blog placeholder

Aantrekkingskracht, daten, relaties opbouwen, monogamie en polygamie, het is niets meer dan een neurobiologisch proces waarbij een enorm aantal chemische stoffen en mechanismen de partnervoorkeur beïnvloedt. Er zijn echter twee neuropeptiden cruciaal in de partnervoorkeur bij prairieveldmuizen, oxytocine en argininevasopressine oftewel AVP. Naast deze twee stoffen speelt ook dopamine een belangrijke rol. Ik zal het nu vooral gaan hebben over de werking van deze stoffen.

Oxytocine is een stof die onder andere moeder/kind relaties onderhoudt en belangrijk is bij het herkennen van andere individuen. AVP heeft te maken met typisch mannelijk sociaal gedrag, zoals agressie en het afbakenen van een territorium door middel van geursporen. Ook AVP is essentieel voor de herkenning van een ander organisme.

Oxytocine en AVP werken beiden in op de hersenventrikels van de prairieveldmuizen, in deze hersenventrikels zit het hersenvocht, zo versnellen deze peptiden de monogame verbintenis, het pair-bonding. Beide peptiden komen voor in beide geslachten, maar oxytocine is hierbij belangrijker in vrouwelijke veldmuizen, en AVP in mannelijke.

De receptoren van oxytocine en AVP zijn oxytocine receptor (OTR) en AVP receptor 1a (V1aR). Uit onderzoek van onder andere Sue Carter, blijkt dat wanneer we op de juiste plaats antagonisten toedienen, dat zijn stoffen die deze receptoren specifiek blokkeren, het pair-bonding voorkomen wordt. Sue Carter is een expert op het gebied van gedrag en neuroendocrinologie en de eerste persoon die het mechanisme achter monogamie ontdekte.

Hersengebieden die belangrijk zijn voor het vormen van verbintenissen, zoals de nucleus accumbens, zijn ook betrokken bij het dopamine beloningssysteem. Het zou dus mogelijk kunnen zijn dat het pair-bonding een aangeleerd resultaat is van het vrijkomen van dopamine. Het samen zijn met een maatje leidt in vrouwelijke prairieveldmuizen tot een verhoging van 51% van de extracellulaire dopamineconcentratie. In mannelijke muizen stijgt de dopamine turnover.

Uit onderzoeken uit 2000 en 2003 blijkt dat bij toediening van de dopamine receptor antagonist, haloperidol, de partnervoorkeur werd geblokkeerd, en bij toediening van de dopamine receptor agonist, apomorphine, juist gestimuleerd. Ook stijgt het aantal D1 dopamine receptoren in de nucleus accumbens van een mannelijke prairieveldmuis na een aantal weken gedate te hebben en een band te hebben gevormd. Activatie van D1 voorkomt hierbij het vormen van nieuwe verbintenissen, het vreemdgaan als het ware. Door de toename van D1 wordt dus de bestaande band behouden en de monogame sociale organisatie gestabiliseerd.

Ook in niet-monogame knaagdieren zoals de weideveldmuis, komt gedurende het daten dopamine vrij. Er komt echter nooit een monogame verbintenis tot stand. Dit komt omdat in monogame dieren, het dopaminesysteem en het oxytocine/AVP systeem gekoppeld zijn. Bij remming van de oxytocine receptor wordt de partnervoorkeur door D2 geblokkeerd, en andersom. Ook komt bij het toedienen van dopamine, oxytocine vrij, en bij het toedienen van oxytocine, dopamine. Een niet-monogaam dier heeft veel minder oxytocine en AVP receptoren en deze systemen zijn daarom ongekoppeld.

Kortom, de partnervoorkeur wordt onder andere beïnvloed door oxytocine, argininevasopressine en dopamine. Monogamie komt daarbij tot stand door de hechte samenwerking van deze stoffen.

Hoe die samenwerking precies tot stand komt en hoe het pair-bonding systeem nou helemaal werkt, is nog niet bekend. Er spelen nou eenmaal een hoop complexe processen rond het ‘daten en maten.’