Als bufferstaat tussen de twee Zuid-Amerikaanse reuzen Brazilië en Argentinië is Uruguay, dat samen met Paraguay en Argentinië tot de La Platalanden behoort, het kleinste zelfstandig land van het continent.
Een vurchtbare bodem, uitgestrekte en goed toegankelijke landschappen en een gematigd subtropisch klimaat begunstigden de Europese immigratie, vooral van Spanjaarden, Italianen en Franse Basken. Daarom is Uruguay het meest ‘blanke’ land van Zuid-Amerika. De vorm van de oppervlakte van het land is zeer eenvoudig, nauwelijks geaccentueerd door de twee heuvelketens die aan weersijzden van de Rio Negro liggen die zuidwaarts naar de Punta Brava schijnen te lopen.
Aan de mondingen van de Rio Parana, Rio Uruguay en de Rio de la Plata is de hoofdstad Montevideo ontstaan die momenteel iets meer dan de helft van de inwoners herbergt. De kustwateren van Uruguay werden ca. 1516 verkend door Juan Diaz de Solis, die naar een zuidwestelijke doorvaart zoek was en het mondingsgebied El Mar Dolce noemde. Dit betekent de zoete zee.
De kolonisatie van het land stuitte echter op een verbitterd verzet van de Indiaanse bevolking (vooral de Charrua, nog jagers en verzamelaars en later nagenoeg volledig werd uitgeroeid). De stichtingen van Sacramento door de Portugezen en Montevideo, bijna 50 jaar later, door de Spanjaarden benadrukte de rivaliteit tussen de 2 koloniale machten om de linkeroever van Rio de la Plata.
In 1825, meer dan 300 jaar na de eerste ontdekkingsreizigers en iets minder dan 200 jaar na de kolonisatie, werd uiteindelijk de onafhankelijkheid afgeroepen. De echte onafhankelijkheid volgde echter pas in 1828.
Bij het aan de macht komen van “colorados” in 1865 brak voor Uruguay een ongekende tijd van stabiliteit en economische groei aan. Deze economische groei kende een flinke knauw in de jaren ’60 met de Latijns-Amerikaanse crisis. Zowel de welvaart als de binnenlandse rust kende een zeer woelige periode.