezelpad. Bij Uterga hoop ik er al bijna te zijn, maar zo makkelijk kom ik er niet vanaf. Ik strompel door naar Muruzabal en Obanos. In beide dorpen pauzeer ik, want mijn benen doen steeds meer pijn. Eindelijk … Puente la Reina. Als ik bekenden uit Larrasoaña zie, checken we gezamenlijk in. Ik heb geluk want voor 10 euro kan ik mijn benen grondig laten masseren. Het is een behoorlijk stevige massage, maar alle spieren zijn daarna weer los: mijn masseur verstaat zijn vak. Ik shop wat voor morgen, kan een mailtje aan het thuisfront sturen en ’s avonds eet ik met mijn Zuid-Afrikaanse vriendinnen.

 

We vertrekken ’s ochtends al heel vroeg, om 5.30 uur. Het pad stijgt en daalt afwisselend. Ik heb veel last van mijn linkerknie en strompel meer dan dat ik loop. Na het passeren van Cirauqui begin ik de kilometers af te tellen, maar dat zijn er nog behoorlijk wat. Nog 6 km naar Lorca waar ik even stop om iets te eten, nog 5 km naar Villatuarta waar ik weer een pauze neem en dan nog 4 km naar Estella. Ik zie bekenden voor de kerk staan en er moet een foto worden genomen. Als ik daarna de massa voor de albergue zie staan, zinkt de moed me in de schoenen … dit belooft weer geen rustige nacht. Alles doet me pijn, maar ik voel me niet echt ‘uitgeput’ en ik besluit daar nog een klein stukje door te lopen naar Irache en in een hotelletje te slapen. In die plaats bevindt zich een fontein waar je zowel water als wijn kan tappen … met mate dan wel. Even hiervoor zie ik mijn vrienden weer en één van hen spreekt mij in gebroken Engels aan: “Cindy”, zegt hij met een langgerekte ‘ie’, “let me take your bagpack, I’m having a good day”. Wat ontzettend lief, maar ik haak af en loop niet verder naar Villamayor. Eenmaal in het hotel rust ik uit en stuur een internetberichtje weg. Om 19.30 uur wil ik wat gaan eten, maar dat kan ik mooi op mijn buik schrijven. Pas om 21.00 uur is alles open. Er is zelfs geen snack te krijgen. Dan haal ik maar wat in het supermarktje, eet dat op in mijn kamer, geniet van een warm bad, werk het e.e.a. bij en ga naar bed als de restaurants open gaan. Wat een heerlijke luxe om een kamer voor mij alleen te hebben. Ik neem een ketoprofen in die ik van de franse arts PP heb gekregen en hoop morgen wat minder pijnlijke benen te hebben.

 

Ik heb heerlijk geslapen en wil eigenlijk mijn bed niet uit. Toch maar weer om 6.15 uur op pad. Het is even stijgen naar Villamayor de Monjardin, waar ik om 8 uur aankom. Dan volgt er een lang saai stuk van 12 km naar Arcos, waar ik ruim 3 uur over doe. Velen stoppen hier en het is er erg druk. Het is feest t.g.v. de heilige maagd en de kerk die ik passeer stroomt net leeg. De mensen zijn gekleed in het wit met rode riemen en zakdoeken om. Grote poppen en koppen van papier-maché worden meegedragen in een optocht en vanmiddag is er het stierrennen. Maar ik besluit verder te gaan. Het is inmiddels weer loeiheet geworden en ik heb eigenlijk alweer spijt. Ik rust tot drie keer toe uit en bij Sansol ben ik door mijn water heen. Het is echter nog maar 1 km, dus dat moet te doen zijn. Tegen drie ’s middags kom ik afgepeigerd aan, maar heb wel 26 km afgelegd vandaag. Ik trakteer mezelf op een voetmassagestoel. Als ik even later JC en MW tegenkom besluiten we gedrieën te gaan eten. Het wordt een Babylonische spraakverwarring. JC spreekt Spaans en Duits, MW Engels en Spaans en ik Duits en Engels. De vermoeidheid zorgt ervoor dat we telkens de verkeerde taal tegen de ander spreken, waar we dan weer vreselijk om moeten lachen.

 

Vroeg op en om 6 uur ontbijt. Ik heb slecht geslapen. Het kamertje was benauwd en ik moest het delen met o.a. een stevige snurker en een kreuner. Als ik nog maar net op weg ben hoor ik mijn naam: het zijn drie van mijn Italiaanse vrienden en we lopen tot aan Viana samen, maar dan begin ik achterop te raken … rotknie. Na een korte pauze in de stad loop ik door en al snel komt Logrono in zicht. Maar het is nog een enorm eind lopen voor ik ook echt de stad binnenloop. Langzaam maar zeker word ik door iedereen ingehaald die in Arcos zijn blijven overnachten. Gelukkig kan ik nog één van de laatste bedden bemachtigen in de kerk waar ik de inmiddels bekende meute ook weer zie. Mensen die na mij komen moeten het stellen met een matrasje op de grond. Voor een keertje ga ik naar een pelgrimsmis die toch om de hoek is. Regelmatig hoor ik het woord pelegrinos vallen, maar voor de rest versta ik er niets van. Uiteindelijk worden we naar voren geroepen om de zegen voor onze tocht te ontvangen en na afloop is het de bedoeling dat ik in de albergue ga eten. Maar mijn vrienden nodigen me uit om mee paella te eten en aangezien ik niet weet of ik ze morgen nog wel zal zien, lijkt het me leuk nog één keer met ze te gaan eten. De meesten zullen morgen naar Najera lopen en dat is 31 km. We zijn iets te laat terug, maar mogen gelukkig nog naar binnen. De Italianen blijven nog lang erg druk en het is dus een onrustige nacht.

 

Na iets naar binnen te hebben gewerkt om ketaprofen in te kunnen nemen, vertrek ik al om 5.30 uur. Bij het vogelreservaat even buiten de stad loop ik JD tegen het lijf. Hij heeft last van zijn meniscus en kan en wil niet te snel lopen. Mijn tempo is dus ideaal voor hem en we trekken samen verder. Hij is door die knie een beetje depressief en heeft gewoon een slechte dag. Hij wil dan ook niet verder dan Navarette, 13 km verderop. Daar delen we mijn brood want het is nog vroeg en er is niets open. En zelf heeft hij geen eten bij zich. Ik haal hem over door te lopen naar Ventosa. Onderweg komen we vader en zoon tegen en zij bieden aan onze rugzakken te dragen tot Ventosa. Voor mij hoeft dat niet, maar JD geeft zijn rugzak af. Het zijn goede lopers en al snel zien we ze niet meer. Dat geeft toch geen prettig gevoel, vooral omdat JD zijn laptop in de rugzak heeft zitten. Hij besluit er op een sukkeldrafje achteraan te rennen. Het blijkt gelukkig allemaal loos alarm en ik zie hem weer, mét rugzak op een terrasje in Ventosa. Na een rustpauze ga ik verder en JD is inmiddels zodanig opgeknapt en door mij gemotiveerd dat hij meegaat. Zo lopen we de rest van de dag samen en ik wordt gebombardeerd tot zijn ‘heldin’ wat hij dan ook aan iedereen die hij tegenkomt vertelt. Ik vind het wel grappig en als we in de namiddag aankomen in Najera worden we door alle bekenden onthaalt alsof we een stel sporthelden zijn. Men had zeker mij niet meer verwacht en voor meerdere mensen schijn ik een inspiratie te zijn. Wie had dat nou gedacht. ’s Avonds eten we met z’n allen bij Yantar, maar dat verloopt nogal chaotisch. ’s Nachts slaap ik maar met moeite. De jongen in het bed naast de mijne is veel te lang en heeft zijn benen in mijn bed uitgestrekt.

 

Wederom vroeg op en we lopen in het donker. Het regent ’s ochtends en ik ben erg moe. Al snel zitten we in Azofra en ik had daar beter even kunnen stoppen. Dan kom ik LS tegen en het loopt altijd makkelijker en de tijd lijkt sneller te gaan als je gezellig met iemand kan praten. In Ciruena moet ik dan toch echt even rusten. 15 km in 3½ uur is niet slecht, maar ik heb te weinig gegeten. Dan verzamel ik nog wat moed voor de laatste 6 km naar St. Domingo. Ik had plannen voor Granon, maar ik heb gewoon te weinig slaap gehad. Samen met nog anderen komen we vóór 12 uur aan en moeten we wachten tot we de albergue in kunnen. Ik verwacht dat we vanavond nog één keet gezamenlijk kunnen eten, maar dat heb ik mis. Lu moet verder, want hij moet op een bepaalde tijd in Santiago aankomen vanwege zijn terugvlucht. IG en LS nemen om 16.00 de bus want ook hun vakantie zit er op. PP en JF vertrekken morgen. Al deze mensen zijn me de afgelopen 10 dagen dierbaar geworden en ik heb moeite met het afscheid. Nooit gedacht dat ik me zo snel aan ze zou hechten. En ik ben niet de enige. Er zijn meerdere, ook de mannen, die tranen in hun ogen hebben bij het afscheid. Nadat we IG en LS hebben uitgezwaaid gaan we op het plein wat eten. Niemand heeft er behoefte aan om vanavond alleen te zijn. We worden aangesproken door J uit Denemarken: ze is alleen en vraagt of ze bij ons mag aanschuiven. En PP houdt er voor allemaal de stemming in voor vanavond.

Later komt er nog een berichtje naar een van de Italianen. JF reist via Lourdes terug naar Milaan om daar nog te bidden voor ons voor een behouden tocht en een speciaal gedachte voor mij dat ik het maar vol blijf houden.

 

Dinsdag 23 augustus: weer een emotioneel afscheid als we PP en JF achter moeten laten. Ik zal vooral die vrolijke PP missen. Het eerste stukje lopen we gezamenlijk, maar dan blijf ik al snel weer achter op de rest. Ik kom JD en GD nog een paar keer tegen onderweg, maar ik loop vandaag voornamelijk alleen. Tegen halftwee kom ik aan in Belorado. Via Cl. krijg ik het telnr. van RB, de Zuid-Afrikaanse die ik in Larasoana heb ontmoet. Ze is naar me op zoek. Ik stuur een SMS-berichtje, maar zij en haar zus blijken ver voor mij uit te lopen. Ze suggereren of ik misschien een stuk de bus kan nemen, maar daar voel ik niets voor. Ik wil de hele afstand lopen.

In Belorado trakteer ik mezelf weer eens op een privé-kamer om een nachtje goed te slapen. Een massage ziet er helaas niet in (geen tijd…geen zin, wie zal het zeggen). Dan ga ik op zoek naar bekende gezichten en vind RB. Met hem spreek ik wat af voor het avondeten en ga dan wat rusten. ’s Avonds wacht ik de meute op bij de kerk, maar de mis duurt behoorlijk lang. Pas tegen 21.00 komen ze naar buiten. J uit Denemarken is er ook bij. We eten met z’n allen en gaan dan slapen. Waar GD is gebleven weet niemand.

 

Ik heb zeker 5 uur aan een stuk kunnen slapen en ik vertrek alvast. Ongetwijfeld zullen de anderen me straks wel inhalen. Het motregent en een groot deel van de dag is het mistig. Het is prima weer om te lopen, maar je moet niet te lang stilzitten. Nog even flink doorklimmen en dan volgt er een recht stuk door de bossen. Geen toeterende vrachtwagens vandaag; een gebruik van de vrachtwagenchauffeurs om de pelgrims te groeten en goede reis te wensen. Het lopen door de bossen wordt op een gegeven moment wel saai, maar als we eruit komen worden we beloond met een schitterend gezicht van velden vol zonnebloemen. Een echt Van Gogh-momentje. Dan zie ik ook JD en Ch. Hij is teruggekomen om haar rugzak te dragen e neemt gelijk die van mij er ook bij. Heerlijk om even zonder die last te lopen. In San Juan nemen we weer afscheid. Zij blijven en ik loop door naar Ages in de hoop mijn andere vrienden daar weer te zien. Ik neem er wel even pauze en ontmoet een Nederlands stel, R en B. Zij zijn al sinds eind mei onderweg vanuit Nederland: wauw dat zijn de echte pelgrims. Terwijl zij hun tent gaan opzetten, maak ik me op voor de laatste 4 km. Dat is niet al te ver mee en de weg loopt prettig. In Ages loop ik even te zoeken, maar dan zie ik net RG naar buiten komen. De schatten hebben al een plekje voor me gereserveerd. Het dorp zelf is schattig en de albergue is niet slecht. ‘s Avonds hebben we het erg gezellig met z’n allen en hoer en daar wordt er iets teveel gedronken.

 

Weer vroeg op pad na het ontbijt. RG loopt een stukje met me mee om me gezelschap te houden. Door het verhaal dat hij vertelt krijg ik door dat hij de Camino loopt als een soort boetedoening voor de fouten die hij gemaakt heeft in zijn relaties. Dan begin ik weer achterop te raken. Ik herinner me dat JD heeft aangeraden een alternatieve route te nemen omdat de officiële route door een industrieterrein loopt, maar ik loop dus prompt verkeerd en kom midden in een gemaaid veld terecht. Ik ploeter voort en zie dan plotseling pelgrims ergens ver beneden aan de heuvel lopen. Met moeite begeef ik me in die richting en kan me tenslotte bij de stoet aansluiten waar ik ook weer JD en Ch tegenkom. Er begint iets op te bloeien tussen die twee. Ik loop met ze mee tot we een kunstmatig strandje bereiken bij een rivier: we zijn aangekomen in Burgos. De jongelui gaan zwemmen, maar ik loop verder. Er schijnt geen eind te komen aan die weg langs de rivier. Eindelijk in het centrum aangekomen neem ik afscheid van MW. De kathedraal is het eindpunt dit jaar voor hem en volgend jaar wil hij vanaf dat punt verder lopen. Na wat gezoek kom ik bij een enorme pasgebouwde albergue aan en vindt daar mijn vrienden en zowaar ook de Zuid-Afrikaanse zussen. JD heeft voorgesteld met z’n allen te gaan eten in een restaurant van een vriend van zijn oom. Voor velen is Burgos het eindpunt omdat hun vakantiedagen op zijn en het is een mooie gelegenheid om afscheid van elkaar te nemen. Iedereen is welkom.

Ik heb nog meer dan genoeg tijd en besluit al strompelend de schitterende kathedraal te bekijken. Op het plein biedt JP me een kopje koffie aan. Hij is een gepensioneerd ingenieur en tegenwoordig burgemeester van zijn stadje. Hierna ga ik even rusten en rond 19.00 begeven we ons met een aantal naar Bar Pancho waar JD voor 40 man heeft gereserveerd. Het wordt een erg gezellige avond. JD brengt me nog wel even in verlegenheid als hij mij de voor hem belangrijkste persoon van zijn Camino noemt. Er wordt niet al te laat opgebroken want de albergue sluit zijn deuren om 22.30 en dan moet iedereen binnen zijn of je slaapt buiten. Er wordt afscheid genomen en ik moet JD beloven hem van tijd tot tijd een bericht te sturen. Hij is overbezorgd nu hij niet verder meer gaat en ik wel … ik zal hem missen onderweg.

We hebben nog even tijd voor een drankje en gaan dan slapen.

 

Van Burgos naar Leon

 

Weer afscheid. MB, tante C & nicht C en GB blijven achter. Het wordt een emotioneel afscheid. Tante C spreekt geen engels en kan alleen maar steeds haar armen om me heen slaan. De grote stoere mannen staan er met tranen in hun ogen en ook ik hou het niet meer droog. In de stromende regen gaan we op pad. RB en GD verlies ik al snel uit het oog want het zijn snelle lopers en door mijn pijnlijke voeten kom ik maar slecht vooruit. Net buiten Burgos stopt het gelukkig met regenen en in Tardajos ontbijt ik met de Zuid-Afrikaanse zussen. Dan lopen zij vooruit en beloven ook voor mij een plekje te reserveren. Ik arriveer tegen 13.00 in Hornillos, rust wat uit en doe boodschappen. De zussen nemen een magnetronmaaltijd, maar ik heb behoefte aan iets meer en sluit me aan bij T en M: een Nederlander en een Ierse die samen pelgrimstochten lopen. We duiken vroeg onder de wol.

 

Ik heb geslapen als een blok en wordt pas om 6.00 uur wakker. Het is best fris als we op weg gaan, maar wel heerlijk. Als dan ook de zon nog opkomt is het helemaal fantastisch. Het is een geweldige wandeldag met mooi weer en een schitterend uitzicht. In Hontanas eten we een broodje en dan lopen we door tot aan Convento de San Anton, een vervallen klooster met albergue. Het is een mooi vredig plekje en elke pelgrim houdt hier dan ook een rustpauze. Dan volgt de laatste etappe naar Castrojeriz, een schattig dorpje. Voor we het dorp inlopen bezichtigen we eerst de kerk en nemen dan onze intrek in de albergue met een erg vriendelijke eigenaar. Na een rustpauze verkennen we het dorp maar er is niet veel open. De zussen zijn nogal besluiteloos wat het eten betreft en uiteindelijk eten we met een stel Fransen. De gebakken ansjovis is heerlijk en aan mij de taak om met handen en voeten als tolk op te treden tussen de Fransen en de zussen. Als we teruglopen zien we bij een huis een mandje fruit buiten staan met het opschrift: voor de pelgrims. Wat ontzettend aardig.

 

Ik heb slecht geslapen, het is koud en ik heb last van mijn maag. Iedereen is pas om halfzeven op en we vertrekken dus relatief laat. We beginnen met een klim naar 1050 meter met een helling van 12%, gevolgd door een daling van 18%. Na 11 km nemen we in Itero de la Vega eindelijk iets te eten. Darna wordt het weer klimmen en het is al aardig warm. Ik ben bekaf en beloof mezelf een rustpauze in de schaduw als ik boven ben. Dat doet me goed en de weg naar Boadilla del Camino loopt nu veel beter. Ook de ketaprofen begint te werken voor mijn rug. Eenmaal in het dorp kom ik M en T weer tegen en neem mijn drinkpauze samen met hen. Dan even een kijkje in de kerk nemen voor een extra stempel en ook in Puente Fitero haal ik een extra stempel. Er zit daar een lief oud mannetje … en nee ik hoef geen donatie te geven want ik kom slechts voorbij. De laatste 6 km is afzien. Het is erg warm en ik voel mijn benen. Eindelijk bereik ik dan om 15.00 uur de Albergue van Fromista. Eén van de twee Koreaanse meisjes rent naar boven en kondigt juichend aan: “Cindy is here, Cindy is here”. De zussen hebben stiekem een onderbed voor mij bezet gehouden. De beheerder is nogal een chagrijn. ’s Avonds is het een internationaal gezelschap aan de eettafel: twee Koreanen, twee Fransen, een Canadese, een Zuid-Afrikaanse en een Nederlandse. Zo zou het overal in de wereld moeten zijn.

 

We nemen afscheid van onze olijke Franse vrienden … ze moeten terug naar huis. In Poblacion haal ik de zussen weer in en we ontbijten samen. Mijn knie speelt weer op, maar een ketaprofen helpt me er overheen. Ik voel me zo goed dat ik een kleine omweg neem die prettiger loopt dan de route naast de snelweg. De Ermita die op deze landweg ligt is helaas gesloten, maar dan pauzeer ik er wel om mijn laatste restje brood op te eten. In Villalcazar bezoek ik de kerk en dan is het nog maar 6 km naar Carrion de los Condes. Het loopt wel saai langs de autobaan. In de stad check ik in bij de nonnetjes want ik kan de zussen niet vinden. Eenmaal ingecheckt krijg ik een SMS. In eerste instantie checken ze in in hetzelfde gebouw, maar het wordt zo druk dat de oudste het naar de strot vliegt en ze nemen een privé-kamer in een hostel. We gebruiken ’s avonds samen de maaltijd.

 

Ik heb nauwelijks geslapen en ik ben zo vroeg wakker dat ik maar gelijk vertrek. De zon staat al hoog als ik stop voor een ontbijtje. De weg van Carrion de los Condes naar Ledigos is vreselijk eentonig. 17½ kilometer is er niets anders te zien dan een strak blauwe lucht, een witte weg en aan beide zijden een stoppelveld. Geen boompje of hutje onderbreekt dit uitzicht waardoor je alle besef van tijd en afstand verliest. Vrij plotseling doemt na een heuvel het dorpje Calzadilla de la Cueza op. Tijd voor een drinkpauze en dan het laatste stukje naar Ledigos waar ik dan halverwege de tocht ben. In de albergue tref ik de Koreaantjes aan … even enthousiast als altijd en we eten samen.

 

Lekker kunnen rusten. Het is zo fris dat ik mijn fleece moet gebruiken. Pas in Moratinos eet ik wat en in San Nicolas neem ik een koffie waar ik ook de Koreaanse meisjes weer zie. Tegen 10.45 heb ik Sahagun bereikt. Het is niet echt een aantrekkelijke stad en ik trek dan ook snel verder na wat medicijnen te hebben gekocht. Als ik bij Calzada del Coto zit te puzzelen hoe ik verder moet lopen, wordt ik door een oud mannetje een kapel binnengelokt. Ik zal en moet het beeld van de beschermheilige der pelgrims zien en fotograferen. Hij spoort me ook aan om het water uit de pomp te drinken wat dat is het lekkerste water. Dan zet hij me op de juiste weg en rond halfdrie bereik ik Berciamos. Ik ben dik tevreden met de 27 km die ik vandaag heb afgelegd. Maar het was dan ook uitstekend wandelweer en ik was goed uitgerust. De albergue is een liefdadige instelling waar als collectief gebeurd. Het is er nogal basic en gehorig, maar de mensen zijn erg aardig. De hospitalero noemt zich Carlos want Kurt kunnen ze hier niet goed uitspreken. Jammer dat ik M niet meer heb gezien. Ze wordt vandaag 64 en ik had een kleinigheidje voor haar gekocht. Helaas kom ik haar ook de rest van de tocht niet meer tegen.

’s Avonds wordt er voor ons gekookt en zowel eten als verblijf is hier op basis van vrijwillige donatie. Het is erg gezellig en er wordt gezongen en er is zelfs een cake gebakken.

Ik het problemen met mijn telefoon. Ik kan wel ontvangen maar geen SMS zenden. Gelukkig ontmoet ik twee Nederlandse meisjes die voor mij een berichtje naar het thuisfront sturen.

 

In het donker op pad ondanks dat het al bijna 7 uur is. Het is te merken dat de dagen korter worden. De weg is saai en ten dele loop ik in de regen. Als ik in Reliego een pauze neem zie ik de Koreaantjes verdwaasd rondlopen. Ze waren gisteren verdwaald en ook nu weten ze niet goed welke richting ze op moeten lopen. Ik heb het idee dat ze deze tocht niet echt goed hebben voorbereid en ze zijn ook best nog erg kinderlijk. Ze lopen de Camino omdat ze wat van Europa wilden zien en dit was nu eenmaal een goedkope manier. Ik check in als ik arriveer in Mansilla en zie de twee Nederlandse zussen en later ook de Koreaanse vriendinnen. Ik beloof de laatste twee te leren hoe ze pasta moeten maken. Aan de hospitalero vraag ik advies voor de jeuk want in de laatste herberg ben ik lek gestoken. Ze raadt me cortisonzalf aan en onderzoekt mijn uitrusting op bedmijten. Maar alles is schoon dus dat kan is het niet geweest.

 

De eerste 6 km lopen vlot ondanks de donkerte. Bij Arcahueras loop ik bijna verkeerd. En dan zie ik voor me Leon liggen en het grote oppervlak waar ik doorheen moet. Aan het begin van de stad zie ik een Rode Kruis post en stap naar binnen in de hoop dat ze wat voor de jeuk hebben. Maar het blijkt een methadonkliniek te zijn. Vandaar de bewaking en de vreemde blikken. De dokter vermoedt dat ik gebeten ben door spinnen en wijst me het ziekenhuis. Daar spreekt echter niemand Engels en na lang wachten geef ik het op en loop verder. In Leon bezoek ik de kathedraal en dan loop ik nog een eindeloos saai stuk door een bedrijventerrein om Leon weer uit te komen. Bijna onverwacht sta ik in El Virgen del Camino. Ik twijfel of ik verder zal lopen, maar het is al halfvier dus ik blijf. De albergue is prima en in de grote keuken kook ik mijn potje. Gelukkig is er internet want ik kan nog steeds niet SMS’en.

 

De laatste loodjes

Zachtjes neem ik mijn spullen mee naar de keuken om alles in te pakken, maar als ik daar het licht aan doe blijken er mensen op de banken te liggen slapen. De albergue zat dus echt mudvol.

Volgens mijn ANWB-boekje is het van Leon naar Hospital de Orbigo wel 38 km, maar dat lijkt me stug. Onderweg loopt een Spanjaard een stukje met me mee en hij raadt me aan om in Orbigo te verblijven in albergue San Miguel. Het loopt lekker vandaag. Even buiten Villadango neem ik een korte eetpauze en pas in San Martin ga ik zitten voor een dubbele koffie. De vrouw kijkt verbaasd en moet lachen als ik naar de grote mok wijs en rekent maar 1 koffie af. Precies om 12.00 uur kom ik aan in Orbigo en ontmoet daar een aantal bekenden die ik sinds Burgos niet meer heb gezien. Dit is dus geen 38 km. In albergue San Miguel zien ze mijn beten en ik krijg eerst een grondige inspectie. Als ik “bugfree”word verklaard mag ik een bed uitzoeken. De jeukende bulten vormen nogal een attractie en menigeen houdt me aan om hun medeleven te betuigen. Ik eet been kant-en-klaar maaltijd en wat snacks en duik om 20.30 uur in bed.

 

Wederom vroeg op pad. Het is fris en als ik Astorga bereik loop ik nog steeds met fleece. Terwijl ik de helling afloop bel ik rond 9.15 uur mijn wederhelft die nog in bed blijkt te liggen. Tja, als je al 3 uur loopt denk je dat iedereen nu wel zo’n beetje wakker moet zijn. Het SMS-probleem wordt opgelost. In Astorga bezoek ik het pelgrimsmuseum. Meer voor het gebouw, dat ontworpen is door Gaudi, dan voor de inhoud. En ik trakteer me voor het eerst deze reis op wat koekjes en chocolade. Even buiten Astorga scoor ik in een schattig kerkje wat stempels en krijg van de aardige dame ook wat bidprentjes mee. Als ik in Murias pauzeer om te eten laat ik me zuiglam aansmeren. Erg lekker, maar daardoor eet ik ook ietsje teveel. In Santa Catalina loop ik een stukje mee met een 75-jarige Belg die deze route al voor de 14e keer loopt. Pet af hoor. Het laatste stukje voor ik El Ganso bereik heb ik veel tegenwind. Ik verblijf in een simpele albergue samen met de Nederlandse zussen.

 

Het is koud, mistig en er staat een gure wind. En dan gaat het ook nog regenen. Pas na Foncebadon hou ik een pauze bij het Cruz de Ferro. Ik heb honger, maar ga na 10 minuten weer verder want ik ben verkleumd. Het klimmen zit erop en het is nu alleen maar dalen. Naarmate ik lager kom, wordt het gelukkig ook warmer. In Manjarin stuit ik op een spirituele, kleurrijke albergue waar ik getuige ben van een ‘moord’ op een klein muisje. De zon is nu ook doorgebroken en het is lekker warm. Vroeg in de middag arriveer ik in Acebo waar ik veel bekende jongelui zie. Na een eetpauze loop ik een stukje verder met AC. Hij heeft een klein gitaartje bij zich en zingt bij allerlei gelegenheden. Na een moeilijke afdaling kom ik tegen vieren aan in Molinaseca. Ik ben behoorlijk moe, maar dat mag ook wel na 34 km. Het was een mooie dag. De Zuid-Afrikaanse zussen blijken in Acebo te zitten en JD heeft al foto’s gemaild.

 

Ondanks de uitstekende kamers in Santa Marina heb ik toch niet zo best geslapen. We krijgen het advies om via de autoweg te lopen omdat de officiële route niet echt mooi is en ook nog eens 2½ km langer. Deze winst lopen we weer mis in de stad als we daar de weg kwijt raken. Een gepensioneerde Canadese schoolmeester voegt zich bij me en we lopen de rest van de dag samen. Hij loopt gelukkig niet al te snel, maar draagt dan ook een rugzak van 17 kilo. Hij moet namelijk ook nog naar een bruiloft en zijn nette kleren zitten er ook in. In Columbrianos gebruiken we ons ontbijt en in Cacabelos de lunch. Het is pas 12.30 uur dus we besluiten door te gaan naar Villafranca de Bierzo. Dat is toch nog wel een pittige klim met een temperatuur van 33 Cº. We zijn allebei dan ook erg blij als we het dorp inlopen. Tegen halfvier strijken we neer in Ave Fenix en bestellen gelijk ons avondeten. Ik ben blij dat ik een onderbed bemachtig, want de stapelbedden gaan hier tot 3 hoog! Als ik sta te wachten tot het avondeten wordt opgediend hoor ik plotseling mijn naam. Het is GD en dolgelukkig vliegt hij me om de hals. En dan duikt later ook RB op. Ik ben stomverbaasd want ik dacht dat ze me alletwee ver vooruit waren sinds we de herberg in Burgos gezamenlijk hadden verlaten.

 

We staan ’s ochtends te trappelen om op pad te gaan maar zowel de deur als het hek zijn op slot. We kunnen pas om 6.30 uur weg. Terwijl ik langs de huizen loop stapt ineens JC naar buiten. Deze gereserveerde arts is zo blij me te zien dat ik word omhelst. We lopen samen tot Pereje. Daar neem ik een koffie en loopt hij verder. Bij mijn volgende stop zie ik ook de zussen weer. We lopen samen verder. Zij gaan uiteindelijk naar O Cebreiro waar de oudste haar bagage naartoe heeft laten brengen en ik stop in La Faba in de albergue van een Duits echtpaar. De laatste 5 km klim ik morgen wel als het koel is. Ik krijg vanwege mijn leeftijd het onderbed. ’s Avonds schuif ik aan bij JP en zijn vrienden en leer weer nieuwe mensen kennen. 

 

Ik begin al vroeg met klimmen en ondanks de frisse ochtendlucht ben ik al snel drijfnat. Ik arriveer in O Cebreiro als de zon opkomt en geniet van een geweldig uitzicht waarbij de mist in het dal hangt. Het levert een paar erg mooie plaatjes op. Pas in Hospital neem ik mijn eerste pauze. Ik denk het ergste voor vandaag gehad te hebben, maar na een steile afdaling volgt een even steile klim naar Alto do Poio. Op trillende benen kom ik boven en neem iets te drinken met een zakje ORS erin. In Biduedo biedt een oud vrouwtje pannenkoeken aan de pelgrims aan en vraagt om een eventuele kleine bijdrage; handig oudje … ik had een foto van haar moeten nemen. Dan loop ik verkeerd. Mijn ANWB-boek waarschuwt al voor de slechte bewegwijzering, maar ik mis toch de afslag en via een geitenpad kom ik in een verkeerd dorp terecht. Via de snelweg vind ik bij Filloval de Camino terug. Aan het begin van Triacastela kom ik GD tegen en even verderop de 2 zussen. We besluiten gelijk maar een goede maaltijd te eten want het is al wat later in de middag en ik heb niet veel gegeten vandaag. We delen een wasmachine, doen boodschappen en vlak voor we naar bed gaan nemen we nog een snackje. Van een Ierse krijg ik een paar anti-histamine tabletten tegen de jeuk en die werken geweldig. Helaas ga ik er kennelijk ook erg van snurken en ik word midden in de nacht wakker gemaakt. Daarna is het moeilijk om nog in slaap te vallen.

 

De dames hebben haast en lopen dan ook pardoes de snelweg op. Gelukkig kan ik ze nog op tijd terugfluiten en op de goede weg zetten. Onderweg komen we twee Duitse jongens tegen waarvan er één een grote paddestoel meesleept … zijn avondeten. We raken aan de praat en voor we het weten lopen we Sarria binnen. Hier nemen we afscheid. De jongens blijven hier, de zussen moeten hun tickets voor de terugweg uitprinten en ik loop door naar Barbadelo. Daar neem ik een kleine pauze en verwacht nog “slechts” 8½ km te moeten lopen. Maar het zijn wel erg lange kilometers. De zussen SMS’en mij dat ze gereserveerd hebben in het plaatsje Morgade waar ik als eerste arriveer, drijfnat en bekaf. Na wat rust en een douche doe ik mijn wasje, schrijf in mijn dagboek en ’s avonds gebruiken we de maaltijd met een al wat oudere Ier en een Spanjaard. We delen een kamer en gaan allemaal vroeg naar bed.

 

Na een voor ons doen late start stoppen we bij Mercadoiro voor een koffie. De weg naar Portomarin verloopt snel omdat we gezellig zitten te kletsen. We halen daar een stempel en ik loop gelijk door. Pas bij Gonzar komen we weer samen. Na de lunch is het nog 11½ km. Het is de hele dag al somber weer en dan begint het ook nog te motregenen. Onderweg wordt er overal geoogst … aardappelen zo te zien. Het is even doorbijten want ik begin ook weer blaren te krijgen en die schuren open. We overnachten in een heel klein plaatsje, Portos. Er is wat verwarring over de kamerprijs, maar daar komen we wel uit. € 14,= voor 3 personen leek me ook wel erg weinig. We eten vroeg en gaan gelijk daarna naar bed.

 

Het bed ligt wel erg lekker vanochtend en het liefst zou ik willen blijven liggen. Toch maar om 6.30 uur weer op pad. We drinken koffie in Palas de Rei en lunch in O Coto. In Melide geniet ik van een bordje calamares en kom één van de twee Duitse jongens weer tegen. Hij heeft nog steeds last van zijn knie en aangezien ik momenteel weinig last heb, laat ik één van mijn braces voor hem achter. Even verderop zitten de zussen pulpo te eten. Ik proef ook een stukje en dat smaakt niet slecht. Jammer dat ik al gegeten heb. We besluiten niet in Boente, maar in Castaneda te overnachten. Door het slechte weer is de stemming ook niet echt best en we sjokken in stilte naar onze overnachtingsplek.

 

Met veel pijn en moeite wurm ik mijn kapotte, opgezwollen voeten in mijn schoenen. Het is maar goed dat de tocht er bijna op zit wat door mijn voeten en het miezerige weer is de lol er wel een beetje af. De eerste stop is in Ribadiso voor een kop koffie en de bekende tarte Santiago. De volgende stop is pas in Salceda. Van het ambitieuze plan om door te lopen naar San Palo blijft niet veel over. We hebben alledrie geen zin meer en zijn blij als we kunnen neerstorten in Pedrouza. Op internet boek ik alvast een hotelkamer in Santiago en informeer het thuisfront. Mijn batterij is bijna leeg en ik weet niet hoelang ik nog kan SMS’en. Die avond komen er laat nog een aantal bikers aan die ons nog lang wakker houden.

 

Al heel vroeg gaan de zussen op pad want ze zijn bang dat ze anders niet op tijd komen voor de mis in de kathedraal. Ik ben het lopen ion het donker een beetje zat en vertrek wat later. Als ik in Lavacolla stop voor een kopje koffie tref ik daar JP aan. Tot aan Monte de Gozo lopen we samen en laten ons daar samen vereeuwigen voor het pauselijk monument. Beneden ons zien we Santiago liggen. Dan gaan we apart weer verder. JP wil graag alleen de stad binnenlopen. Voor hem is het een spirituele ervaring en ik heb daar welk begrip voor. Het is 11 uur en nog ± 5 km dalen volgens de bordjes. Dat moet voldoende zijn om de mis in de kathedraal te halen en dat lukt ook. Al om 11.30 zit ik in de banken te wachten. De tocht is volbracht en dat is toch even een raar gevoel. Precies een maand ben ik onderweg geweest en nu is het ineens voorbij.

Dan begint de mis en aan het einde wordt het enorme wierookvat gehesen: het hoogtepunt en tevens einde van de mis. Ik bezichtig de rest van de kathedraal, ga mijn laatste stempel halen en mijn Compostella. In Rua de Vilar kom ik de zussen weer tegen en we spreken af om 19.00 voor de laatste keer samen te eten. Eindelijk kan ik dan mijn hotel opzoeken, douchen en rusten.

In de namiddag ga ik mijn terugvlucht boeken. ’s Avonds eten we voor de laatste keer met z’n drietjes. De jongste zus wil nog doorlopen naar Finisterre, maar haar oudere zus neemt de bus. Ik ga morgen met haar mee, maar keer dezelfde dag terug.

 

De busreis naar Finisterre duurt een eeuwigheid en we komen pas in de middag aan. Eenmaal in de plaats zelf, valt het allemaal een beetje tegen. Het is erg toeristisch. We lopen de laatste 3 km naar de vuurtoren, dat is nu helemaal peanuts. Je komt niet makkelijk bij het strand en het is hier nog een graadje toeristischer. Tegen vieren neem ik de bus terug en neem nu ook van K afscheid.

Eenmaal terug in Santiago zoek ik een internetcafé op en breng familie en vrienden op de hoogte van de laatste feiten. De dag erop bezichtig ik Santiago, kom diverse van mijn camionvrienden tegen en ga vroeg slapen. Het is mijn laatste nacht hier en het is goed geweest. Ik verlang nu wel naar huis.



[1] Vanaf 100 km telt het als pelgrimage en kan je inschrijven als pelgrim. Dat geeft het recht om gebruik te maken van de speciale pelgrimsherbergen onderweg.