Rommelen met menselijk DNA is in films nooit een goed idee, en ‘Splice’ is daarop geen uitzondering. Het monster dat wetenschappers Clive (Adrian Brody) en Elsa (Sarah Polley) in hun laboratorium creëren is weliswaar eerder aandoenlijk dan moorddadig, maar alles wijst erop dat hun erperment vroeg of laat gaat ontsporen. Al laten de Frans/Canadese makers de kijker wel lang wachter voordat er bloed begint te vloeien en ligt de nadruk lange tijd vooral op de strubbelingen van de hoofdpersonen.
Clive en Elsa zijn namelijk niet alleen veelbelovende biochemici, maar ze zijn ook een behoorlijk gelukkig stelletje. Samen hebben ze met het mixen van allerlei DNA een wetenschappelijke doorbraak weten te bereiken; twee onooglijke, maar levende hompjes genetisch materiaal, Fred en Ginger genaamd, die de basis kunnen vormen voor een hele reek medicijnen. De volgende stap is natuurlijk om ook menselijk materiaal in de blender te stoppen, maar voor het zover is, wordt het stel teruggefloten door de financier van hun project. Eerst maar eens suf wat geld verdienen met wat ze al gevonden hebben, voor ze aan zulk echt controversieel onderzoek mogen beginnen.
Uiteraard proberen de twee het toch, op eigen houtje. Ze brouwen in het geheim een raar wezentje met duidelijk menselijk trekjes, maar ook een zwiepende staart met een gevaarlijke stekel. Clive wil het onverwacht levendige resultaat van hun geëxperimenteer meteen de nek omdraaien, maar Elsa krijgt spontaan moedergevoelens en omarmt hun lief ogende nieuwe creatie als een dochter.
De snel groeiende Dren, zoals het zichzelf met behulp van scrabblesteentjes noemt, is met haar grote ogen, voorliefde voor snoepjes en nieuwsgierige karakter ook net een echt mensenkind. Ook Clive gaat dan ook min of meer overstag in zijn vaderrol, maar toch blijft de onderhuidse dreiging de hele tijd voelbaar. Ergens klopt er iets niet aan die onberekenbare Dren met haar stekelstaart, en als de eerder gemaakte Fred en Ginger elkaar uitgereken bij hun feestelijke presentatie ook nog eens tot een bloederige moes hakken, lijkt het noodlot voor het wetenschapskoppel onafwendbaar geworden. Zoals gezegd duurt het heel lang voor de langzaam opgebouwde spanning omslaat in de gewelddadige climax. Er is ook zo veel te vertellen; kritiek op de winst beluste pharmaseutische industrie, onverwerkte moeder/dochter-issues bij Elsa, seksuele spanning tussen Dren en Clive. Dat menselijk drama is wel meteen de sterkste kant van ‘Splice’. De vreemde, onheilspellende driehoeksverhouding binnen het nieuwbakken ‘gezinnetje’is knap uitgewerkt, waardoor het verhaal lang blijft boeien terwijl er in feite maar weinig gebeurt. Aan het eind gaat alle subtiliteit helaas overboord en wordt het alsnog een Science–Fiction/Horror-film in de sfeer van ‘Species’ (1995) en ‘Alien’ (1986). Dat zat er natuurlijk al de hele tijd aan te komen, maar stelt na zo’n lange, mooie aanloop toch een beetje teleur.