In Nederland zijn ongeveer 200.000 peuters en kleuters die een taalachterstand van 1 à 2 jaar hebben. Dit kan komen doordat thuis een andere taal dan Nederlands wordt gesproken, maar ook andere factoren zoals sociaal-economische omstandigheden kunnen hieraan ten grondslag liggen. Kinderen die met een taalachterstand de basisschool binnenkomen hebben een grotere kans op slechtere schoolprestaties . Om deze taalachterstand te bestrijden zijn speciale programma’s ontwikkeld: Voor- en vroegschoolse educatie, ofwel VVE. In dit artikel wordt uitgelegd wat dit is en onder welke voorwaarden VVE effectief is.
Programma’s en methodes
Voor- en vroegschoolse educatie bestaat uit programma’s die o.a. op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven gebruikt kunnen worden . De programma’s voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE) starten op de leeftijd van 2 à 3 jaar (peuterleeftijd)en lopen door naar de groepen 1 en 2 van het basisonderwijs.
Op deze manier is er een doorgaande lijn van voor- naar vroegschoolse educatie. Het doel van de programma’s is dat kinderen de taalachterstand die zij hebben t.o.v. leeftijdgenootjes spelenderwijs kunnen inhalen, zodat zij een goede start maken in het basisonderwijs. Gevolg hiervan is dat dit uiteindelijk een positief effect heeft op de schoolloopbaan en carrière. Hierbij kan het dus zowel om allochtone als autochtone kinderen gaan. Er is een aantal verschillende programma’s dat in Nederland gebruikt wordt. Al deze programma’s gaan uit van een gestructureerde aanpak. Ze nemen een aantal dagdelen per week in beslag. Veel gebruikte erkende programma’s zijn: Piramide, Kaleidoscoop, KO-Totaal, Speelplezier, Taallijn, Overstap, Boekenpret, Startblokken en Sporen.
Het effect van voor- en vroegschoolse educatie.
De laatste tijd bestaan er twijfels over het nut of effect van VVE. Effectiviteit zou niet altijd aangetoond kunnen worden en om die reden zou het de investering niet waard zijn.
Wat wel is aangetoond uit eerdere studies is, dat het vroegtijdig terugdringen van onderwijsachterstanden effectiever is, dan het bestrijden ervan op latere leeftijd. Met andere woorden: voorkomen is beter dan bestrijden. Dit is dan ook de belangrijkste reden voor het ontwikkelen en uitvoeren van VVE-programma’s.
Met name in het buitenland is een aantal studies verricht naar de effecten van VVE programma’s. Uit deze studies komt onder andere naar voren dat VVE programma’s een positieve bijdrage leveren aan de cognitieve ontwikkeling op korte termijn. Voor de effecten op langere termijn zijn de uitkomsten van deze studies minder eenduidig. Dit komt tevens doordat dit effect moeilijk meetbaar is. Vele andere factoren, zoals goed onderwijs na de voor- en vroegschoolse educatieperiode beïnvloeden de schoolprestaties en carrière. Ook de sociaal-emotionele ontwikkeling heeft grote invloed op schoolprestaties. Om die reden speelt ook de thuissituatie van kinderen een belangrijke rol. De Onderwijsraad (2008) stelt dat de sociaal-emotionele ontwikkeling een belangrijke voorwaarde is voor cognitieve ontwikkeling. Deze wordt zelfs gezien als een graadmeter voor latere schoolprestaties.
Daarom wordt vaak gepleit voor een combinatie van zowel centrumgerichte programma’s (zoals hierboven besproken) en gezinsgerichte programma’s. Bij deze gezinsgerichte programma’s wordt aandacht besteed aan de thuissituatie doordat er onder andere activiteiten worden aangeboden/aangereikt die ouders met hun kind kunnen uitvoeren om met name de sociaal-emotionele ontwikkeling te bevorderen. Deze activiteiten zijn bedoeld om sociale vaardigheden verder te ontwikkelen die belangrijk zijn om zowel op school als later in de maatschappij goed te kunnen functioneren. Deze vaardigheden zijn o.a. het ontwikkelen van zelfvertrouwen, motivatie, communicatieve vaardigheden, doorzettingsvermogen, etc.
Voorwaarden
Uit studies is gebleken dat de programma’s alleen effectief zijn als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Sceptici hebben dus een punt als zij twijfelen aan het nut van VVE programma’s. Echter ligt dit niet aan de programma’s, maar aan de uitvoering ervan en of er aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Deze voorwaarden zijn:
- goede pedagogisch-didactische benadering
- intensiviteit: 3 à 4 dagdelen per week
- kleine groepen
- ouderbetrokkenheid
- opstellen en evalueren van beleidsplannen en regelmatige observatie en evaluatie van de gestelde doelen.
- doorgaande lijn van voor- naar vroegschoolse periode.
- professionaliteit uitvoerders
N.b.1 Er gaan steeds vaker stemmen op om meer hbo-ers aan te stellen binnen de kinderopvang en peuterspeelzalen, zoals bijvoorbeeld ook in scandinavische landen het geval is. Meer mensen met een hbo werk- en denkniveau zou de kwaliteit van de kinderopvang/peuterspeelzalenten goede komen, beweert ook hoogleraar kinderopvang Louis Tavecchio van de Universiteit van Amsterdam.
N.b.2 Uit onderzoek is gebleken dat het met het taalniveau van de Amsterdamse pedagogisch medewerkers gemiddeld genomen droevig gesteld is. Uiteraard heeft het geen zin mooie programma’s aan te bieden als degenen die met de kinderen werken zelf een onvoloende spreek-, schrijf- en leesniveau hebben. Het is dus van belang dat het ook het taalniveau van de uitvoerders goed is. Deze mensen zouden de kans moeten krijgen hun taalniveau verder te ontwikkelen en op de opleiding zou hier meer aandacht aan moeten worden besteed.