blog placeholder

Ooit deden de mensen alles zelf. Heel hun lijf werd gebruikt om in leven te blijven. Hun spierkracht bewerkte akkers, smeedde het ijzer en bouwde de huizen. Hun denkkracht leerde hen dat ze voorraden voor een volgend jaar moesten opslaan en hun ervaring hoe ze dat moesten doen. Die denkkracht zorgde er ook voor dat ze hulpjes gingen gebruiken. Eerst maakten ze de dieren – voor zover dat kon – tot werknemers, later slaagden ze er in om machines te maken die werk, steeds meer werk van hen overnamen. Maar wat deed dat met de mens?

Zoals bovenbeschreven moet het ooit zijn geweest. Maar ook dan zit er al iets in van dat de mensen hulpmiddelen gebruiken. Ze maken van stenen schrabbers en speerpunten, gebruiken stukken bomen om de aarde mee te doorwoelen en om er een knots van te maken. Ze ontdekken de kracht van lianen om iets vast te binden en dat je vuur en klei kunt combineren om dingen te maken waaruit je kunt eten en waarin je iets kunt bewaren.

Eeuwenlang gaat die evolutie, die langzame ontwikkeling door. Al zijn sommige van die ontdekkingen revoluties geweest met veel gevolgen. De ontdekking van bijvoorbeeld het wiel, de landbouw, het spinnewiel, en het schrift zijn van wereldbelang geweest. Gaandeweg hebben mensen meer en meer ontdekt. Ze leerden nog beter het land te bebouwen, nog beter schepen te maken, mooiere en sterkere kleren te maken, gebruik te maken van windkracht via molens, wapens te smeden……Bij dat alles speelt hun lichaamskracht en hun hersenkracht een grote rol.

De Industriële Revolutie die ergens in de 17e eeuw in Engeland begint, zal daarin verandering beginnen te maken. De mens ontdekt de machine. Stoomkracht, waterkracht, elektriciteit drijft de machine aan. Als je de ontwikkeling van de diverse machines op een rijtje zet is het eigenlijk verbazend wat er in een relatief korte tijd wordt ontdekt. En het spaart de mensen lichaamskracht. Wordt er in het begin van de Industriële Revolutie nog vaak hard en onder verschrikkelijke omstandigheden gewerkt, uiteindelijk komt er een toestand waarin de machine werkt en de mens zorgt dat de machine werken blijft. De hoeveelheid spierkracht die moet worden gebruikt neemt af en hij gaat minder vaak dood van het harde werken. Uiteindelijk leidt het tot werkomstandigheden waarin de mens op knoppen drukt en controleert of de machines hun werk doen.

{{extraAds}}

En gaandeweg die ontwikkeling bedenkt de mensen ook machines die voor hem denkwerk doen. Waar het telraam nog een onbeduidend hulpmiddel was, neemt de rekenmachine het eigenlijke denkwerk over en lijkt de mens de helper te zijn. Om het dan nog maar niet eens te hebben over digitale fototoestellen, volautomatische grasmaaiers, mobieltjes waarmee je de hele wereld kunt benaderen en natuurlijk de computer. De ontwikkeling lijkt eindeloos en zich in een steeds sneller wordend tempo te voltrekken. De denkkracht die de mens vroeger nodig had om te leven, is overgenomen door machines.

Natuurlijk heeft dat ook gevolgen, al zal men die gevolgen misschien pas over een paar eeuwen goed kunnen inschatten. Maar een aantal laten zich nu al zien: het reken- en taalvermogen van de mens neemt af, de parate kennis vermindert (is immers niet nodig, want je kunt het opzoeken). De gevolgen van een stroomstoring of een internetstoring zijn groot, want alles gaat via de computer. De postbode is straks niet meer nodig, er zijn minder boekwinkels want internet is immers sneller en gemakkelijker (echt een boek in je hand houden, er aan “ruiken” wordt iets van vroeger). Het zijn maar een paar voorbeelden, maar de ontwikkelingen zullen van invloed zijn op de mens en vooral op de manier waarop mensen hun hersenen (kunnen) gebruiken en hoe ze leven. En eigenlijk – als je de geschiedenis terugkijkt – is dat ook altijd zo geweest.