blog placeholder

Het oude Romeinse rijk heeft verschillende staatsvormen gekend, waarin de economie ook verschillend was. Hieronder bespreken we de kenmerken van deze verschillende vormen van economie.

Koninkrijk

Tijdens het Koninkrijk was Rome slechts een onbekende stadsstaat. De economie was nog grotendeels agrarisch, Toch werd er al wat handel gedreven via te Tiber, De op twee na langste rivier in Italië. Verder is er weinig bekend over de economie tijdens de koningstijd. Dat komt vooral omdat er niet veel buiten het werk op het platteland was.

 

Republiek

 

Tijdens de Republiek was de agrarische sector nog steeds de belangrijkste sector. Langzaam ontwikkelde wel de handel zich steeds meer. Het begon met import uit Sicilië, maar later kwam er ook steeds meer handel met andere landen als Griekenland en Spanje. Later kwamen ook luxe producten meer in trek, zoals olijfolie en kunstwerken. Ook werd er in de industrie meer gespecialiseerd, er kwam een einde aan het idee dat de ware romein alles zelf moest doen. Kleine zelfstandige bedrijven moesten plaats maken voor grotere concerns. Rome werkte zich op tot het economische centrum van de oude wereld.

 

Keizerrijk 

Tijdens het keizerrijk begon de bloeiperiode van de Romeinse economie. De handel werd veel groter en de Romeinen haalde veel meer uit hun provincies. De handel breidde zelfs zo erg uit dat het kwam tot overproductie, waardoor de Romeinen hun voorzieningen konden waarborgen. Italie kreeg er ook steeds meer Kolonies bij, waar ze grondstoffen en luxe middelen vandaan haalden en waar ze monopolies stichtten. Door een politieke chaos stopte de bloeiperiode, er werden veel pogingen gedaan om totale instorting van de economie tegen te gaan. Maar ze werkte niet, en in de 4e eeuw stortte de economie toch in. Er brak een tijd aan van veel werkloosheid, steeds meer mensen waren van het platteland vertrokken naar Rome om daar werk te vinden. In de stad kwam daardoor een werkloze massa die men moest bezig houden om een revolutie te voorkomen. Al deze mensen zorgde ook voor een zware last voor de staatskas. Rome dacht alleen aan zichzelf, wat ten koste ging van de provincies. Daarbij kwam het dat de slaven de economische ontwikkeling afremde, dat kwam omdat door slaven de modernisering niet groeide. Augustus stimuleerde de mensen om weer op het platteland te gaan werken en wist de staatsfinancien te verbeteren door betere belastingheffing. Vrijheid van verkeer, zowel voor mensen als voor goederen, een eenheidsmunt, steeds meer wegen, een dicht waterlopennet en tenslotte de Middellandse Zee- de verbinding tussen het Oosten en het Westen- zouden de binnenlandse handel en het ruilverkeer tussen de provincies bevorderen.