blog placeholder

Dit artikel gaat over de sleutelwoorden binnen het ontwikkelingsgericht onderwijs :

betrokkenheid
betekenisvol
bedoelingen
bemiddelen

In het kort: de 4 B’s

Het ontwikkelingsgericht onderwijs:

Dit geeft theorieën en idealen aan en is als werkmodel zelf nog volop in ontwikkeling. Er zijn bij dit soort onderwijs al wel belangrijke uitgangspunten herkenbaar die ik in het kort zal samenvatten:

  • Veel respect voor een kind zodat de leerkracht het kind een volwaardige rol binnen de activiteiten kan geven en die op school doelbewust worden ingezet.
  •  Aan die activiteiten kunnen meer voorwaarden gebonden zijn dan we zijn gewend
  •  Deze activiteiten moeten zinvol zijn, ze moeten betekenis hebben voor het kind en niet gericht zijn op “dat is goed voor later”.
  • De activiteiten zijn herkenbaar als culturele activiteiten die alle mensen doen in het dagelijks leven.
  • Het kind moet graag aan schoolse activiteiten deelnemen anders vindt er nauwelijks ontwikkeling plaats
  • De leerkracht heeft een bemiddelde rol binnen het ontwikkelingsgericht onderwijs.

Over betrokkenheid: elke leerkracht heeft een eigen manier om kinderen te motiveren. Zo bestaat er de intrinsieke en extrinsieke motivatie, de intrinsieke motivatie komt vanuit het kind zelf en de extrinsieke motivatie komt vanuit de leerkracht. De leerkracht heeft ook de taak om de betrokkenheid van het kind te vergroten.  Maar betrokkenheid vergroten is meer dan boeiend en fascinerend lesgeven en vertellen. Betrokkenheid vergroot je ook door het aandeel van het kind binnen de activiteit te vergroten. De betrokkenheid wordt ook vergroot wanneer je de activiteit samen met de leerlingen kiest. Verder is het thema belangrijk, onderwerpen die uit de belevingswereld van het kind komen, scoren hoger. Tijdens de activiteit is actief bezig zijn een voorwaarde voor betrokkenheid. Ook het krijgen van verantwoordelijkheid in het leerproces geeft meer betrokkenheid. Betrokkenheid in het onderwijs kun je ook uitdagend maken, in het uitdagende onderwijs: zo gaat u als leerkracht opzoek naar de juiste onderwerpen, u bespreekt met de kinderen wat ze willen leren en wat belangrijk voor ze is om te gaan leren, u biedt meerdere activiteiten aan waaruit gekozen kan worden, er zijn veel doe-activiteiten bij, u bespreekt met de kinderen wat ze zelf kunnen en waar ze hulp bij nodig hebben, de opdrachten zijn meer open, er wordt veel door de kinderen samengewerkt, u geeft instructie in kleine groepjes, kinderen reflecteren op hun eigen werk, mooi werk van de kinderen wordt beloond.

Over betekenis toekennen en betekenis ontlenen:  de mate waarop een kind zich kan concentreren op een activiteit is van invloed op de betrokkenheid. Gaan we verder kijken naar de betekenissen van kinderen, in een activiteit, dan zien we meer. Bepaalde activiteiten kunnen voor kinderen zo belangrijk zijn dat ze er betekenis aan ontlenen. Zo voelen kinderen zich competent, groot, gelijkwaardig, waardevol tijdens de activiteit. Alles wat betekenis geeft aan een kind zorgt voor een bepaalde gevoelswaarde, die leerkrachten proberen te ontdekken om het onderwijs rijker en beter te maken en te zorgen voor een goed leerproces. Als de activiteiten betekenisvol voor de leerlingen zijn wordt het resultaat opgeborgen in het lange termijn geheugen. Betekenisvol onderwijs heeft niet alleen een gevoelswaarde maar geeft ook betere resultaten dan niet betekenisvol onderwijs en is dus effectiever. De betekenis van het onderwijs zou je kunnen verdelen in individuele betekenis, groepsbetekenis en maatschappelijke betekenis. Voor een leerkracht betekent betekenisvol onderwijs dat u uw eigen ideeën vaker achterwege moet houden en kinderen meer kans moet geven om initiatieven  te ontplooien, dat u problemen niet altijd zelf moet oplossen, maar kinderen aan het denken kunt zetten, dat u elk nieuw onderwerp moet voorzien van interessante impressies, dat u eigen kennis van kinderen uit het lange termijn geheugen moet zien te halen en dat het onderwerp dan weer nog rijker wordt opgeborgen. U moet dus eigenlijk voor elke les die u geeft het volgende kunnen afvragen:  welke activiteiten hebben echt betekenis voor kinderen? wat kunnen kinderen zelf aan ideeën inbrengen, wat weten ze al van het thema, hoe kan ik ze die kennis laten inzetten? hoe kan ik een probleem inbrengen dat we samen kunnen oplossen?

Over bedoelingen van het onderwijs: je kunt de betekenis bij de bedoelingen goed combineren of andersom de bedoelingen bij de betekenis kan ook. Voor een leerkracht is het van belang bewust te zijn van de brede bedoelingen die een school heeft en in hoeverre die idealen stroken met de idealen van elke leerkracht, individueel. Voor een leerkracht is het belangrijk te beseffen dat een methode niet volledig is en dat de leerkracht deze moet aanvullen.

Over de bemiddelende rol van de leerkracht: de 3 voorafgaande B’s komen naar voren in de rol van de leerkracht: als bemiddeling tussen al deze componenten. Bemiddelden tussen wat moet en wat mag, tussen de vraag van het kind en het aanbod van het onderwijs, tussen wat de maatschappij van een school verwacht en wat het kind voor behoeftes heeft. Je zou de leraar een bemiddelaar kunnen noemen. De bemiddelende rol van de leraar is altijd op gericht om kinderen te betrekken bij culturele activiteiten als schrijven, lezen, tellen, meten en omgaan met instrumenten. Het kan ook voorkomen dat u moet bemiddelen tussen groepsactiviteiten en initiatieven van kinderen.