Kinderen die opgroeien in een omgeving met een rijk taalaanbod ontwikkelen een grote woordenschat. In een taalrijke omgeving maken kinderen kennis met verschillende mondelinge en schriftelijke taaluitingen. Kinderen die daarentegen opgroeien in een taalarme omgeving hebben meer moeite met taal. Het is bekend dat kinderen die een taalachterstand hebben vaak problemen ondervinden op school. Uit onderzoeken is gebleken dat een succesvolle schoolcarrière minder waarschijnlijk is als deze al start met een achterstand in de taalontwikkeling.
Zo’n 25% van de ongeveer 400.000 kinderen van 2 en 3 jaar begint aan de basisschool met een taalachterstand. Vanuit die wetenschap zijn er methodes ontwikkeld om deze taalachterstand al aan te pakken voordat het kind naar de basisschool gaat. Deze VVE (Voor- en vroegschoolse educatie) -programma’s worden onder andere gebruikt door peuterspeelzalen en door een groeiende groep kinderdagverblijven. Zie ook http://artikelen.foobie.nl/onderwijs/voor-en-vroegschoolse-educatie/
De taalontwikkeling van kinderen verloopt doorgaans als volgt:
0-1 jaar:
Vanaf de geboorte luistert de baby naar de stem en taal van de moeder. Langzaamaan herkent het ook de stem van andere opvoeders. De baby begint ook zelf geluidjes te maken zoals ‘pfffff’ en ‘aaaaah’. Aan het eind van het eerste levensjaar begint de baby te brabbelen. De klanken beginnen steeds meer op echte woordjes te lijken.
1-2,5 jaar: De eerste woordjes worden duidelijk uitgesproken.Ook bootsen kinderen klanken na om iets duidelijk te maken.(Een poes is een ‘miauw’, een hond een ‘wafwaf’.) Na verloop van tijd gaat de dreumes tweewoordenzinnetjes maken zoals ‘Mama pakken’ . De woordenschat neemt op dat moment enorm toe.
2,5 – 4 jaar: De zinnen worden steeds langer. Kinderen kunnen ook vragen stellen (‘Waarom…?) en vertellen bijvoorbeeld ‘Mama is lief’. Ook gaan kinderen ontkennende zinnen gebruiken (‘Lust ik niet’, ‘Wil ik niet’) en op den duur kunnen kinderen ook samengestelde zinnen maken (‘De boterham die op tafel lag is op’ of ‘Ik wil proeven hoe het smaakt’)
4-6 jaar: Kinderen gaan werkwoorden goed gebruiken (‘Geloopt’ wordt langzamerhand ‘gelopen’, ‘Gezwemd’ wordt gezwommen’) Door wat zij op school leren gaan kinderen klanken verbinden met letters. Voor het vergroten van hun woordenschat zijn zij nog geheel afhankelijk van het taalaanbod uit hun omgeving.
6-8 jaar: Kinderen leren lezen. Dit kost het ene kind meer moeite dan het andere kind.De woordenschat groeit vooral nog door wat kinderen horen.Voorlezen, strips, zingen, en films hepen hen woorden te leren die ze zelf technisch nog niet kunnen lezen.
8-12 jaar: Kinderen kunnen steeds beter lezen. Ze leren 1700 tot 3000 nieuwe woorden per jaar bij. De meeste woorden leren kinderen als ze lezen over een onderwerp dat hen interesseert op een moment dat zij ontspannen zijn en voor kun plezier lezen.
Het belang van (voor)lezen
Een ‘normale’ taalontwikkeling zal volgens bovenstaande fases verlopen. Een taalrijke omgeving is een enorme stimulans voor de taalontwikkeling van kinderen. Daarom is het noodzakelijk dat de opvoeders van het kind zich hiervan bewust zijn. Voorlezen en lezen is van groot belang. Hiermee komen kinderen in aanraking met nieuwe woorden en vergroten zij hun woordenschat. 100.000 kinderen tussen de 2 en 5 jaar hebben een verhoogd risico op leesproblemen. 64% van deze kinderen leert toch goed lezen, tenminste: als zij worden voorgelezen. Zonder voorlezen leert maar 36% zonder problemen lezen!