Gelukkige mensen hebben geen verhalen, wil het gezegde, en als je kijkt naar het leven van Ingrid Jonker geloof je onmiddelijk dat het omgekeerd wél waar is. In ‘Black Butterflies’ een biopic over deze Zuid-Afrikaanse dichteres die in 1965 op 31-jarige leeftijd stierf, laat regisseuse Paula van der Oest andermaal zien dat er voor een kunstenaar geen vruchtbaarder grond is dan een kwelde ziel. Maar ook dat er voor artiesten als zij nauwelijks te leven valt.
Mocht je nog twijfelen: nee, ‘Black Butterflies’ is geen opwekkende, hartverwarmende film. Sterker nog: wie Carice van Houten wil zien in sympathieke rollen waarin ze alleen tijdelijk en ook nog grappig gek is (‘De Gelukkige Huisvrouw’) of pas na een dapper gedragen ziekte sterft (‘Komt Een Vrouw Bij De Dokter’), kan beter iets ander gaan doen. In ‘Black Butterflies’ speelt ze namelijk iemand die bij vlagen weliswaar heel charmant is en barst van scheppingsdrang, maar die ook last geeft van één van de meest vervelende bijwerkingen van (manische) depressie: grenzeloos egocentrisme.
Of Jonkers gekte een genetische oorzaak had – haar moeder leed ook aan een geestesziekte – of dat de combinatie van aanleg met een ongelukkige jeugd haar de genadeslag gaf, laat Van der Oest wijselijk in het midden. Zeker is dat Ingrid geboren werd onder een ongelukkige gesternte. Haar vader verliet het gezin nog voor ze was geboren, haar moeder stierf jong en toen ook haar grootouders overleden, werd ze samen met haar zus opgenomen in de nieuwe familie van pa, die daar duidelijk niet op zat te wachten.
Als kind begon Ingrid al met dichten, en toen ze volwassen was, maakte ze deel uit van een prominent gezelschap kunstenaars, de Sestigers, die zich alleen met literatuur bezig hielden, maar die zich ook verzetten tegen de apartheid. Haar succes maakte haar echter niet gelukkig. Haar dochtertje evenmin. En grote liefde Jack Cope (Liam Cunningham), een schrijver die haar tijdelijk voor de waanzin wist te behoeden, hield het ook al niet met haar uit.
Het wordt inmiddels een beetje saai om deze constatering te doen, maar toch: Van Houten is erg overtuigend in haar rol, en ze heeft schijnbaar geen moeite met het brede scala aan emoties dat Jonker ondergaat. Van kwetsbaar, verliefd en broos tot hard en ongevoelig; het volgt elkaar allemaal natuurlijk op. De gedoemde romance met Jack wordt bovendien op subtiele wijze gebracht; als kijker geloof je in hun liefde, maar snap je ook dat iemand als Ingrid, met haar woede-aanvallen, drankzucht en depressies, geen grote kans heeft op een happily ever after. En dan zijn er nog de sterke scènes tussen haar en haar harteloze pa (Rutger Hauer) – die zijn leven nota bene in dienst stelde van het toenmalige regime – met wie ze een levenslange koude oorlog voert.
‘Black Butterflies’ zal niet iedereen behagen: het verhaal is erg dramatisch en serieus, en Van der Oest gunt haar publiek nauwelijks een hapje lucht. Het egoïsme en het ogenschijnlijke gebrek aan zelfreflectie van de hoofdpersoon staat gemakkelijk identificatie bovendien in de weg, die is geen film waarin je automatisch sympathie voelt voor de heldin. De regisseuse heeft dat probleem echter op slimmem manier opgelost: steeds als je Ingrid dreigt op te geven, laat ze via een voice-over haar poëzie horen, en herinnert ze je er zo aan hoeveel diepte, hoeveel schoonheid er in haar zat.
Dat het camerawerk prachtig is en de landschappen van de Zuid-Afrikaanse kust adembenemend zijn, doet de boel ook geen kwaad. En als je dan in de laatste scène de stem hoort van Nelson Mandela, die Jonkers politieke gedicht ‘Die Kind Wat Doodgeskiet Is Deur Soldate By Nyanga’ voorlas tijdens zijn eerste toespraak als president voor het parlement, kun je niet anders dan stellen dat Jonker bijna veertig jaar na haar dood een eerbetoon heeft gekregen dat ze verdiende!