blog placeholder

Het is altijd lastig wanneer er nou wel of geen -n bij een meervoud is. Wat zijn die kleine regeltjes ook al weer?

Hier lees je het allemaal.

Spelling en Stijl

Geen -n:

– Als het een meervoud op s en en heeft. Groenteman.

– Bestaat er maar 1 van. Zonnestelsel, Koninginnedag.

– Niet meer herkenbaar. Zinnebeeld, Schattebout.

Geen -e:

– Eerste deel zelfstandig nw

– Eerste deel bijvoeglijk nw. Rodekool, Platteland, Goedemorgen.

– Eerste deel een werkwoord. Spinnewiel, Knarsetanden.

Lastige gevallen meervoud:

– Cafés, baby’s, koloniën, ruziën, industrieën, epidemieën, kieviten, pausen, fotografen, aquaria, centra.

Lastige verkleinwoorden:

– Cafeetje, kommaatje, taxietje, baby’tje, cd’tje, woninkje, chocolaatje, jongetje, handvatje, laatje.

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden

– Eindigen op -en, houten schuur, zijden overhemd, nylon rugzak, plastic beker.

Allen en sommigen alleen als het op mensen slaat, die niet in de zin genoemd worden:

– Wel; Allen gingen zeer tevreden naar huis.

– Niet; Enkele gebeurtenissen begrijp ik niet/ Alle deelnemers kregen een prijs.

Lastige gevallen hoofdletters

– Kerstmis, kerstfeest, kerstkaart/ AOW, BTW, WAO, tv, aids, havo / geloven niet.

Koppelteken bij:

– Twee klinkers die een tweeklank kunnen vormen, niet bij elkaar horen; zo-even, ski-evenement, na-apen, tosti-ijzer. NIET; massaontslag, hockeyelftal.

– Twee gelijkwaardige delen; chef-kok, politiek-economisch, Rotterdam-Zuid.

– Cijfers, letters, tekens met woorden combineren; @-teken, 65+-kaart, top-100.

– Samen met; niet, non, bijna, oud, ex, chef, leerling, collega, meester, assistent.

– Niet samen met anti, behalve als het tweede deel met hoofdletter begint.

Vergelijking; mijn buurman is een boom van een kerel. (of met als)

Metafoor; die hark staat tijdens het dansen steeds op haar tenen.

Personificatie; de vakantie staat te wachten.

Metonymie; Nederland verloor de wedstrijd. / Hij vroeg haar hand.

Hyperbool; zij schaamt zich dood.

Understatement; je hebt een zware onvoldoende en dus wel wat foutjes gemaakt.

Eufemisme; hij ging heen na zijn lange lijdensweg.

Litotes; zij is niet vies van drop.

Tautologie; peter van Karel zweeg en zei niets. (zelfde woordsoort)

Pleonasme; ik heb nog nooit zulke witte sneeuw gezien.

Antithese; ik ben wel goed, maar niet gek.

Paradox; Vele eersten zullen de laatsten zijn.

Ironie, sarcasme, cynisme : van goedmoedig tot kwetsend.

 

S T I J L F O U T E N

Als of dan; ‘dan’ na een vergrotende trap.

Omdat of doordat; omdat = menselijke beslissing / doordat = geen menselijke invloed.

Hen of hun; hen = na voorzetsel / hun = na meewerkend vw.

Met wie of waarmee; met wie = personen / waarmee = dingen, dieren, zaken.

Contaminatie; aandacht vestigen aan, dit boek kost duur, de schade is te wijten aan…

Tautologie en pleonasme; zie eerder.

Dubbele ontkenning; er komt nooit niemand op bezoek bij peter, de vriend van karel.

Incongruentie; persoonsvorm en onderwerp komen niet overeen;

– Karel en Peter heeft honger.

– 80% van de jonge katten behalen hun muis-vang-diploma.

– Een groot aantal boeken lagen op karels huis.

Voornaamwoordelijke fouten;

–  De politie werkt hard aan zijn imago = haar.

Foutieve inversie; Persoonsvorm-Onderwerp = Onderwerp-Persoonsvorm

Foutieve beknopte bijzin; Wachtend op de bus begon het te regenen = FOUT.

Foutieve samentrekking;

– Zet de vaas op tafel en de televisie aan.

 

– De knater is besteld in Frankrijk en daardoor duur. (hulp ww , zelfst. ww)

Symmetriefouten; Nederlanders zijn gemiddeld langer dan de Japanner.